Hé, mijn kleuter is seksueel?! Een exploratieve studie naar de onzekerheden bij moeders van jonge kinderen
hasse forceville
ACHTERGROND: Deze masterproef zoekt een antwoord op de vraag: Hoe beleven moeders het seksueel getint gedrag van jonge kinderen (tussen drie en zes jaar)? Ook al is seksueel gedrag een onderdeel van de normale ontwikkeling van kinderen, roept het bij velen een ongemakkelijk gevoel op. Uit de literatuur blijkt dat spreken over seksualiteit met hun kind voor veel ouders geen gemakkelijke opgave is, en gepaard gaat met gevoelens van schaamte, ongemakkelijkheid en angst voor het oordeel van andere ouders. Wat ouders beleven wanneer hun kleuter zelf seksueel getint gedrag stelt, en hoe ouders daar dan mee omgaan, werd tot op heden nog niet echt bestudeerd, en vormt daarom de focus van dit onderzoek.
METHODEN: Huidig onderzoek bestudeert de beleving van moeders. Na toestemming van de ethische commissie werd een flyer met een uitnodiging voor het onderzoek via een e-mail verstuurd naar alle ouders van kinderen van de drie kleuterklassen van een school nabij Leuven. Er werden acht diepte-interviews, die tussen de 45 en 90 minuten duurden, afgenomen met moeders van kinderen tussen drie en zes jaar. De interviews werden verbatim getranscribeerd en vervolgens geanalyseerd met behulp van NVivo.
RESULTATEN: Uit de resultaten bleek dat de intensiteit van het seksuele gedrag, de context waarin het optreedt én of het kind er (al of niet) iemand anders bij betrekt, een belangrijke rol spelen in hoe de moeder het gedrag ervaart en hoe ze ermee omgaat. Zelfonderzoek of doelloos met de handen aan de genitalia wrijven vinden de moeders heel normaal, maar gedrag zoals meer gerichte stimulatie, de genitalia tonen of laten aanraken door een ander kind, of met de genitalia spelen in een openbare setting, leidt tot ongemakkelijkheid en angst voor het oordeel van anderen. De moeders vragen zich af of het gedrag wel normaal is, in hoeverre het seksueel is van aard, en wat ze ermee moeten doen. Als er een ander kind bij betrokken was, maken ze zich zorgen over of het wel met toestemming gebeurde. De moeders sussen zichzelf wel door ervan uit te gaan dat alle kinderen dit waarschijnlijk doen en dat het nog niet om echt seksueel gedrag gaat. Ze willen vooral niet dat seksualiteit en genieten van je eigen lichaam taboe zou worden.
De moeders laten hun kind dan ook gewoon doen als het seksueel gedrag stelt, en begrenzen enkel wanneer ze het niet gepast vinden of wanneer er een ander kind bij betrokken is. Ze zetten in op de boodschap ‘dit is oké, maar privé’ en ondersteunen hun kind in het ontwikkelen van weerbaarheid. Moeders willen in het algemeen graag een open klimaat creëren rond naaktheid en seksualiteit en proberen het gedrag zo veel als mogelijk te normaliseren, vaak omdat ze dat zelf niet hebben ervaren tijdens het opgroeien. Moeders voelen zich achteraf voornamelijk goed bij hun reactie op het gedrag, maar er blijft een onzekerheid. Ze hebben vooral nood aan informatie over seksualiteit bij kinderen en normalisering van het gedrag binnen de maatschappij. Hierin kunnen Kind en Gezin en het CLB een belangrijke rol spelen.
CONCLUSIE: Hoewel seksueel getint gedrag van jonge kinderen bij moeders tot onzekerheid, ongemakkelijkheid en angst voor het oordeel van anderen leidt, trachten ze het zo veel als mogelijk te normaliseren. Een belangrijke beperking aan dit onderzoek is dat de steekproef onvoldoende homogeen was voor wat betreft het seksueel getint gedrag van de kinderen. Vervolgonderzoek kan hierop inzetten en ook de beleving van vaders in kaart brengen.