Wat als een architect zijn eigen huis ontwerpt?

Linsy
Raaffels

Stel, u beschikt over de nodige kennis om uw eigen woning volledig van nul te ontwerpen. Zou u kiezen voor comfort, energiezuinigheid, veel natuurlijk daglicht, of opteert u toch eerder voor dat prachtig uitzicht? Vermoedelijk denkt u momenteel aan enkele voorbeelden die u bent tegengekomen in de loop der jaren. U denkt aldus als klant aan gekende opties om een mooie en comfortabele woning te bekomen die voldoet aan uw eigen wensen. U denkt niet als architect. Namelijk, wanneer een architect voor zichzelf een woning ontwerpt, stapt hij vaak uit de comfortzone van het ‘gekende’. Hij laat zich zelfs eerder verleiden tot een spannend nieuw experiment waarmee hij de architecturale wereld een ongeziene wending kan geven.

 

De architectenwoning als specifiek woningtype in Brussel

Wanneer een architect voor zichzelf een woning ontwerpt, zijn de functies van bouwheer en architect verenigd in één en dezelfde persoon. De architect is daarom niet gebonden aan wensen van klanten. Daardoor kan hij een project uitwerken dat volledig zijn eigen creatieve ambitie weerspiegelt. Deze ambitie is soms zo sterk, dat basisbehoeften zoals comfort ondergeschikt worden. Zo vertelt internationaal erkend architect Philip Johnson bijvoorbeeld over zijn glazen huis (New Canaan, 1949): in de zomer moet hij overdag naar buiten omdat het binnen te veel opwarmt, en in de winter moet hij binnen een zekere afstand van de haard blijven omdat het anders te koud is. Dan vermeldt hij nog niets over zijn gebrek aan privacy... Niet meteen een woning waar een klant voor zou staan springen.

Eigen woning Philip Johnson (New Canaan, 1949)

Net vanwege het vooropstellen van een ontwerpgedachte, zijn het vaak de eigen, gedurfde ontwerpen van architecten die speciale betekenis krijgen in het architecturaal patrimonium van een stad omdat ze innovatief of vooruitstrevend zijn. Echter zijn architectenwoningen tot op heden nog niet in detail bestudeerd voor Brussel. Daarom focust deze scriptie op het documenteren en bevatten van de verscheidenheid, waarde en evolutie van architectenwoningen in het Brussels Hoofdelijk Gewest. Deze doelstelling werd verwezenlijkt dankzij de ontwikkeling van drie nieuwe onderzoeks- en beoordelingsinstrumenten: een uitgebreide inventaris, een meervoudige-criteria analyse uitgevoerd op de gevonden woningen en beschrijvende fiches. Dankzij deze vernieuwende aanpak werden 252 architectenwoningen geregistreerd en werden verschillende parameters om architectenwoningen te onderzoeken vastgelegd. Zo werd onder meer de aanwezigheid van een atelier, de perceelkeuze of de typologie (bv. rijwoning, vrijstaande woning of appartement) geanalyseerd. Eveneens werden deze gegevens onderzocht in relatie tot de geografische ligging en de evolutie over de tijd. Daardoor was het mogelijk om architectenwoningen te bestuderen als een zeer specifiek woningtype binnen de Brusselse context, waardoor ook hun belang voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kon worden aangetoond. Bovendien was het ook mogelijk in te schatten in hoeverre de persoonlijke woning van een architect een werkinstrument vormt om zijn architecturale praktijk te verfijnen.

 

Individuele pareltjes

Achter elke architectenwoning kan men een andere ontwerpambitie terugvinden. Sommigen experimenteerden met gevelreclame (met vermelding van naam, beroep en uitbundige muurschilderingen of architecturale details in de gevel). Hierdoor verheven zij hun eigen woning tot een fysiek visitekaartje om op deze manier klanten aan te trekken. Andere architecten zetten hun eigen woning in als statement tegen de bestaande architecturale praktijk. Denk maar aan Victor Horta die de planopbouw van de klassieke rijwoningen (een hal aan de ene zijde en opeenvolgende kamers aan de andere zijde) omgooide in zijn eigen woning (Sint-Gillis, 1898-1901) en het midden openbrak om natuurlijk daglicht in de woningen te brengen. Aan de andere kant was Louis Herman De Koninck dan weer een van de eerste architecten om beton te integreren in de woningindustrie door zijn eigen woning op te trekken in experimenteel beton metselwerk (Ukkel, 1924).  

Eigen woning Victor Horta (Sint-Gillis, 1898-1901)Eigen woning Louis Herman De Koninck (Ukkel, 1924)

Belang van valorisatie

Naast kennis zijn ook valorisatieprojecten van belang. Dergelijke projecten spelen een cruciale rol in de bewustmaking bij het breder publiek voor de waarde van architecturaal erfgoed. Momenteel is slechts 2% van alle architectenwoningen in Brussel weer in zijn vergane glorie hersteld, en is slechts één van de 252 gevonden woningen opengesteld voor het breder publiek (zijnde de eigen woning van Victor Horta). Gezien de nood aan dergelijke projecten en aangezien binnen de opleiding van ingenieur-architect de masterscriptie zowel (historisch) wetenschappelijk onderzoek als een ontwerp moet omvatten, is er gekozen om de privéwoning van Louis Herman De Koninck (Ukkel, 1924) te valoriseren vanwege het hoge erfgoedpotentieel. De kwaliteiten liggen voornamelijk in de uitwerking van het vernieuwende Existenzminimum concept – kwalitatief wonen op een kleine oppervlakte – en het gebruik van de woning als een testbank voor nieuwe constructietechnieken (zoals prefabricatie, nieuwe raamkaders en gevelafwerking). Daarenboven vertegenwoordigt de woning een eeuwigdurend experiment en is het de fysieke getuige van meer dan 40 jaar praktijk en ideeën van de architect.

Eigen woning Louis Herman De Koninck (Ukkel, aanpassingen 1968)

Specifieke aandacht ging bij de valorisatie uit naar het reliëf van het perceel, de relatie tussen de woonruimtes en de tuin, materiaalkeuze, draagstructuur, meubilair en ruimtebesparende interventies. Op basis hiervan werd een rijk programma naar voor geschoven dat complementair is aan de waarde van het huis: hoofdzakelijk krijgt de woning een museum functie. Deze functie wordt aangevuld met een artist-in-residence unit (waarin buitenlandse architecten kunnen verblijven gedurende een opdracht in Brussel), een boekcafé en een ruimte voor lezingen en workshops. Op deze manier kan het grote publiek kennis maken met het werk van De Koninck, maar ook met architectenwoningen in het algemeen.

 

Louis Herman De Koninck als koploper voor de toekomst

Dankzij het historisch, wetenschappelijk onderzoek binnen deze scriptie was het mogelijk de eigen woning van Louis Herman De Koninck nieuw leven in te blazen en prominent in de aandacht te brengen. Daardoor kan het project opgevat worden als een best practice, een voorbeeldontwerp waarnaar ook andere architectenwoningen kunnen worden gevaloriseerd. Architectenwoningen die op analoge wijze geherwaardeerd worden, en aldus bijdragen aan de kennis over onze hoofdstad en haar architectuur, kunnen in de toekomst ook opengesteld worden voor Open Monumentendagen of Biënnales. Maar als u niet kunt wachten tot de volgende editie om meer te weten te komen over architectenwoningen, kan u alvast meer informatie terugvinden op: linsyraaffels.wix.com/architectshouses.

Download scriptie (19.2 MB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Inge Bertels
Thema('s)