Part-Whole relationships in Gestalt Psychology - The work of Edwin Rausch

Neal Hermse
Persbericht

Part-Whole relationships in Gestalt Psychology - The work of Edwin Rausch

 

De vergeten werken: Edwin Rausch De wereld om ons heen is als een enorme puzzel, bestaande uit miljoenen puzzel stukjes. Mensen zijn maar in staat om een deel van deze stukjes waar te nemen, en van die stukjes kunnen we maar een hand vol tegelijk bewust verwerken. Om in het dagelijks leven te functioneren en gepast op gebeurtenissen in onze omgeving te kunnen reageren construeren we met de puzzelstukjes die we verwerken een zo accuraat mogelijk beeld van de werkelijkheid om ons heen. Dit beeld bestaat uit waargenomen elementen en leegtes ertussen die we zelf “Invullen”. Dit invullen gebeurt bijvoorbeeld op basis van verwachtingen en eerdere ervaringen. Dit geldt niet alleen voor extern waargenomen elementen. Samen met intern waargenomen elementen zoals gevoelens en gedachten wordt onze ervaring van het dagelijks leven geconstrueerd.

Het begrijpen van dit proces is de kern van Gestalt psychologie. Men probeert de mechanismen die aan de grondslag liggen van dit proces te deduceren en definiëren. Hierbij combineert men complementaire kennis van diverse richtingen waaronder wiskunde, psychologie, filosofie en de natuurwetenschappen. Omdat veel van de Gestalt Theoretici wiskundigen en gepassioneerde musici waren worden Gestalt theorieën vaak aan de hand van gedetailleerde muzikale en geometrische voorbeelden uitgewerkt. Deze onderzoeksrichting is bijzonder geïnteresseerd in mogelijke relaties tussen het geheel en de elementen waar het uit opgebouwd is. Een voorbeeld: Het ligt voor de hand dat de hoofdstukken waaruit een boek bestaat, een invloed hebben op het boek in zijn geheel. Daarnaast kan men ook stellen dat het boek in zijn geheel een invloed heeft op hoe de hoofdstukken ervaren worden. Het biedt immers een betekenis kader voor wat er in een hoofdstuk gebeurt. Een van de meest significante bevinden in deze richting is dat het geheel niet alleen meer is dan de opsomming van de delen waaruit het bestaat, maar dat het geheel ook anders is dan de opsomming van de delen. Hoewel er dankzij nieuwe onderzoekstechnieken veel vooruitgang is geboekt In het onderzoek naar deel – geheel relaties zijn er hierin nog veel onbeantwoorde vragen.

Edwin Rausch (1906-1994) was een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Gestalt theorie van de tweede generatie in Duitsland, nauw geassocieerd met namen uit zijn tijd als Max Wertheimer en Wolgang Metzger. Na zijn studie wiskunde aan de universiteit van Bonn studeerde hij psychologie aan de universiteit van Frankfurt waar hij later werkte als professor en onderzoeker. In 1978 werd hij erelid van de “Society for Gestalt Theory and its Applications” (GTA). Rausch wijde een aantal belangrijke werken aan het bestuderen van deel–geheel relaties in Gestalt theorie. Deze werken zijn (psycho) logisch zeer verfijnd zijn, maar helaas tot op heden nooit uit het Duits vertaald werden en in de vergetelheid raakten. Over mogelijke reden hiervoor kan men nu alleen nog speculeren. Misschien een van de waarschijnlijkste oorzaken is erin te vinden dat het inhoudelijke moeilijke teksten zijn. Ze zijn zeer formeel en op een hoog abstractie niveau geschreven met een sterke wiskundige inslag.

In de hoop antwoorden op tot op heden onbeantwoorde Gestalt theoretische vragen over deel – geheel relaties te vinden werd het vergeten werk van Edwin Rausch het onderwerp van de Engelstalige Master These: “Part-Whole relationships in Gestalt psychology. The work of Edwin Rausch”. De werken werden bij elkaar gebracht, waarbij een deel electronisch verkrijgbaar was, en een deel vanuit de bibliotheek van Frankfurt naar het laboratorium aan de KU Leuven gestuurd werd. In twee jaar werden de belangrijkste werken van Rausch samengevat en van het Duits naar het Engels vertaald. De gevonden Gestalt theoretische ideeën werden gebundeld, uitgelegd en geanalyseerd vanuit historisch en modern perspectief. Dit maakt de werken van Rausch toegankelijk voor geïnteresseerden en de internationale wetenschappelijke gemeenschap voor verder onderzoek. In vervolg op deze master these start dit jaar aan het Laboratorium voor experimentele psychologie aan de KU Leuven onder begeleiding van Professor Wagemans een gelijknamige PhD. Hierin zullen onder andere de door Rausch gevoerde onderzoeken, die voor hedendaagse standaard veelal methodologisch zwak zijn, gerepliceerd worden. 

Bibliografie

 

Felleman, D. J., & Van Essen, D. C. (1991). Distributed hierarchical processing in the

primate visual cortex, Cerebral Cortex, 1, 1-47.Hubel, D. H., & Wiesel, T. N. (1962). Receptive fields, binocular interaction and

functional architecture in the cat's visual cortex, The Journal of Physiology, 160, 106–154. Hubel, D. H., & Wiesel, T. N. (1965). Binocular interaction in striate cortex of kittens

reared with artificial squint, Journal of Neurophysiology, 28, 1041–1059. Husserl, E. (1891). Philosophie der Arithmetik. Psychologische und logische

Untersuchungen, Erster Band, Halle a.S.: Pfeiffer.

Kobatake, E., & Tanaka, K. (1994). Neuronal selectivities to complex object features in the ventral visual pathway of the macaque cerebral cortex, Journal of Neurophysiology, 71, 856 – 867.

Koffka, K. (1935). Principles of Gestalt Psychology, Lund Humphries, London. Lennie, P. (1980). Parallel visual pathways: A review, Vision Research, 20, 561-594.

Metzger, W. (1953). Gezetse des Sehens. Frankfurt am Main: Waldemar Kramer Pasupathy, A., & Conner, C. (2001). Shape representation in area V4: position-specific

tuning for boundary conformation, Journal of Neurophysiology, 86, 2505-2519.

Rausch, E. (1937). Über Summativität und Nicht-Summativität, Psychologische Forschung, 21, Neudruck: Darmstadt.

The work of Edwin Rausch 81

 

Rausch, E. (1949). Variabilität und Konstanz als phänomenologische Kategorien, Psychologische Forschung, 8, 69-114.

Rausch, E. (1950). Zur Phänomenologie figural-optischer Dynamik, Psychologische Forschung, 8, 185-222.

Rausch, E. (1951). Zum Problem der Ähnlichkeit, Psychologische Forschung, 8, 495- 512.

Rausch, E. (1964). Das Eigenschaftsproblem in der Gestalttheorie der Wahrnemung, Handbuch der psychologie, Bd. 1 Algemenine psychologie, 1. Deraufbau des Erkennens, Halblad 1 Warhnemung und bewubstdein, 866-953.

Rausch, E. (1965). Einzelgegenständlichkeit als pheänomenale Eigenchaft, Psychologische Forschung, 28, 33-45.

Riesenhuber, M., & Poggio, T. (1999). Hierarchical models of object recognition in cortex, Natural Neuroscience, 2, 1019–1025.

Riesenhuber, M., & Poggio, T. (2000). Models of object recognition, Natural Neuroscience, 3, 1199–1204.

Rockland, K. S., & Pandya, D. N. (1979). Laminar origins and terminations of cortical connections of the occipital lobe in the rhesus monkey, Brain Research, 179, 3-20.

Smith, B. (1988). Foundations of Gestalt Theory, Munich and Vienna: Philosophia Verlag.

Von Ehrenfels, C. (1890). Über Gestaltqualitäten, Vierteljahrsschrift für wissenschaftliche Philosophie, 14, 249-292.

The work of Edwin Rausch 82

Ungerleider, L.G., & Mishkin, M. (1982). Two cortical visual systems, Analysis of visual behavior, 549-586.

Wertheimer, M. (1938). Laws of organization in perceptual forms, A source book of Gestalt psychology, 71-88.

Williams, R.W., Bastiani, M.J., Chalupa, L.M. (1983). The Journal of Neuroscience, 3, 133-144. 

 

Universiteit of Hogeschool
Klinische en Gezondheidspszchologie
Publicatiejaar
2013
Share this on: