Hoe kunstvormen streven naar anders-zijn: een kunstfilosofische beschouwing van Walter Paters Anders-streben

Lina Vekeman
Persbericht

Hoe kunstvormen streven naar anders-zijn

 

image 432

Titiaan, Het Pastoraal Concert, ca. 1509, olieverf op doek, 105 x 137 cm, Parijs, Musée du Louvre, inv. nr. 73.

Op een regenachtige zondagmiddag beslis je om een bezoekje te brengen aan een museum. Je kuiert rustig wat rond en plots word je aandacht getrokken door een schilderij. Neem nu dat dit schilderij het Pastoraal Concert is van Titiaan. Je bewondert de kunde en de techniek, de prachtige kleuren en de sereniteit die het schilderij uitstraalt. Bovendien lijkt het wel alsof het schilderij méér dan alleen sereniteit uitstraalt: er lijkt een soort muzikaliteit in het werk aanwezig, of misschien zelfs een poëtische toets. Dit vermengen van kunstvormen noemt de Britse schrijver en kunstcriticus Walter Pater (1839 - 1894) het Anders-streben.

Pater was professor in Brasenose College in Oxford van 1864 tot 1885. In 1873 publiceert hij Studies in the History of the Renaissance, waardoor zijn publieke bekendheid vorm begint te krijgen. Zijn werk in het algemeen, en The Renaissance in het bijzonder, wordt als enorm invloedrijk beschouwd binnen de esthetische beweging. Dankzij zijn esthetica blijft hij ook op vlak van de kunst en kunsttheorie doorleven. Zijn concept Anders-streben is hier een prominent voorbeeld van.

De term Anders-streben wordt door Pater gebruikt in The Renaissance, waar hij het begrip kadert binnen zijn ideeën over de renaissance. De letterlijke vertaling van de term kan opgevat worden als “het streven naar andersheid”, het basisidee achter het concept is dan ook dat alle kunsten in staat zijn om elkaar nieuwe krachten te geven. Het gaat om een streven van de ene kunstvorm naar de andere; niet het vervangen van kunstvormen, maar juist het versterken van kunstvormen door te lenen van elkaar.

In its special mode of handling its given material, each art may be observed to pass into the condition of some other art […] a partial alienation from its own limitations, by which the arts are able, not indeed to supply the place of each other, but reciprocally to lend each other new forces. (Walter Pater, The Renaissance, 124)

Binnen dit Anders-streben wordt muziek als hoogste kunstvorm gezien waar alle kunsten gezamenlijk naar streven. Dit omdat muziek geen verband met de werkelijkheid nodig heeft en bovendien ook geen onderscheid heeft tussen vorm en inhoud.  

Kort gesteld gaat Pater op zoek naar een synthese van de kunsten, naar het vermengen van één kunstvorm met de andere. In zijn werk legt Pater de term echter vaag uit en verduidelijkt hij nergens hoe deze toegepast kan worden in de kunst. Wat de term precies inhoudt, waar deze vandaan komt en wat het praktische aspect van het Anders-streben is, wordt in deze masterproef bijgevolg onderzocht.   

Hoe kan het Anders-streben nu toegepast worden in de kunsten?

Het Anders-streben kan geïllustreerd worden aan de hand van twee kunstwerken van Titiaan (1490-1576) die Pater in The Renaissance vermeldt. Enerzijds het idyllische Pastoraal Concert, anderzijds Het Concert dat zich in het Palazzo Pitti bevindt.

Bij het kijken naar deze werken ondergaat de toeschouwer een immersieve ervaring, waardoor het muzikale gevoel versterkt wordt. Het tweedimensionale gehalte van het kunstwerk valt deels weg en er wordt ruimte vrijgemaakt voor muzikale elementen.

image 433

Titiaan, Het Concert, 1510-1511, olieverf op doek, 86,5 x 123,5 cm, Firenze, Palazzo Pitti, inv. nr. 1912 185.

Ook kunst uit Paters tijd, het Victoriaanse Engeland, vertoont kenmerken van het Anders-streben. Nocturne in Black and Gold: The Falling Rocket van James Abbott McNeill Whistler (1834-1903) past perfect bij de theorieën over het Anders-streben. Whistlers werk getuigt van een soort grensoverschrijdende kunstervaring, waar een vage grens getrokken wordt tussen schilderkunst en muziek (alleen al de titel van het werk, “Nocturne”, straalt muzikaliteit uit).

Volgens Pater is muziek meer in staat dan andere kunsten om de toeschouwer te absorberen in het werk. Schilderijen die streven naar muziek bezitten deze eigenschap ook. Zijn notie van Anders-streben lijkt dan ook veel gemeen te hebben met het idee van immersie. Het beeld is zo dichtbij en aanwezig dat de kijker vergeet dat het een beeld is en daarbovenop het medium zelf lijkt te vergeten. De toeschouwer bevindt zich bijgevolg zo omvangrijk mogelijk in het beeld. Door de immersieve ervaring maakt de toeschouwer een grensoverschrijdende ervaring mee, waar hij het rijk van de kunsten betreedt.

In deze schilderijen wordt met andere woorden een soort tweede ruimte gecreëerd (naast de bestaande afgebeelde ruimte) die als een muzikale ruimte omschreven kan worden. Hier wordt een hoogtepunt van Anders-streben bereikt, waar het schilderij een muzikale dimensie nastreeft. De kunstenaar slaagt erin de muzikaliteit in de ruimte van het schilderij weer te geven: het werk overwint de grenzen van de schilderkunst. Het Anders-streben is bereikt: de grenzen van verschillende media vervagen.

image 434

James McNeill Whistler, Nocturne in Black and Gold, the Falling Rocket, 1875, olieverf op paneel, 60,3 x 46,7 cm, Detroit, Detroit Institute of Arts, inv. nr. 46.309.

Pater benadrukt de nood om de materiële grenzen van de kunst te overstijgen; hij streeft naar atmosferische idealen binnen de kunsten. Muziek kan dan gezien worden als de objectivatie van het Anders-streben. Muziek heeft geen woorden, inhoud of gedachte nodig en staat los van de specifieke vorm waarin het tot de luisteraar komt. Er is geen inherente intellectuele materie in muziek, zoals dat wel het geval is bij andere kunsten. Kunst streeft naar gevoelens, en muziek is de kunst van pure gevoelens.

Waarom was dit concept nu zo belangrijk?

Het Anders-streben kende een grote navolging bij latere generaties kunstcritici en kunstenaars.  Dankzij de theorie van het Anders-streben zijn kunsten niet meer begrensd door één bepaald medium en kunnen ze meer kwaliteiten opnemen van andere kunstvormen. Het gevolg hiervan voor de toeschouwer is dat er meer verschillende zintuigen geprikkeld kunnen worden.

Kort samengevat kan Paters esthetica een leidraad vormen voor een diepgaander leven. Hij legt kunst geen regels of doeleinden op. Wat de toeschouwer zelf van een esthetische ervaring maakt ligt volledig in zijn eigen handen. In deze esthetische ervaring komt alles samen wat we ten diepste moeten voelen. De basis van Paters filosofie kan dan ook samengevat worden als de relatie tussen het nu en het zelf, waar er als persoon gestreefd kan worden naar een soort Anders-streben, door zo veel mogelijk van wat er rondom is op te nemen. Zoals Pater zelf neerpende in zijn beruchte conclusie van The Renaissance:

“To burn always with this hard gem-like flame, to maintain this ecstasy, is success in life.

Bibliografie

Barolsky, Paul. "Walter Pater and the aesthetics of abstraction." Notes in the History of Art       29, no. 4 (2010): 43-45.

Barolsky, Paul. “Walter Pater’s renaissance.” The Virginia Quarterly Review 58, nr. 2 (1928):            208-220.

Baudelaire, Charles. “Correspondances.” In Les fleurs du mal, 19-20. Parijs: Poulet-Malassis          et de Broise, 1857.

Baudelaire, Charles. “l’Oeuvre et la vie de Eugène Delacroix.” In Oeuvres complètes: Charles           Baudelaire. Onder redactie van Claude Pichois, 742-770. Parijs: Gallimard, 1975.

Bell, Clive. “What is art.” In Art, 3-71. Londen: Frederick A. Stokes Company, 1914.

Bell-Villada, Gene H. Art for art's sake and literary life : how politics and markets helped             shape the ideology and culture of aestheticism 1790-1990. Nebraska: University of        Nebraska Press, 1996.

Bloom, Harold, red. Walter Pater. New York: Chelsea House Publisher, 1985.

Bucknell, Brad. “Re-reading Pater: the musical aesthetics of temporality.” Modern Fiction            Studies 38, nr. 3 (1992): 597-614.

Clements, Elicia. “Pater’s musical imagination: the aural architecture of ‘The School of             Giorgione’ and Marius the Epicurean.” In Victorian aesthetic conditions: Pater across the arts. Onder redactie van Elicia Clements en Lesley Higgins, 152-166. Londen:             Palgrave Macmillan, 2010.

Eastham, Andrew. “Walter Pater’s acoustic space: ‘The school of Giorgione’, dionysian             “Anders-streben”, and the politics of soundscape.” The Yearbook of English Studies 40,      nr. ½ (2010): 196-216.

Egan, Patricia. “Poesia and the Fete Champêtre,” The Art Bulletin 41, nr. 4 (1959): 303-313.

Evangelista, Stefano, en Catherine Maxwell. “The arts in Victorian literature: an             introduction.” The Yearbook of English Studies 40, nr. 1/2 (2010): 1-7.

Facos, Michelle. An introduction to nineteenth century art. New York: Routledge, 2011.

Farr, Dennis. “James McNeill Whistler – his links with poetry, music and symbolism.” Journal           of the Royal Society of Arts 122, nr. 5213 (1974): 267-284.

Fried, Michael. Absorption and theatricality: painting and beholder in the age of diderot             (Chicago: University of Chicago Press), 1988.

Fried, Michael. “Art and objecthood (1967).” In Minimal art. A critical anthology. Onder             redactie van Gregory Battcock, 116-147. Berkeley: University of California Press,             1968.

Green, Dunton L. “Schopenhauer and music.” The Musical Quarterly 16, nr. 2 (1930): 199-    206.

Greenberg, Clement. “Towards a newer laocoon (1940).” In Art in theory, 1900-1990. An       anthology of changing ideas. Onder redactie van Charles Harrison en Paul Wood, 554-    560. Oxford: Blackwell, 1993.

Guyer, Paul. “Part two: (mostly) British aesthetics in the second half of the nineteenth century.”         In A history of modern aesthetics, volume 2: the nineteenth century, 187-290. New        York (N.Y.): Cambridge university press, 2014.

Hegel, G.W.F. “Introduction.” In Aesthetics: volume 1. Vertaald dor T.M. Knox, 1-90. Oxford:           Oxford University Press, 1975.

Hoozee, Robert, John Gage en Timothy Hyman. British vision: observation and imagination    in british art 1750 - 1950. Vertaald door Hilde Pauwels en Paul van Calster. Antwerpen:   Mercatorfonds, 2007.

Hubert, Judd D. “Symbolism, correspondence and memory.” Yale French Studies nr. 9, Symbol            and Symbolism (1952): 46-55.

Johnson, Robert Vincent. Aestheticism. London: Methuen, 1969.

Maur, Karin v. The sound of painting: music in modern art. München: Prestel, 1999.

McKenzie, Jon. “Virtual reality: performance, immersion, and the thaw.” TDR 38, nr. 4 (1994):            83-106.

Merleau-Ponty, Maurice. Oog en geest. Vertaald door Rens Vlasblom. Amsterdam: Uitgeverij       Parrèsia, 2012.

Merleau-Ponty, Maurice. De wereld waarnemen. Vertaald door Jenny Slatman. Amsterdam:    Boom, 2003.

Murphy, Margueritte. "Pure art, pure desire: changing definitions of "l'art pour L'art" from    Kant to Gautier." Studies in Romanticism 47, nr. 2 (2008): 147-60.

Østermark-Johansen, Lene. “Caught between Gautier and Baudelaire: Walter Pater and the       death of sculpture.” The Yearbook of English Studies 40, nr. 1/2 (2010): 180-195.

Østermark-Johansen, Lene. Walter Pater and the language of sculpture. Farnham: Ashgate,         2011.

Parkes, Adam. “A Sense of Justice: Whistler, Ruskin, James, impressionism.” Victorian Studies            42, nr. 4 (1999-2000): 593-629.

Pater, Walter. Studies in the history of the renaissance. Oxford: Oxford university press, 2010.

Peucker, Brigitte. The material image: art and the real in film (Stanford: Stanford University       Press, 2007).

Polcari, Stephen. “Introduction.” In Abstract expressionism and the modern experience, xvii-    xxiii. Cambridge: Cambridge university press, 1991.

Prettejohn, Elizabeth. After the pre-raphaelites: art and aestheticism in Victorian England.         New Brunswick: Rutgers university press, 1999.

Prettejohn, Elizabeth. Beauty and art: 1750-2000. Oxford: Oxford university press, 2005.

Prettejohn, Elizabeth. De Victoriaanse droom: symbolisme in Engeland. Vertaald door Bart     Boon. Zwolle: Waanders, 1998.

Rossetti, Dante Gabriel. “For a Venetian pastoral.” In Poems, 260. Cambridge: Cambridge      University Press, 2013.

Schoen, Max. “Walter Pater on the place of music among the arts.” The Journal of Aesthetics       and Art Criticism 1, nr. 6 (1942): 12-23.

Schopenhauer, Arthur. “Third Book: the world as representation, second consideration.” In        The world as will and representation Volume I. Onder redactie van en vertaald door    Judith Norman, Edward Welchman, en Christopher Janaway, 191-296. Cambridge:     Cambridge university press, 2014.

Simner, Julia, en Edward M. Hubbard. “Overview of terminology and findings.” In Oxford            handbook of synaesthesia. Onder redactie van Julia Simner en Edward M. Hubbard, xix- xxiv. Oxford: Oxford University Press, 2013.

Singer, Irving. "The aesthetics of "art for art's sake"." The Journal of Aesthetics and Art             Criticism 12, nr. 3 (1954): 343-59.

Stecker, Robert. Aesthetics and the philosophy of art: an introduction. Lanham: Rowman and      Littlefield, 2005.

Teukolsky, Rachel. Literate eye: Victorian art writing and modernist aesthetics. New York: Oxford University Press, 2009.

Tietze, Hans. Titian: the paintings and drawings. London: Phaidon, 1950.

Wellek, René. "Walter Pater's literary theory and criticism." Victorian Studies 1, nr. 1 (1957):            29-46.

Whistler, James McNeill. "Ten o'clock": a lecture. Portland: T.B. Mosher, 1916.

Whistler, James McNeill. “The red rag.” In The gentle art of making enemies, 94-96.             Frankfurt: Outlook Verlag, 2018.

Williams, Carolyn. “Parody and poetic tradition: Gilbert and Sullivan's “Patience.” Victorian        Poetry 46, nr. 4 (2008): 375-403.

Wynants, Nele. “Betwixt and between.” Documenta 33 (2015): 33-56.

Universiteit of Hogeschool
Kunstwetenschappen
Publicatiejaar
2019
Promotor(en)
Bart Vandenabeele
Kernwoorden
Share this on: