Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de Vlaamse Scriptieprijs.

Goed genoeg is ook oké

Hanne De Bruyne
De transitie naar het ouderschap is één van de grootste gebeurtenissen in een mensenleven. Het is een levenslang groeiproces dat een wisselend verloop kent. Het gaat vaak over de roze wolk of de donderwolk. Ouders zitten niet altijd op die veelbesproken roze wolk. Het is ook oké om je als ouder tussen deze twee uiterste wolken te bewegen. Goed genoeg is ook oké, maar wat houdt dit in?

“Nee, ik hoor niet bij op school” Noden en ervaringen van ex-OKAN-leerlingen over ‘self-confidence’ en psychosociaal welzijn in het eerste reguliere schooljaar

Derrick Agyemang
Het psychosociaal welzijn en ‘self-confidence’ van anderstalige leerlingen in hun eerste schooljaar krijgt weinig aandacht in het onderwijs. Van deze jongeren verwacht men dat ze zich aanpassen aan de nieuwe schoolsituatie waarin men terecht komt en zullen presteren. Maar scholen vergeten dikwijls dat deze jongeren met verschillende, soms traumatische ervaringen naar België komen die niet verwerkt zijn in OKAN. Dit heeft dan mogelijk een effect op hun zelfvertrouwen, waardoor ze zich niet goed voelen of niet het gevoel hebben erbij te horen en dit dan mogelijk een impact heeft op de academische prestaties. Dit proces wordt bemoeilijkt door de sociale uitsluiting waarmee veel anderstalige jongeren geconfronteerd worden in hun eerste schooljaar in de vervolgschool.

Het doel van dit onderzoek is achterhalen hoe ‘self-confidence’ en psychosociaal welzijn op school ondersteund kan worden. Van daaruit kunnen suggesties gedaan worden hoe scholen deze jongeren kunnen benaderen, vooral in hun eerste schooljaar in de vervolgschool. Door het gebruik maken van een semigestructureerd interview wordt getracht mogelijke antwoorden te vinden wat de noden zijn van deze jongeren. Op grond van de informatie die verkregen is, wordt een brochure gemaakt voor scholen en meer bepaald hoe leerkrachten deze elementen van ex-OKAN-leerlingen kunnen ondersteunen. De participanten (ex-OKAN-leerlingen) worden gerekruteerd op KTA OKAN Brugge.

Uit dit onderzoek blijkt dat de overgang qua schoolervaring van moederland naar België soms onzekerheden met zich meebrengen bij nieuw ingestroomde ex-OKAN-leerlingen. Het verschil tussen het schoolsysteem kan ervoor zorgen dat ze twijfels krijgen over hun eigen bekwaamheid. Ook speelt het Nederlands een rol bij de schoolse omgang met klasgenoten en leerkrachten. Ze vertellen dat ze vaak niet te durven praten omdat ze uitgelachen worden om hun Nederlands. Daarnaast geven ze aan dat ze soms het gevoel hebben er niet bij te horen omdat leerkrachten soms dialect spreken in de les en geen rekening houden met hen. Er werd ook over hun traumatische gebeurtenis, de last en de verwerking ervan gepraat. Zo vertellen de meeste participanten dat ze geen vertrouwensgevoel hebben in de vervolgschool en dat ze het gevoel hebben niet terecht te kunnen op school voor hulp.

Donorconceptie, een alternatieve vorm van gezinsvorming: De nood aan psychosociale begeleiding van (wens)ouders

Els Willaert
De beslissing over te gaan tot donorconceptie brengt heel wat vragen en uitdagingen met zich mee. Ook tijdens het opgroeien van het kind kunnen zich (nieuwe) vragen voordoen. Waar kunnen (wens)ouders en hun donorgezinnen terecht met al deze vragen? Fertiliteitscentra richten zich voornamelijk tot de (psychologische) begeleiding voor en tijdens de behandeling. Er lijkt dan ook nood te zijn aan en laagdrempelig expertisecentrum. Hier kan elke (wens)ouder en zijn donorgezin terecht tijdens elke fase van de gezinsuitbreiding en nog lang nadien. Binnen de begeleiding staat het (toekomstige) kind en zijn belangen centraal.

Ouderschap en ontwikkeling van kinderen in niet-traditionele gezinnen.

Sanne Goossen
In deze systematic review willen we een overzicht geven van alle bestaande literatuur rond opgroeien in een niet-traditioneel gezin en hoe afwijken van traditionele gezinsvormen de (ervaren) opvoedingscompetentie, ouder-kindrelatie en het welzijn en de ontwikkeling van kinderen (fysiek, emotioneel en gedragsmatig) kan beïnvloeden.

Hulpzoekend gedrag en psychosociaal welzijn van slachtoffers van sibling-geweld

Stien Platinck
Onderzoek naar sibling-geweld in België. Via een anonieme survey werden personen die sibling-geweld meemaakten bevraagd. Er werd onderzocht welke impact sibling-geweld heeft op het psychisch welzijn, waar slachtoffers hulp zoeken en of hulp zoeken een effect heeft op het psychisch welzijn van slachtoffers.

Patiëntgerapporteerde uitkomsten van vrouwen met endometriose

Elyne Geukens Katrien Berghs
Endometriose is een chronische gynaecologische aandoening die ongeveer 10% van vrouwen tijdens hun reproductieve levensjaren treft. Literatuuronderzoek toont aan dat het fysiek ongemak van endometriose een negatieve impact kan hebben op het psychosociaal welbevinden van vrouwen, maar dat de grootte van deze impact niet verklaard kan worden door de graad van endometriose. Deze studie onderzocht (1) hoe vrouwen met endometriose preoperatief hun kwaliteit van leven (KvL), subjectieve gezondheidstoestand en psychologische weerbaarheid (SOC) scoren; (2) of deze preoperatieve uitkomsten gerelateerd zijn aan de graad van endometriose en/of aan de endometrioseklachten; en (3) of SOC bijdraagt tot het voorspellen van het psychosociaal welbevinden van deze vrouwen na correctie voor de graad van endometriose, endometrioseklachten en mogelijke andere ‘confounders’.

Artikel 60 binnen OCMW Aalst, een goedlopende trein of een bij te sleutelen parcours?!

Karolien Devos
In dit onderzoek werd artikel 60 op mesoniveau, binnen het OCMW van Aalst, onderzocht. Dit met als doel een zo duidelijk mogelijk beeld te krijgen over hoe deze tewerkstelling loopt en waar er eventueel marge is voor verbetering.

Mijn onderzoeksopzet bestond enerzijds uit een interview met de beleidsmensen, met de ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor deze sociale tewerkstelling. Anderzijds uit een focusgesprek met ervaringsdeskundigen, met mensen die of een sociale tewerkstelling positief hebben beëindigd of nog steeds aan het werk zijn als artikel 60.

Aan de hand van mijn ervaring en mijn onderzoeksopzet heb ik mijn veranderingsdoelen opgemaakt. Gezien de ervaringsdeskundigen artikel 60 als een positieve ervaring beschouwden denk ik dat men eerst en vooral moet proberen meer tewerkstelling plaatsen te creëren. Meer plaatsen geeft ook meer kansen dus meer kwetsbare mensen die men zo kan helpen naar werkervaring of zelfs naar een doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt. Hiervoor zal de begeleiding anders moeten worden aangepakt en zal ook de bijhorende subsidiëring moeten herbekeken worden. Zowel op mesoniveau binnen het OCMW te Aalst als op macroniveau en dus op Vlaams, gezien dit recent is overgeheveld van Federaal naar Vlaams.

Een tweede veranderingsdoel, wat ik zou willen gerealiseerd zien, is het verbeteren van de sfeer op de werkvloer ten opzichte van de mensen in artikel 60. Het welbevinden op het werk draagt volgens mij ook bij naar enerzijds je goed voelen in je vel maar anderzijds ook het goed presteren op het werk zelf. Voor mensen in sociale tewerkstelling denk ik dat de motivatie om op zoek te gaan naar een job na artikel 60 groter zal zijn als men een positieve ervaring heeft mogen ervaren.

Ook na begeleiding moet volgens mij beter. In het focusgesprek gaf elke deelnemer aan dat men in het spreekwoordelijke zwarte gat valt na artikel 60. Ook hier zouden we door in te zetten op betere, intensievere begeleiding, de doorstroom naar de reguliere markt kunnen bevorderen.

Ik ben dit eerst en vooral juridisch gaan bekijken, wetgeving versus toepassingen die men hanteert in het OCMW te Aalst. Daaruit bleek onder andere dat een flexibel werktraject, bijvoorbeeld deeltijds werken, wettelijk wel kan. Iets wat mogelijk zou moeten zijn voor iedereen in deze hectische maatschappij, zeker voor kwetsbare mensen die geen (groot) sociaal opvangnet hebben. Ook het loon voor de artikels 60 bepaalt men zelf als OCMW. Naar privé werkgevers toe factureert men 740 euro, openbare instanties die mensen tewerk stelt in artikel 60 betalen niets. Ook het feit dat men enkel leefloon gerechtigden in artikel 60 toelaat, is specifiek voor Aalst en zou dus ook anders kunnen. Er is dus een duidelijk verschil tussen wat er wetmatig mag en wat er in Aalst wordt toegepast. De reden hiervoor ligt meestal bij de subsidiëring die men hiervoor krijgt.

In een tweede invalshoek heb ik de psychosociale bril opgezet. Daar bleek, door de analyse van verschillende theorieën met betrekking tot het welbevinden en het hebben van een job, dat er wel effectief gevolgen kunnen zijn door het al dan niet hebben van een job. Zeker naar kwetsbare mensen toe moeten we hiermee rekening houden, zij hebben misschien bepaalde werkattitudes niet meegekregen van thuis. Doordat ze niet aan het werk zijn, worden ze uitgesloten uit de maatschappij. Men verliest zijn status en heeft niet het gevoel ergens bij te horen, ergens deel vanuit te maken. Aan het werk zijn zal hen dus empoweren, zal hun psychosociaal welzijn erop verbeteren.

Een laatste invalshoek is de hulpverlening. Doordat onze maatschappij volop in transitie is, dient de hulpverlening herbekeken te worden. Sleutelwoord bij hulpverlening is empoweren. Niet enkel doen wat wetmatig moet maar mensen helpen hun doelen te laten stellen en deze te verwezenlijken. De houding van de hulpverlener moet op voet van gelijkwaardigheid zijn en met een onvoorwaardelijke positieve houding ten opzichte van de cliënt met als doel zijn eigenwaarde te versterken.

Ik breng aan de hand van mijn onderzoeksopzet en theoretische staving vijf veranderingsstrategieën naar voor. Eerst en vooral moet artikel 60 voor iedereen kunnen en niet enkel voor mensen met een leefloon. Zo sluiten we mensen uit die ook zouden geholpen zijn door op deze manier aan het werk te kunnen. Ik denk bijvoorbeeld van een vrouw op leeftijd die van haar man is gescheiden en jaren voor de kinderen heeft gezorgd. Iemand van een iets oudere leeftijd, met een ‘black hole’ in haar CV van enkele jaren, zal niet makkelijk werk vinden.

Een tweede veranderingsstrategie is de mogelijkheid naar een flexibeler traject. Zeker nu we langer zullen moeten werken, is dit geen overbodige luxe. Zoals we ook in Finland zien, werkt zo’n systeem. Meer en meer mensen nemen ook hier ouderschapsverlof, tijdskrediet of loopbaanonderbreking om voor hun gezin of voor zichzelf te kunnen zorgen. Ook en zelfs vooral kwetsbare mensen die weinig of geen ervaring hebben en vaak niet beschikken over een sociaal opvangnet, zouden dit dus zeker moeten kunnen doen. Meer mensen zullen slagen in hun te presteren dagen in de opgegeven referteperiode en mensen gaan ook meer gemotiveerd zijn aan het werk te blijven in deze drukke geluksmaatschpapij.

Een derde strategie is de begeleiding van de mensen op de werkvloer die met mensen in artikel 60 moeten werken. Het stigmatiseren van deze groep tegen gaan door preventief de mensen op de werkvloer zelf grondig te informeren en hen te duiden wat de intentie is. Zo kunnen we taboes en vooroordelen wegwerken en eventuele pesterijen voorkomen. Een ‘workbuddy’, een gezinswetenschapper die niet alleen de mensen in sociale tewerkstelling maar ook de collega’s hierin begeleidt.

Een vierde strategie is het herbekijken van de kosten die men factureert aan privé firma’s. Zij krijgen een factuur van 740 euro per maand voor een werknemer, openbare instanties en vzw’s niet. Men hanteert dit omdat dit de kost is die het OCMW zelf zou moeten bijleggen, die men dus niet krijgt via subsidieringen. Op macroniveau zouden we dus moeten inzetten in het herbekijken van deze subsidieringen om deze gelijk te stellen. Maar ook OCMW Aalst zou zelf de beslissing kunnen nemen dit niet als grondvoorwaarde te hanteren. Zo creëren we meer tewerkstellingsplaatsen en vergroten we ook de doorstroom.

Een laatste voorstel naar verandering is de betere (na)begeleiding. Mensen in de laatste weken goed toeleiden naar het einde van hun tewerkstelling en al klaarstomen naar solliciteren op de reguliere arbeidsmarkt. Ook een betere samenwerking met onder andere VDAB is opportuun zijn. Ook hier is een rol weggelegd die perfect zou zijn voor een gezinswetenschapper.

Referentielijst:

Adriaens, C. L. (2013). Praktisch handboek voor OCMW-recht. 612 Loopbaan met zorg. (2015). Betekenis van werk. Betekenis van werk.

Tine Van Regenmortel, K. H. (2013. Het concept ‘empowerende academische werkplaats’. Een innovatieve vorm van samenwerken aan werkzame kennis. Tijdschrift voor Welzijnswerk, 36-48 Van Regenmortel, S. (2015, april). Sociaal werk moet anders in de nieuwe samenleving. Entry-media

Vlieger, S. D. (2008, Juni). Schuld en schaamte: een vergelijkende studie tussen werkenden en werklozen. Gent: Universiteit Gent.

Vries, S. D. (2010). Basismethodiek psychosociale hulpverlening. In S. D. Vries, Basismethodiek psychosociale hulpverlening (p. 425). Hoten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum.

Praktijkondersteuning bij de aanpak van zwaarlijvigheid: wat diëtisten willen en hoe! Tools bij het draaiboek van Eetexpert vzw voor diëtisten

Karen Lavrijsen
Diëtisten krijgen tools aangereikt bij het draaiboek van Eetexpert vzw om zwaarlijvigheid aan te pakken conform de gezondheidsvisie waarbij de gewichtsfocus verlaten wordt.

Traditioneel pesten versus cyberpesten onder jongeren: een vergelijkende analyse naar slachtofferschap, daderschap en gevolgen

Magali Van Gampelaere
 Traditioneel pesten versus cyberpesten onder jongerenHoewel pestgedrag zo oud is als de mensheid zelf, blijkt het nog steeds brandend actueel. Het laatste decennium is de manier waarop dit gedrag zich kan manifesteren immers aanzienlijk gewijzigd. Met de intrede van nieuwe sociale media en de gsm in de samenleving, kwamen namelijk nieuwe vormen van pesterijen tot uiting, die gevat worden onder de term cyberpesten.

Hiv en disclosure aan partners. Onderzoek naar het disclosure proces aan partners van Vlaamse homo- en biseksuele mannen met hiv

Sara De Bruyn
HIV: to tell or not to tellHiv leeft grotendeels verborgen in onze maatschappij, een ziekte waar een taboe op rust en waar we vaak niet al te veel over weten. Het baanbrekende één-programma hiv+ tracht hier verandering in te brengen. Een frequent aangehaald thema is disclosure, of anders gezegd de onthulling van de hiv status aan anderen. Disclosure is een moeilijke stap die wordt beïnvloed door verschillende psychologische en sociale factoren. Psychosociaal wetenschappelijk onderzoek over hiv is van cruciaal belang.

Psychosociaal welzijn, motivaties en toekomstperspectieven van vrouwelijke ex-kindsoldaten in Oost-Congo.

Hélène Flaam
 

Hélène Flaam
 
“Ik ging bij de rebellen, uit wraak.”
 
Wereldwijd vechten vandaag nog altijd honderdduizenden kinderen mee met gewapende groeperingen, ondanks de groeiende aandacht voor het probleem van de kindsoldaten. Het zijn niet alleen rebellenbewegingen die kindsoldaten inzetten, even goed regeringslegers, zoals de FARDC, de Forces Armées de la République Démocratique du Congo, het Congolese regeringsleger.
Minder bekend is dat één derde van de kindsoldaten meisjes zijn. Velen worden ontvoerd en zo gedwongen om mee te vechten.