De derde bij derde-medeplichtigheid aan andermans contractbreuk: een risicoanalyse

Jade Kuyks
Persbericht

contractvrijheid versus aansprakelijkheid

Bent u een professionele handelaar of een particulier die onlangs nog een contract heeft ondertekend? Deed u dit wetende dat uw tegenpartij hierdoor een eerder contract heeft geschonden? Wist u op dat moment dan ook al dat niet enkel uw tegenpartij maar ook u als derde, een buitenstaander ten opzichte van het geschonden contract, het risico loopt op aansprakelijkheid? In het juridisch jargon wordt deze aansprakelijkheidsvorm “derde-medeplichtigheid aan andermans contractbreuk” of kortweg “derde-medeplichtigheid” genoemd.

Nu denkt u vast “derde-medeplichtigheid”, wat betekent dat precies? Stel, het volgende voorbeeld uit de rechtsleer: een brouwer sluit een contract tot exclusieve afname met een café-uitbater. Dit betekent dat de café-uitbater enkel bij deze brouwer drank mag afnemen. Hierna sluit de café-uitbater een tweede contract tot exclusieve afname met een andere brouwer waardoor hij zijn contract met de eerste brouwer schendt. Als deze tweede brouwer op dat moment op de hoogte is van het eerdere contract, kan hij aansprakelijk zijn als derde-medeplichtige aan de contractbreuk van de café-uitbater. Hieruit leiden de rechtspraak en rechtsleer vier voorwaarden af. Ten eerste moet er een geldig voorafgaand contract bestaan tussen A en B. Ten tweede moet B dit contract schenden. Ten derde moet de derde, C, kennis hebben van dat contract of behoorde hij hiervan kennis te hebben. Ten vierde moet de derde, C, bewust deelgenomen hebben aan de contractbreuk van B.

Onduidelijkheid in praktijk

Concreet betekent dit dat de derde-medeplichtigheid de vrijheid om te contracteren (contractvrijheid) beperkt. Een persoon, al dan niet handelaar, die zich in het handelsverkeer begeeft, dient dus goed te weten waaraan hij begint vooraleer hij een contract sluit. Hoewel het belangrijk is om te kunnen inschatten wanneer u precies aansprakelijk bent, is dit in het huidige recht zeer moeilijk. Tot voor kort was er in België namelijk geen enkele wetgeving over de derde-medeplichtigheid terug te vinden met als gevolg dat alle ogen gericht waren op de rechtspraak om deze aansprakelijkheidsfiguur verder vorm te geven. Hoewel de rechtspraak en de rechtsleer bovenstaande vier voorwaarden algemeen hebben aanvaard, is hiermee niet alle onduidelijkheid van de baan. De invulling en praktische draagwijdte van deze voorwaarden blijven koffiedik kijken omwille van interpretatiemogelijkheden. Zelfs het nieuwe “artikel 5.114” dat de ministerraad op 30 maart 2018 in het voorontwerp van het nieuwe Burgerlijk Wetboek heeft goedgekeurd, brengt geen soelaas. De memorie van toelichting verduidelijkt namelijk dat dit wetsartikel louter het door het Hof van Cassatie in 1983 ingevoerde foutcriterium bevestigt.  

Stapsgewijs aansprakelijkheidsrisico

Om die reden analyseert deze studie de situatie waarin u als derde het meeste risico loopt om aansprakelijk te zijn als derde-medeplichtige. Deze risicoanalyse vormt een juridische analyse van rechtspraak en maakt ook regelmatig de vergelijking met Nederland en Frankrijk. Aan de hand van vijf stappen, in de vorm van tussenvragen, is het mogelijk om uw aansprakelijkheidsrisico voor derde-medeplichtigheid in te schatten.

Ten eerste dient u als professionele handelaar of particulier te weten wanneer u een partij of een derde bent ten aanzien van een contract. Deze studie bevat een handige tabel waardoor een derde makkelijk en vlot zijn situatie kan bepalen.

Ten tweede verduidelijkt deze studie via rechtspraakvoorbeelden welke soort van gedraging foutief is en tot aansprakelijkheid leidt.

De derde stap peilt naar de invloed van de contractvrijheid op het aansprakelijkheidsrisico van de derde door de mogelijkheid van de rechter om de belangen tussen de verschillende partijen af te wegen. In België blijkt die invloed gering te zijn aangezien de rechter erg gebonden is door de vier strikte voorwaarden waarbij hij stapsgewijs moet nagaan of deze al dan niet zijn vervuld. Indien de Belgische rechter toch een belangenafweging doorvoert, zal dit meestal het geval zijn wanneer het onduidelijk is of de derde effectief kennis had van het geschonden contract. In die situatie heeft de rechter meer ruimte om te bepalen of die derde dan op zijn minst een hoogstwaarschijnlijke kennis had van het contract. In Nederland en Frankrijk zijn de situaties heel verschillend.

De vierde stap onderzoekt welke factoren het aansprakelijkheidsrisico van de derde kunnen verhogen of verlagen. Hierdoor bent u als derde op de hoogte van alarmerende situaties en de manier waarop u zich kan verdedigen tegen zo’n ongewenste aansprakelijkheid. Een voorbeeld van een verhogende factor is wanneer een derde handelt als professioneel in plaats van als leek. Volgens de rechtspraak behoort een professionele derde op de hoogte te zijn van contracten en contractuele clausules die in zijn sector/vakgebied gebruikelijk zijn. In dergelijke situaties oordelen de rechters onverbiddelijk en leggen zij de professionele derde een bijzondere onderzoekplicht op. Denk bijvoorbeeld maar aan een professionele makelaar die vooraleer hij een mandaat ondertekent om een onroerend goed te verkopen eigenlijk eerst zou moeten controleren of geen andere makelaar hiervoor al een eerder mandaat heeft verkregen. Enkele voorbeelden van sectoren waarvoor een bijzondere onderzoekplicht geldt, zijn: de professionele autohandel, de kansspelsector, de immobiliënsector en de sectoren waar verbruiksgoederen worden gebruikt. Deze studie haalt voor elke sector uitgebreid aan welke onderzoekhandelingen de rechters voldoende achten. Verder zijn er ook risico-verlagende factoren die de derde als verweermiddel kan inroepen, zoals bijvoorbeeld een ongeldig contract, de situatie waarin een derde slechts kennis krijgt van het eerder contract na zijn eigen contractsluiting, een dading,…

Tot slot heeft Frankrijk de Franse vorm van derde-medeplichtigheid impliciet opgenomen in een wetsartikel, terwijl in Nederland de situatie net omgekeerd is. Om die reden kijkt de laatste stap of het opnemen van een wetsartikel over de derde-medeplichtigheid in het Belgische Burgerlijk Wetboek een invloed heeft op het aansprakelijkheidsrisico van de derde. Zoals reeds is aangehaald, is dit in België niet het geval. Uit de overname van een reeds bestaand criterium blijkt namelijk dat de Belgische wetgever wil dat de rechters volgens hun huidige systematiek blijven oordelen. Dit onder voorbehoud van verdere wetswijzigingen.

Doordat in het dagelijkse contractuele leven de derde-medeplichtigheid voortdurend om de hoek loert, vormt deze risicoanalyse boordevol rechtspraakvoorbeelden de manier voor een derde om uit te maken in welke situaties hij het meeste kans heeft op een aansprakelijkstelling. “Een gewaarschuwd man of vrouw is er twee waard”.

Bibliografie

BIBLIOGRAFIE

I. WETGEVING

Burgerlijk Wetboek.

Wet tot invoering van een Burgerlijk Wetboek en tot invoeging van Boek 5 “Verbintenissen” in dat wetboek, www.justitie.belgium.be.

II. RECHTSPRAAK

  1. Rechtspraak België

Cass. 27 mei 1909, Pas. 1909, I, 272.

Cass. 24 november 1932, Pas. 1933, I, 23.

Cass. 22 april 1955, Arr.Cass. 1954-55, 696.

Cass. 17 juni 1960, Pas. 1960, I, 1933.

Cass. 30 januari 1965, www.juridat.be.

Cass. 10 december 1971, Arr.Cass. 1971-72, 360.

Cass. 9 november 1973, Pas. 1974, I, 270.

Cass. 7 december 1973, Arr.Cass. 1974, 395, concl. P. MAHAUX. 

Cass. 21 april 1978, RCJB 1980, 98, noot R. KRUITHOF.

Cass. 15 oktober 1979, Arr.Cass. 1979, I, 197.

Cass. 22 april 1983, Arr.Cass. 1982-83, 1022, concl. E. KRINGS.

Cass. 18 mei 1989, Pas. 1989, 990.

Cass. 3 november 1989, Pas. 1990, 272.

Cass. 24 november 1992, Pas. 1993, I, 23.

Cass. 31 maart 1993, Pas. 1993, I, 343.

Cass. 27 januari 1994, Pas. 1994, 114.

Cass. 28 april 1997, Arr.Cass. 1997, 458.

Cass. 22 oktober 1999, Pas. 1909, I, 272.

Cass. 19 september 2001, Arr.Cass. 2001, 1474.

Cass. 28 november 2002, Pas. 2002, 2293.

Cass. 31 oktober 2005, Pas. 2005, 2084.

Cass. 4 oktober 2010, C.09.0632.N, www.juridat.be.

Cass. 29 juni 2012, Pas. 2012, 1517.

Cass. 12 oktober 2012, Arr.Cass. 2012, 2168, concl. G. DUBRULLE.

Cass. 10 januari 2014, c.13.0123.f, www.juridat.be.

Gent 3 januari 2002, 1998/AR/0306, www.stradalex.be.

Gent 5 juni 2002, T.Not. 2003-4, 206.

Gent 3 februari 2003, 2002/AR/0360, www.stradalex.be

Antwerpen 27 maart 2003, RDC 2003, 280, noot A. DE BOECK.

Gent 13 oktober 2003, TBH 2005, 45.

Gent 14 november 2005, 2004/AR/2235, www.stradalex.be.

Brussel 25 november 2003, RW 2006-7, 518.

Luik 28 juni 2007, TRV 2009, 750.

Luik 16 november 2007, TBH 2008-9, 815.

Gent 9 februari 2009, 2007/AR/2372, www.stradalex.be.

Gent 11 februari 2009, 2007/AR/2078, www.juridat.be.

Gent 12 november 2009, T.Not. 2010, 254.

Gent 18 november 2009, TGR 2010, afl. 2, 78.

Brussel 21 december 2010, TBBR 2012-13, 140.

Antwerpen 7 december 2011, TBH 2014, afl. 2, 167.

Gent 15 februari 2012, TBBR/RGDC 2015, 173.

Antwerpen 25 februari 2013, RW 2013-14, 1178, noot A. VAN OEVELEN en E. NORDIN.

Brussel 7 november 2013, RDC 2014, 808.

Brussel 15 januari 2014, TBH 2016, 277.

Brussel 20 oktober 2015, IRDI 2016, 330.

Arbh. Brussel 8 november 2013, 2012/AB/727, www.stradalex.com.

Rb. Neufchâteau 22 maart 2000, RRD 2000, 331.

Rb. Brussel 3 februari 2011, TRV 2011, 199.

Rb. Mechelen 17 oktober 2012, TBBR/RGDC 2015, 536.

Kh. Kortrijk 7 januari 2008, RDC 2009, 914.

Kh. Brugge 30 juni 2008, TBH 2009, 929.

Kh. Brugge (afd. Oostende) 20 november 2008, RCDI 2009, 38.

Kh. Brussel 2 februari 2009, JTT 2009, 254.

Kh. Tongeren 14 april 2009, RABG 2010, 497.

Kh. Antwerpen (afd. Turnhout) 13 februari 2015, NJW 2015, 555.

Kh. Gent 21 december 2015, TBBR/RGDC 2016, 283.

Kh. Gent (afd. Kortrijk) 24 oktober 2016, TBBR/RGDC 2017, 270.

 

2. Rechtspraak Frankrijk

Cass. (FR) Civ. 10 juni 1976, Bull. Civ. 1976, III, nr. 253, 195.

Cass. (FR) Com. 13 maart 1979, D. 1980, Jur. 1.

Cass. (FR) Com. 22 oktober 1991, Bull. Civ. 1991, IV, nr. 302, 209.

Cass. (FR) Com. 12 januari 1999, Bull. Civ. 1999, IV, nr. 8, 8.

Cass. (FR) 26 januari 1999, Bull. Civ. 1999, I, nr. 32, 21.

Cass. (FR) 17 oktober 2000, n° 97-22.498, www.lexisnexis.fr.

Cass. (FR) 18 december 2001, D. 2002, 644, noot E. CHEVRIER.

Cass. (FR) 2 december 2008, n° 07-17.539, www.dalloz.fr.

Parijs 2 oktober 2008, www.dalloz.fr.

Parijs 2 juli 2014, www.dalloz.fr.

Metz 27 januari 2015, www.lexisnexis.fr.

Lyon 14 januari 2016, www.lexisnexis.fr.

Parijs 15 november 2017, www.lexisnexis.fr.

Tribunal de grand instance Paris 11 januari 2008, www.legifrance.gouv.fr.

Kh. Parijs 1 juni 1992, www.lexisnexis.fr.

Kh. Parijs 30 maart 2004, www.lexisnexis.fr.

Kh. Parijs 26 april 2006, www.legifrance.gouv.fr.

 

3. Rechtspraak Nederland

HR 11 november 1937, NJ 1937, nr. 1096, 1558.

HR 15 januari 1960, NJ 1960, nr. 84, 190.

HR 12 januari 1962, NJ 1962, nr. 246, 787.

HR 4 juni 1965, NJ 1965, nr. 381, 1385.

HR 17 november 1967, NJ 1968, nr. 42, 135.

HR 18 juni 1971, NJ 1971, nr. 408, 1226.

HR 17 mei 1985, NJ 1986, nr. 760, 2881.

HR 20 juni 1986, NJ 1987, nr. 35, 152.

HR 30 juni 1995, NJ 1995, nr. 693, 3446.  

HR 23 december 2005, NJ 2006, nr. 33, 314.

HR 26 januari 2007, NJ 2007, nr. 78, 739.

HR 8 januari 2008, www.rechtspraak.nl.

HR 8 januari 2010, NJ 2010, nr. 187, 1871.

HR 27 september 2013, NJ 2013, nr. 465.

HR 28 maart 2014, NJ 2014, nr. 194.

Gerechtshof Arnhem 27 oktober 2009, ECLI:NL:GHARN:2009:BL6871, www.rechtspraak.nl.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 15 juli 2014, ECLI:NL:GHSHE:2015:318, www.rechtspraak.nl.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 22 juli 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2213, www.rechtspraak.nl.

Gerechtshof ’s Hertogenbosch 18 augustus 2015, www.rechtspraak.nl.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 13 juni 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4970, www.rechtspraak.nl.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 10 oktober 2017, ECLI:NL:RBOBR:2015:3337, www.rechtspraak.nl.

Rb Zwolle-Lelystad 22 februari 2007, www.rechtspraak.nl.

Rb. Amsterdam 24 februari 2010, ECLI:NL:RBAMS:210:BN0332, www.rechtspraak.nl.

Rb. Utrecht 29 augustus 2012, ECLI: NL: GHARL: 2014: 3894, www.rechtspraak.nl.

Rb. Den Haag 19 oktober 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:12770, www.rechtspraak.nl.

Rb. Noord-Holland 1 november 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:9114, www.rechtspraak.nl.

Rb. Zeeland-West-Brabant 15 november 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:7468, www.rechtspraak.nl.

 

III. RECHTSLEER

  1. Rechtsleer België
     

BAR, S. en ALTER, C., Les effets du contrat, Waterloo, Kluwer, 2006, ix + 202 p.

BLOMMAERT, D. en ALGRAIN, P., “La tierce complicité du vendeur professionnel de voitures de la violation par l’emprunteur de la clause de réserve de propriété de prêteur” in X, Jaarboek kredietrecht en collectieve schuldenregeling : hypothecair krediet, consumentenkrediet en collectieve schuldenregeling, Charleroi, Observatorium voor krediet en schuldenlast, 2002, 97-100.

CARETTE, N., Derdenbeding, Antwerpen, Intersentia, 2011, xxix + 892 p.

CLAEYS, I., Samenhangende overeenkomsten en aansprakelijkheid, Antwerpen, Intersentia, 2003, xxi + 713 p.

CORNELIS, L., Algemene theorie van de verbintenis, Antwerpen, Intersentia, 2000, xxxii + 997 p.

DAMBRE, M., Bijzondere overeenkomsten, Brugge, Die Keure, 2014, 534 p.

DE BOECK, A., “Doorwerking van het gelijkheidsbeginsel in het contractenrecht. De contractvrijheid in het nauw gedreven?” in UFSIA (ed.), Vrijheid en gelijkheid. De horizontale werking van het gelijkheidsbeginsel en de nieuwe antidisciriminatiewet, Antwerpen, Maklu, 2003, 413-444.

DE BOECK, A., “De onderzoeksplichten onderzocht, in het bijzonder bij de aankoop van tweedehands wagens” (noot onder Antwerpen 27 maart 2003), TBH 2004, 281-284.

DE BOECK, A., “Het contract in wording en de derde. Vragen naar een mogelijke derde-medeplichtigheid bij foutief afgebroken onderhandelingen” in DE BOECK, A., STIJNS S. en VAN RANSBEECK, R., (eds.), Positie van de derde in het privaat vermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2012, 115-160.

DE BOECK, A., “Contractweigering en het verbod van rechtsmisbruik; de contractvrijheid onder druk” (noot onder Cass. 7 oktober 2011), TBBR/RGDC 2012, afl. 10, 491-495.

DE BOECK, A., “Onderhandelen met de rem op: het gebruik van voorbehoudsmechanismen in de precontractuele fase”, TBBR/RGDC 2018, 3-14.

DEBUSSCHERE, S., “Derde-medeplichtigheid aan contractbreuk: de vereiste kennis in hoofde van de derde-medeplichtige: analyse van de rechtspraak na het cassatiearrest van 22 april 1983”, DAOR 1999, afl. 49, 24-38.

DE GAVRE, J., Le contrat de transaction en droit civil et en droit judiciaire privé, Brussel, Bruylant, 1967, 398 p.

DE GROOTE, B., BRULOOT, D. en DE CORTE, R., Privaatrecht in hoofdlijnen. Volume 2, Antwerpen, Intersentia, 2017, 538 p.

DEMARSIN, B., “Enkele aandachtspunten inzake ruil, lijfrente, bruikleen en dading” in  TILLEMAN, B. en VERBEKE, A.- L. (eds.), Themis 92. bijzondere overeenkomsten, Brugge, Die Keure, 2015, 121-164.

DE PAGE, H., Traité élémentaire de droit civile belge: principes, doctrine, jurisprudence. 2: les incapables, les obligations, Brussel, Bruylant, 1948, 1107 p.

DE PAGE, H., Traité élémentaire de droit civil belge, I, Brussel, Bruylant, 1961, 1367 p.

DE POTTER DE TEN BROECK, M., Gewijzigde omstandigheden in het contractenrecht, Antwerpen, Intersentia, 2017, 438 p.

DESSART, B., “Factoring et tierce complicité: rôle et responsabilité du banquier” (noot onder Brussel 15 januari 2014), TBH 2016, afl. 3, 283-287.

DIRIX, E., “De meerpartijenovereenkomst”, TPR 1983, 757-794.

DIRIX, E., “De derde-medeplichtigheid aan andermans contractbreuk: het einde van de controverse” (noot onder Cass. 22 april 1983), RW 1983-1984, 431-433.

DIRIX, E. en VAN OEVELEN, A., “Kroniek van het verbintenissenrecht (1985-1992)”, RW 1992-93, 1249-1265.

DUBRULLE, G., concl. bij Cass. 12 oktober 2012, Arr.Cass. 2012, 2168-2169.

FAGNART, J., L., La responsabilité civile: chronique de jurisprudence 1985-1995, Brussel, Larcier, 1997, 145 p.

FORIERS, P. A., “Espaces de liberté en droit des contrats” in CDVA (ed.), Les espaces de liberté en droit des affaires, Brussel, Bruylant, 2007, 25-60.

GIET, T.,  “Donner force exécutoire à la transaction”, Journ.Jur. 2005, afl. 38, 11.

HAGE, J. C., “Rechtstheoretische analyse van de partijautonomie in het overeenkomstenrecht. Twee dimensies van contractsvrijheid. Een bijdrage aan de algemene leer van overeenkomst” in SAMOY, I. (ed.), Evolutie van de basisbeginselen van het contractenrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010,  241-261.

JANSEN, S. en STIJNS, S., “Contractweigering kan rechtsmisbruik uitmaken” (noot onder Cass. 7 oktober 2011), RW 2012-13, 1182-1186.

MARCHAL, P., La transaction, Brussel, Larcier, 2014, 161 p.

MERCHIERS, Y., “Contractbreuk en derde-medeplichtigheid”, RW 1985-86, 2085-2099.

MERTENS, D., “Over onrechtmatige afwerving van cliënteel. Veel geblaat, weinig wol” (noot onder Kh. Dendermonde 15 oktober 2009), RW 2011-12, 1137-1140.

PEERAER, F. “Actuele ontwikkelingen inzake de totstandkoming en nietigheid van contracten en contractuele bedingen” in STIJNS, S. (ed.), Themis 95. Verbintenissenrecht, Brugge, Die Keure, 2015, 45-78.

PEERAER, F. en STIJNS, S., “De proportionaliteit van de nietigheid: de onwerkzaamheid of een nieuwe adem voor de bestaanbaarheid?”, TBBR/RGDC 2017, 374-398.

RUE, G., “Violation d’obligation contractuelle et tierce complicité”, BSJ 2014, afl. 518, 15.

SAGAERT, V. en DEWITTE, E., “Actuele ontwikkelingen inzake de derdenwerking van contracten” in STIJNS, S., SAGAERT, V., SAMOY, I. en DE BOECK, A. (eds.), Themis 75. Verbintenissenrecht, Brugge, Die Keure, 2012, 135-164.

STIJNS, S., Leerboek verbintenissenrecht. Boek I, Brugge, Die Keure, 2005, 268 p.

STIJNS, S., “Contractanten en derden: derde-medeplichtigheid en actio pauliana, sterkmaking, schijnvertegenwoordiging, derdenbegunstiging” in STIJNS, S. (ed.), Themis 41: verbintenissenrecht, Brugge, Die Keure, 2006, 25-50.

STIJNS, S. en VAN LIEMPT, F., “Derde-medeplichtigheid aan andermans contractbreuk” in SAGAERT, V. en LAMBRECHT, D. (eds.), Actuele ontwikkelingen inzake verbintenissenrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 37-83.

STIJNS, S. en VAN LIEMPT, F., “Derde-medeplichtigheid aan andermans contractbreuk” in STIJNS, S. en WÉRY, P. (eds.), De raakvlakken tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, Die Keure, 2010, 169-222.

STIJNS, S. en VERJANS, E., “Hoofdstuk 2. Variaties op het begrip “derde” in het contractenrecht” in DE BOECK, A., STIJNS, S. en VAN RANSBEECK, R. (eds.), Positie van de derde in het privaat vermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2012, 19-66.

STUYCK, J., “Derden en contractbreuk, samenloop en vordering tot staking” (noot onder kh. Brugge 30 juni 2008), RDC 2009, afl. 9, 932-937.

THANGE, T., Gedeeltelijke ontbinding en vernietiging van overeenkomsten, Antwerpen, Intersentia, 2015, xvi + 345p.

THIRIAR, P., VANLERBERGHE, B., LAENENS, J., SCHEERS D. en RUTTEN, S., Handboek Gerechtelijk Recht, Antwerpen, Intersentia, 2016, xxv + 943 p.

TILLEMAN, B., CLAEYS, I., COUDRON, C. en LOONTJENS, K., Dading in APR, Antwerpen, Kluwer, 2000, 563 p. 

VAN DE SYPE, N., “Over de nietigheid van een overeenkomst met een ongeoorloofd voorwerp” (noot onder rb. Leuven 11 juni 2008 ), RABG 2009, 1374-1377.

VAN GERVEN, W. en VAN OEVELEN, A., Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 728 p.

VAN OEVELEN, A. en NORDIN, E., “De invloed van een dading op een vordering tot schadevergoeding wegens derde-medeplichtigheid aan andermans contractbreuk” (noot onder 25 februari 2013), RW 2013-14, afl. 30, 1182-1185.

VAN OMMESLAGHE, P., Droit des obligations, I, Brussel, Bruylant, 2010, 936 p.

VAN OMMESLAGHE, P., “L’autonomie de la volonté: du code civil à nos jours” in FELTCAMP, R. en VANBOSSELE, F. (eds.), Wilsautonomie, contractvrijheid en ondernemingscontracten. Welke toekomst beschoren?, Antwerpen, Intersentia, 2012, 1-22.

VAN STAPEL, I.,  “Deel I. Wie is ‘partij’ en wie is ‘derde’ in een contract en in een contractgroep? Actuele knelpunten en perspectieven” in SAMOY, I. (ed.), Derden in het contractenrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 1-58.

VERJANS, E., “Enkele vragen naar aanleiding van een casus over derde-medeplichtigheid aan contractbreuk in de kansspelsector” (noot onder Antwerpen 7 december 2011), TBH 2014, afl. 2, 170-176.

VERJANS, E., “Derde-medeplichtigheid en de onderzoeksplicht van beroepshandelaars in tweedehandsvoertuigen” (noot onder Brussel 21 december 2010), TBBR/RGDC 2012, 142-148.

 

2. Rechtsleer Frankrijk

BENABENT, A., Droit des obligations, Issy-les-Moulineaux, LGDJ, 2014, 730 p.

BILLIAU, M. en MOURY, J., “Opposabilité du contrat aux tiers et responsabilité de ceux-ci envers les parties: une application au contrat d’édition”, D. 2001, 952-954.

BUFFELAN-LANORE, Y. en LARRIBAU-TERNEYRE, V., Droit Civil. Les obligations, Paris, Sirey, 2014, x + 1077 p.

CHEVRIER, E., (noot onder Cass. Fr. Com. 18 december 2001), D. 2002, 645.

DESHAYES, O., GENICON, T. en LAITHIER, Y. – M., Réforme du droit des contrats, du régime général et de la preuve des obligations. Commentaire article par article, Parijs, LexisNexis, 2016, xi + 945 p.

DISSAUX, N., “Franchise”, Répertoire de droit commercial 2014, www.dalloz.fr.

ESPAGNON, M., Fasc. 16-20 : Droit à réparation. Rapports entre responsabilité délictuelle et contractuelle. Nature de la responsabilité entre contractants et tiers, 2017, www.lexisnexis.fr.

FABRE-MAGNAN, M., Droit des obligations. 1. Contrat et engagement unilatéral, Parijs, PUF, 2012, xxvii + 748 p.

FABRE-MAGNAN, M., Droit des obligations. 1. Contrat et engagement unilatéral, Parijs, PUF, 2016, xxiii + 838 p.

FAGES, B., Droit des obligations, Parijs, LGDJ, 2007, xviii + 631 p.

FAGES, B., Droit des obligations, Parijs, LGDJ, 2011, 628 p.

FLOUR, J., AUBERT, J.-L. en SAVAUX, E., Droit civil: les obligations: 1. L’acte juridique, Parijs, Dalloz, 2010, viii +499 p.

GHESTIN, J., “Les tiers à un contrat peuvent invoquer à leur profit, comme un fait juridique, la situation créée par ce contrat dès lors que cette convention entraînait cession de la créance à une autre banque”, D. 1993, www.dalloz.fr.

GHESTIN, J., “Nouvelles propositions pour un renouvellement de la distinction des parties et des tiers”, RTD Civ. 1994, 777-800.

GRIMALDI, C., “Les conditions de la tierce complicité de la tête d’un réseau concurrent”, Revue des contrats 2012, 141, www.lextenso.fr.

JOURDAIN, P., “Responsabilité délictuelle d’un tiers pour inexécution d’un contrat: la complicité n’est pas requise”, RTD Civ. 1999, 405-407. 

JOURDAIN, P., “Responsabilité délictuelle du tiers complice d’une inexécution contractuelle”, RTD Civ. 2008, 485-487.

JOURDAIN, P., Fasc. 130-10: Droit à réparation – responsabilité fondée sur la faute. Applications de la notion de faute: imprudences et négligences. Fautes commises à l’occasion du contrat,  2018, www.lexisnexis.fr.

JULIEN, J., Droit des obligations, Brussel, Larcier, 2012, 343 p.

LATINA, M., “contrat: généralités” in X, répertoire de droit civil, 2017, www.dalloz.fr.

MALAURIE, P., AYNÈS, L. en STOFFEL-MUNCK, P., Droit des obligations, Issy-Les-Moulineaux, LGDJ, 2016, 897 p.

MALINVAUD, P., FENOUILLET, D. en MEKKI, M., Droit des obligations, Parijs, LexisNexis, 2014, ix + 802 p.

MERCADAL, B., Réforme du droit des contrats: ordonnance du 10 février 2016, Levallois, Editions Francis Lefebvre, 2016, 408 p.

PICOD, Y., “Preuve de la tierce complicité de la violation de la clause de non-concurrence”, D. 2003, 1029.

SAVAUX, E., “La responsabilité délictuelle de l’acquéreur, coupable, par son comportement fautif, d’avoir fait perdre à l’agent immobilier la commission due par le vendeur” (noot onder Cass. Fr. 9 mei 2008), Defrenois 2008, 1986-1989.

SERRA, Y., “Tierce complicité dans la violation d’une clause de non-concurrence”, D. 2001, 1311.

THOMAT-RAYNAUD, A. – L., “Tel est pris qui croyait prendre!” (noot onder Cass. Fr. 9 mei 2008), D. 2008, 2328-2331.

X., “Effet relatif du contrat”, fiches d’oriëntation 2018, www.dalloz.fr.

X, Libres Propos sur la réforme du droit des contrats. Analyse des principales innovations de l’Ordonnance du 10 février 2016, Parijs, LexisNexis, 2016, xiii + 191 p.

 

3. Rechtsleer Nederland

BELLAART, E. J., “Profiteren van andermans wanprestatie”, Bb 2007, www.navigator.nl.

CAHEN, J. L. P., Overeenkomst en derden, Deventer, Kluwer, 2004, xiii + 65 p.

CHEREDNYCHENKO, O. R., “Contractsvrijheid en billijkheid in het huidige recht: kunnen grondrechten ons helpen?”, Contracteren 2004, 60-61.

DE VRIES, F. J., “De overeenkomst in het algemeen” in Monografieën BW, Deventer, Wolters Kluwer, 2016, xvii + 199 p.

DU PERRON, C. E., Overeenkomst en derden, Amsterdam, Kluwer, 1999, xvi + 448 p.

HARTKAMP, A. S. en SIEBURGH, C. H.,  Asser 6-III Algemeen overeenkomstenrecht, 2014, www.navigator.nl.

HARTKAMP, A. S. en SIEBURGH, C. H., Asser 6-IV: Verbintenissenrecht. De verbintenis uit de wet, Deventer, Kluwer, 2015, 507 p.

HENDRIKX, A. M. M., “Profiteren van andermans wanprestatie”, MvV 2015, afl. 2, 54-59.

HIJMA, J., VAN DAM, C. C., VAN SCHENDEL, W. A. M. en VALK, W. L., Rechtshandeling en overeenkomst, Deventer, Kluwer, 2013, xxx + 364 p.

HIJMA, J., VAN DAM, C. C., VAN SCHENDEL, W. A. M. en VALK, W. L., Rechtshandeling en overeenkomst, Deventer, Kluwer, 2016, xxxi + 374 p.

HONDIUS, E., “Bescherming van de zwakkere als nieuw paradigma in het privaatrecht” in HARTLIEF en STOLKER (eds.), Contractvrijheid, Deventer, Kluwer, 1999, 378 p.

KOPBURG, A. P. en DIJKSHOORN, W., “Uit een overeenkomst vloeien (geen) verbintenissen voort voor derden. Over de relativiteit van het relativiteitsbeginsel en de praktische betekenis hiervan”, MvV 2012, 85-94.

RANK-BERENSCHOT, E. B., Relativiteit der overeenkomst als stilzwijgend beginsel, www.navigator.nl.

VAN DUNNÉ, J. M., Verbintenissenrecht. 1: contractenrecht, Deventer, Kluwer, 2004, xxxiv + 921 p.

VRANKEN, J. B. M., “De derden in het overeenkomstenrecht”, WPNR 1997, 735-739.

 

IV. METHODOLOGISCHE BRONNEN 

DEVROE, W., Rechtsvergelijking in een context van europeanisering en globalisering, Leuven, Acco, 2012, 298 p.

HUSA, J., A new introduction to comparative law, Oxford, Hart Publishing, 2015, xii + 284 p.

ZWEIGERT, K. en KÖTZ, H., Introduction to comparative law, Oxford, Clarendon Press, 1998, xxvi + 714 p.