De eerste vrouwenhater?

Tineke
Melkebeek

 

De eerste vrouwenhater?

Tineke Melkebeek

 

Onze geschiedenis is een zeer vrouwonvriendelijke geschiedenis. Het stereotiepe vrouwbeeld is er één van emotionaliteit en zwakheid. Hoe ver kunnen we teruggaan in de tijd om de wortels van deze misvatting te ontdekken?

 

Iedereen die kennismaakt met de fascinerende filosofie van Aristoteles (384-322 v. Chr.) zal met straffe, vrouwonvriendelijke uitspraken worden geconfronteerd. Hij was de eerste die een theorie heeft ontwikkeld over de inferioriteit van het vrouwelijke geslacht. Waarom is dit belangrijk? Omdat deze leerling van Plato wel eens de meest invloedrijke filosoof ooit kan worden genoemd. Zijn ideeën klinken ook door in het gedachtegoed dat vanaf de 11e en 12e eeuw naar voren geschoven werd, niet alleen door christelijke filosofen, maar ook door islamitische en joodse denkers. De invloed de Aristoteliaanse filosofie op het westerse denken is dus werkelijk enorm. De vraag is echter waarom Aristoteles, als één van de meest bewonderenswaardige denkers uit de geschiedenis, het vrouwelijke minderwaardig acht.

 

Aristoteles stelt in één van zijn belangrijkste werken, de Politica, dat de vrouw van nature de ondergeschikte is van de man. Hij vertelt ons echter niet waarom. We lezen ook dat de vrouwelijke rede “geen autoriteit” heeft. Hoe kunnen we dat interpreteren?

Aristoteles kan bedoelen dat een vrouw niet kan nadenken. Anderzijds kan hij met “zonder autoriteit” een tekortkoming van een andere aard willen duiden. Een mogelijkheid is dat de vrouw wel rationeel kan nadenken, maar dat ze tóch emotionele beslissingen zal nemen. Dit betekent dat een vrouw intelligent kan zijn, maar dat ze zich toch door haar emoties zal laten leiden. Een handig voorbeeld om deze al te menselijke eigenaardigheid te illustreren is natuurlijk de mythologische prinses Medea. Wanneer Jason haar verlaat wil ze wraak op hem nemen. Het verlangen om hem leed te berokkenen is zo groot dat ze hun kinderen vermoordt. Ondanks de slechtheid van deze daad, ziet ze dat dit dé perfecte manier is om haar doel te bereiken: Jason zo hard mogelijk treffen. Het probleem is dus niet dat Medea dom is, integendeel. Maar ze begaat de fout haar redelijke verstand niet te volgen. Op die manier ontbreekt het de vrouwelijke rede aan autoriteit; namelijk, binnen de vrouwelijke geest zelf.

 

Er is nog een andere interpretatie van het etiket “zonder autoriteit”. Misschien heeft de vrouwelijke rede geen autoriteit tegenover de mannelijke rede. Deze mogelijkheid blijkt onder meer uit het volgende citaat uit Sophocles’ Ajax, dat Aristoteles als vuistregel wil aandragen: “To a woman silence is a crowning glory”. En dat terwijl Tecmessa, de vrouw van Ajax, zijn leven had kunnen redden, als hij maar had willen luisteren! Deze interpretatie bevestigt dat het inzicht van de vrouw correct kan zijn, maar genegeerd wordt. Zo begrijpen we dat de vrouwelijke rede op sociaal vlak “zonder autoriteit” kan zijn. Aristoteles wou hiermee misschien de seksistische structuur van zijn samenleving louter weergeven.

Voor de moderne lezer is het natuurlijk contra-intuïtief om het dempen van het vrouwelijke woord los te zien van een psychologisch falen. Zoals gezegd legt Aristoteles helaas niet uit op welke manier de vrouwelijke rede geen autoriteit heeft. Hij stelt deze inferieure conditie alleen maar als “natuurlijk” voor. Dat iets “natuurlijk” is, suggereert voor de hedendaagse lezer bijna automatisch een biologische basis. Daarom belandt de moderne lezer van Aristoteles spontaan aan bij zijn omvangrijke biologische studies, in de hoop alsnog een verklaring te vinden voor de onvolmaaktheid van het vrouwelijke intellect.

Aanvankelijk lijkt Aristoteles’ biologie een verklaring te bieden voor de vrouwelijke ondergeschiktheid. In de voortplantingstheorie staat letterlijk dat een vrouw een mislukte man is. En dit keer wordt ons wel uitgelegd waarom hij dit denkt. Door een fout bij de verwekking ontwikkelt er zich een vrouwelijke foetus, met een hele reeks lichamelijke defecten tot gevolg. Een vrouw is dus een “natuurlijke afwijking”, iets dat afwijkt van de norm: het mannelijke.

Het is opmerkelijk dat Aristoteles de onvolmaaktheid van het vrouwelijke lichaam als “zonneklaar” voorstelt, terwijl de vrouw bijvoorbeeld borsten heeft en de man duidelijk niet. Maar ook de borsten getuigen van een vrouwelijk tekort, want in plaats van ze op afmeting te beoordelen, zoals hij vaak doet (bijvoorbeeld met de grootte van het lichaam in zijn geheel), beoordeelt hij ze op iets anders, namelijk de stevigheid van de weefsels. Dat vrouwen niet kaal worden is ook een gevolg van hun inferieure conditie. Zelfs het lager aantal vrouwelijke misgeboortes wordt geïnterpreteerd als een fout van de natuur: doordat vrouwelijke foetussen minder rondbewegen in de baarmoeder lopen ze minder snel schade op.

 

Het is verbazend dat de lichamelijke inferioriteit van de vrouw haarfijn wordt uitgelegd zonder dat hier sociale of politieke richtlijnen aan worden verbonden. Want in de Politica, waarin Aristoteles stelt dat de vrouw zich in de praktijk dient te onderwerpen aan de man, wordt opvallend genoeg helemaal niet gesuggereerd dat de vrouw in de eerste plaats lichamelijk zwakker is dan de man. Aristoteles stelt zelfs dat men de inferioriteit van andere volkeren kan zien aan het feit dat ze over hun vrouwen heersen, alleen maar omdat ze hen fysiek de baas kunnen. De minderwaardigheid van de vrouw zit dus ook genesteld in mentale eigenschappen. Niets kan dit veranderen, omdat Aristoteles de “deugdzaamheid” karakteriseert als het vervullen van onze natuurlijke functie. In het geval van de vrouw kan zij dus wel deugdzaam zijn, maar enkel door een goede ondergeschikte te zijn.

 

Het is echter niet correct om dit seksisme te misvormen door de mysterieuze uitspraak dat de vrouwelijke rede “geen autoriteit” heeft als verduidelijkt te beschouwen met de elementen uit de biologie. Aristoteles wekt nergens de indruk dat zijn biologische theorie de sociale rol van de vrouw moet rechtvaardigen. Het is dan ook cruciaal om te begrijpen dat wat ons verbaast en verbluft, vanuit een andere context normaal kan zijn. We leren nooit meer over onze eigen manier van denken dan door de botsing met een ander soort logica, bijvoorbeeld die van de oude Grieken.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                                                                                                        976 woorden

Download scriptie (697.09 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
prof. dr. Danny Praet
Thema('s)