Onderzoek naar lacunes in de perinatale begeleiding bij vrouwen met een eetstoornis in de voorgeschiedenis

Katrien Scheerlinck
Persbericht

Onderzoek naar lacunes in de perinatale begeleiding bij vrouwen met een eetstoornis in de voorgeschiedenis

 

Zwangere vrouwen met een eetstoornis: de vergeten patiëntengroep?

 ‘Zwangere vrouwen met een eetstoornis? Die zien wij niet, juffrouw. U weet toch dat een eetstoornis een erg goed anti-contraceptivum is?’. Dit is het antwoord dat de auteur van dit onderzoek meer dan eens te horen kreeg na het contacteren van een aantal gynaecologen. Anno 2012 evolueert de medische wereld als geen ander, maar blijkbaar is men hier toch ergens de mist ingegaan.

Image removed.Het laatste decennium is een periode geweest van graatmagere modellen op de catwalk en pro-ana sites die als paddenstoelen uit de grond schieten. Daarnaast blijft het ook een periode waarin de modale Vlaamse vrouw nog steeds het leven wenst te schenken aan één of meerdere gezonde kinderen. Hierbij beschouwen wij een kwalitatief hoogstaande begeleiding tijdens de zwangerschap als een vanzelfsprekend recht.

Maar, wat als recente literatuur schrijft dat de kans op het ontwikkelen van een klinisch belangrijke eetstoornis (dit is een eetprobleem dat effectief een invloed heeft op het dagelijks functioneren van de vrouw of man) in een zestal Europese landen bij de 10 tot 30 jarigen maar liefst tot 29% bedraagt? Dan kan hieruit zonder overdrijven worden afgeleid dat de kans dat een zwangere vrouw met een eetstoornis – al dan niet in het verleden- een gynaecoloog bezoekt meer dan reëel is. En zoals iedereen heeft ook zij recht op een kwaliteitsvolle dienstverlening tijdens haar zwangerschap. Maar, laat dit nu net het probleem zijn.

In een poging om de huidige Vlaamse perinatale en postnatale begeleiding (dit is de begeleiding van vrouwen tijdens de zwangerschap en de eerste weken daarna) bij deze problematiek te verbeteren heeft dit onderzoek vrouwen ondervraagd die minstens 1 kind hebben én die allemaal te maken hebben gehad met een eetstoornis voor en/of tijdens hun zwangerschap. Op basis van hun verhalen kunnen een aantal interessante vaststellingen gedaan worden.

Zo is een eetstoornis een chronisch psychiatrisch probleem of, om het met de woorden van de meeste eetstoornispatiënten te zeggen: ‘Het blijft altijd in je hoofd rondzweven’. Kortom, wanneer een zesentwintigjarige zwangere vrouw langs gaat bij de dokter en die vrouw vertelt dat zij op haar zestiende anorexia nervosa had maar nu reeds 4 jaar stabiel is. Dan is de kans groot dat zij tijdens, en voornamelijk na de zwangerschap, opnieuw in zekere mate met haar eetprobleem zal worden geconfronteerd. Dit kan zich uiten op verschillende manieren gaande van het hebben buitensporige angstgevoelens tijdens de zwangerschap en  het ervaren van meer onzekerheid tijdens de zwangerschap, tot het - al dan niet bewust - gaan diëten. Opvallend vaak gebeurt het dat (ex-) anorexiapatiënten na de bevalling minder blijken te wegen dan voor hun zwangerschap. Dat het lichaamsgewicht in het dagelijkse leven van deze patiënten een belangrijke rol speelt is vanzelfsprekend. Meestal is het dan ook zo dat deze vrouwen, na hersteld te zijn van een actieve eetstoornis, de weegschaal uit hun leven verbannen. Jammer genoeg wordt hen net tijdens deze zwangerschapsmaanden telkens opnieuw gevraagd om op die weegschaal te gaan staan om zo de gewichtstoename te kunnen controleren. Deze weegmomenten brengen dan ook vaak heel wat dubbele en onaangename gevoelens met zich mee.

Wanneer na negen maanden vol verlangen de baby uiteindelijk geboren wordt is dit bij de meeste pas bevallen vrouwen een periode van intense vreugde en ongekend geluk. Helaas blijkt dit bij deze vrouwen net iets minder vaak dan normaal het geval. De ‘baby blues’ of de huildagen in de eerste week na de bevallig zijn een gekend en normaal fenomeen. Maar bij deze vrouwen is het risico groot dat deze ‘baby blues’ uitmondt in een echte postpartum depressie. Naast het ontwikkelen van een depressie vertonen deze vrouwen ook vaak de neiging om opnieuw te hervallen in slechte en abnormale eetpatronen om zo snel mogelijk de overtollige zwangerschapskilo’s –als deze al aanwezig zijn- kwijt te raken. Kortom, de weken na de zwangerschap kunnen erg veel stress met zich meebrengen. Deze weken dienen daardoor als een hoog risico periode beschouwd te worden. Andere stressvolle periodes kunnen bijvoorbeeld zijn wanneer de vrouw een miskraam achter de rug heeft, wanneer er iets fout gaat met de baby of wanneer de vrouw en haar partner problemen ondervinden om zwanger te worden.

De bovenstaande vaststellingen zijn slechts een korte samenvatting van de belangrijkste punten waar de hulpverleners voor, tijdens, en na de zwangerschap extra aandacht aan zouden moeten besteden. Jammer genoeg blijven eetstoornissen, net zoals veel andere psychiatrische aandoeningen, in een taboesfeer hangen. Dit zorgt ervoor dat de dokters, en de andere hulpverleners, bij het begeleiden van deze vrouwen vaak het probleem niet opmerken of gewoonweg negeren. De eetstoornispatiënten zelf durven er meestal zelf niet over praten wanneer zij opnieuw problemen ervaren. De angst om een ‘etiket’ te krijgen en vervolgens als ‘abnormaal’ te worden beschouwd blijft namelijk groot. De gevolgen van de eetstoornis, of het verleden hiervan, beperken zich niet alleen tot de vrouw, maar ook haar omgeving en voornamelijk haar kinderen ondervinden hier hinder door. Bij het stellen van een extra vraag naar het eetpatroon van hun eigen kinderen antwoordt de meerderheid van de deelnemers dat zij anders, en dan eerder negatief, met de voeding van hun eigen kinderen omgaan. Ze weten vaak niet goed hoeveel hun kinderen moeten eten om net zoals hun klasgenootjes een normaal voedingspatroon te ontwikkelen en ze zijn opvallend angstig om ‘dikke’ kinderen te krijgen.

Op basis van deze resultaten kunnen we stellen dat eetstoornispatiënten een andere en meer individueel aangepaste zwangerschapsbegeleiding verdienen om zo deze negen maanden, zowel lichamelijk als geestelijk, tot een goed einde te brengen. Helaas blijken de hulpverleners waar deze vrouwen mee in contact komen hen hier ruim onvoldoende in tegemoet te komen. Op dit moment wordt de impact van eetstoornissen binnen de gynaecologische en verloskundige praktijken miskend waardoor deze vrouwen in één van de belangrijkste periodes in hun leven in de kou blijven staan.

Bibliografie

 

LITERATUURLIJST

 

Abraham, S., & Llewellyn-Jones, D. (2008). Eetstoornissen: De Feiten

(G. Noordenbos, Trans. 1 ed.). GA Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

 

Andersen, A. E., & Ryan, G. L. (2009). Eating disorders in the obstetric and

gynecologic patient population. Obstet Gynecol, 114(6), 1353-1367.

 

American Psychiatric Association (2005). Diagnostic and statistical manual of mental

disorders (4 ed.). Washington DC: APA.

 

Astrachan-Fletcher, E., Veldhuis, C., Lively, N., Fowler, C., & Marcks, B. (2008). The

reciprocal effects of eating disorders and the postpartum period: a review of the

literature and recommendations for clinical care. J Womens Health (Larchmt), 17(2),

227-239.

 

Ajzen, I. (2002). Perceived Behavioral Control, Self-Efficacy, Locus of Control, and the Theory of Planned Behavior. Journal of Applied Social Psychology, 32(4), 665-68.

 

Bansil, P., Kuklina, E. V., Whiteman, M. K., Kourtis, A. P., Posner, S. F., Johnson, C

H., et al. (2008). Eating disorders among delivery hospitalizations: prevalence and

outcomes. J Womens Health (Larchmt), 17(9), 1523-1528.

 

Becker, A. E., Grinspoon, S. K., Klibanski, A., & Herzog, D. B. (1999). Eating disorders. N Engl J Med, 340(14), 1092-1098.

 

Bulik, C. M., Von Holle, A., Hamer, R., Knoph Berg, C., Torgersen, L., Magnus, P., et al. (2007). Patterns of remission, continuation and incidence of broadly defined eating disorders during early pregnancy in the Norwegian Mother and Child Cohort Study (MoBa). Psychol Med, 37(8), 1109-1118.

 

Bulik, C. M., Von Holle, A., Siega-Riz, A. M., Torgersen, L., Lie, K. K., Hamer, R. M., et al. (2009). Birth outcomes in women with eating disorders in the Norwegian Mother and Child cohort study (MoBa). Int J Eat Disord, 42(1), 9-18.

 

Cantrell, C., Kelley, T., & McDermott, T. (2009). Midwifery management of the woman with an eating disorder in the antepartum period. J Midwifery Womens Health, 54(6), 503-508.

 

DSM V Development by the American Psychiatric Association. Verkregen op 8

augustus 2010 via http://www.dsm5.org/Pages/Default.aspx.

 

Ekeus, C., Lindberg, L., Lindblad, F., & Hjern, A. (2006). Birth outcomes and

pregnancy complications in women with a history of anorexia nervosa. BJOG, 113(8),

925-929.

 

Fairburn, C. G., & Harrison, P. J. (2003). Eating disorders. Lancet, 361(9355), 407-416.

 

Favaro, A., Caregaro, L., Tenconi, E., Bosello, R., & Santonastaso, P. (2009). Time trends in age at onset of anorexia nervosa and bulimia nervosa. J Clin Psychiatry, 70(12), 1715-1721.

 

Franko, D. L., Blais, M. A., Becker, A. E., Delinsky, S. S., Greenwood, D. N., Flores, A. T., et al. (2001). Pregnancy complications and neonatal outcomes in women with eating disorders. Am J Psychiatry, 158(9), 1461-1466.

 

Garner, D.M., Olmstead, M.P. & Polivy, J. (1983). Development and validation of a multidimensional Eating Disorder Inventory for anorexia nervosa and bulimia. International Journal of Eating disorders, 2, 15-34.

 

Garner, D.M.; van Strien, T. (n.d.). EDI-II: Inventarisatie van eetstoornissymptomen. Verkregen op 12 maart 2011 via http://www.unifr.ch/ztd/HTS/inftest/WEB-Informationssystem/nl/4nl001/d45c58ba97a44e42a13cf94b0ffa37b2/hb.htm

 

Goris, P., Burssens, D., Melis B. & Vettenburg N. (2007). Wenselijke preventie stap voor stap. Antwerpen: Garant.

 

Harris, A. A. (2010). Practical advice for caring for women with eating disorders during the perinatal period. J Midwifery Womens Health, 55(6), 579-586.

 

Hoek, H. W., & van Hoeken, D. (2003). Review of the prevalence and incidence of eating disorders. Int J Eat Disord, 34(4), 383-396.

 

Jochems, A. A. F., & Joosten, F. W. M. G. (2006). Zakwoordenboek der Geneeskunde (28 ed.). Doetinchem: Elsevier Gezondheidszorg.

 

Keel, P. K., & Brown, T. A. (2010). Update on course and outcome in eating disorders. Int J Eat Disord, 43(3), 195-204

 

Klein, D. A., & Walsh, B. T. (2003). Eating disorders. Int Rev Psychiatry, 15(3), 205-216.

 

Klein, D. A., & Walsh, B. T. (2004). Eating disorders: clinical features and pathophysiology. Physiol Behav, 81(2), 359-374.

 

Koubaa, S., Hallstrom, T., Lindholm, C., & Hirschberg, A. L. (2005). Pregnancy and neonatal outcomes in women with eating disorders. Obstet Gynecol, 105(2), 255-260.

 

Larsson, G., & Andersson-Ellström, A. (2003). Experiences of Pregnancy-related Body Shap Changes and of Breast-feeding in Women with a History of Eating Disorders. European Eating Disorders Review, 11(2), 116-124.

 

Maesschalck, C., Vertommen H. (2001). Nederlandse Verkorte Temperament en Karakter Vragenlijst (VTCI). Tijdschrift Klinische Psychologie, 31(1), 10-15.

 

Mazzeo, S. E., Slof-Op't Landt, M. C., Jones, I., Mitchell, K., Kendler, K. S., Neale, M. C., et al. (2006). Associations among postpartum depression, eating disorders, and perfectionism in a population-based sample of adult women. Int J Eat Disord, 39(3), 202-211.

 

Micali, N., Simonoff, E., & Treasure, J. (2007a). Risk of major adverse perinatal outcomes in women with eating disorders. Br J Psychiatry, 190, 255-259.

 

Micali, N., Treasure, J., & Simonoff, E. (2007b). Eating disorders symptoms in pregnancy: a longitudinal study of women with recent and past eating disorders and obesity. J Psychosom Res, 63(3), 297-303.

 

Micali, N., & Treasure, J. (2009). Biological effects of a maternal ED on pregnancy and foetal development: a review. Eur Eat Disord Rev, 17(6), 448-454.

 

Morgan, J. F., Lacey, J. H., & Chung, E. (2006). Risk of postnatal depression, miscarriage, and preterm birth in bulimia nervosa: retrospective controlled study. Psychosom Med, 68(3), 487-492.

 

Parliamentary Office of Science and Technology (2007). Eating Disorders. Geraadpleegd op 2 oktober 2011 via http://www.parliament.uk/documents/post/postpn287.pdf

 

Polivy, J., & Herman, C. P. (2002). Causes of eating disorders. Annu Rev Psychol, 53, 187-213.

 

Preti, A., Girolamo, G., Vilagut, G., Alonso, J., Graaf, R., Bruffaerts, R., et al. (2009). The epidemiology of eating disorders in six European countries: results of the ESEMeD-WMH project. J Psychiatr Res, 43(14), 1125-1132.

 

Reijonen, J. H., Pratt, H. D., Patel, D. R., & Greydanus, D. E. (2003). Eating Disorders in the Adolescent Population: An Overview. Journal of Adolescent Research, 18(3), 209-222.

Striegel-Moore, R. H. (1997). Risk factors for eating disorders. Ann N Y Acad Sci, 817, 98-109.

 

Rocco, L. P., Orbitello, B., Perini, L., Pera, V., Ciano, R. P., & Balestrieri, M. (2005). Effects of pregnancy on eating attitudes and disorders: A prospective study. Journal of Psychosomatic Research, 59, 175-179.

 

Sollid, C. P., Wisborg, K., Hjort, J., & Secher, N. J. (2004). Eating disorder that was diagnosed before pregnancy and pregnancy outcome. Am J Obstet Gynecol, 190(1), 206-210.

 

Striegel-Moore, R. H. (1997). Risk factors for eating disorders. Ann N Y Acad Sci, 817, 98-109.

 

Striegel-Moore, R. H., & Franko, D. L. (2003). Epidemiology of binge eating disorder. Int J Eat Disord, 34 Suppl, S19-29.

 

Swann, R. A., Von Holle, A., Torgersen, L., Gendall, K., Reichborn-Kjennerud, T., & Bulik, C. M. (2009). Attitudes toward weight gain during pregnancy: results from the Norwegian mother and child cohort study (MoBa). Int J Eat Disord, 42(5), 394-401.

 

Swanson, S. A., Crow, S. J., Le Grange, D., Swendsen, J., & Merikangas, K. R. (2011). Prevalence and correlates of eating disorders in adolescents: results from the national comorbidity survey replication adolescent supplement. Arch Gen Psychiatry, 68(7), 714-723.

 

Vervaet M. (2010). Am I too fat to be a princess? Eetstoornissen: de tirannie van de perfectie. Geraadpleegd op 2 augustus 2011 via http://www.breinwijzer.be/eetstoornissen%20presentatie.pdf

 

Van Rijn, C. A. (1998). Anorexia nervosa en boulimia nervosa. III. Somatische gevolgen van purgeren. Ned Tijdschr Geneeskd, 142 (33), 1867-1869.

 

Van Strien, T., Frijters, J.E.R., Bergers, G.P.A., Defares, P.B. (1986). The Dutch Eating Behaviour Questionnaire (DEBQ) for assessment of restrained, emotional and external eating behaviour. International Journal of Eating Disorders, 5, 747-755.

 

von Soest, T., & Wichstrom, L. (2008). The impact of becoming a mother on eating problems. Int J Eat Disord, 41(3), 215-223.

 

Ward, W. B. (2008). Eating disorders in pregnancy. Britisch Medical Journal, 336, 93-96.

 

Wentz, E., Gillberg, I. C., Anckarsater, H., Gillberg, C., & Rastam, M. (2009). Reproduction and offspring status 18 years after teenage-onset anorexia nervosa--a controlled community-based study. Int J Eat Disord, 42(6), 483-491.

 

Zerbe, K. J. (2007). Eating disorders in the 21st century: identification, management, and prevention in obstetrics and gynecology. Best Pract Res Clin Obstet Gynaecol, 21(2), 331-343.

Universiteit of Hogeschool
Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde
Publicatiejaar
2012
Share this on: