Discriminatie in het kader van verzekeringen, specifiek voor pensioenplannen

Angelique Creyns Debby Vangossum
Persbericht

Discriminatie in het kader van verzekeringen, specifiek voor pensioenplannen

Discriminatie … waar ligt de grens?

Angelique Creyns

 

Niemand wil in zijn leven te maken krijgen met een of andere vorm van discriminatie. Zeker wanneer het gaat over geldzaken zoals het dikverdiende toekomstige pensioen. Aangezien met de toenemende vergrijzing het ernaar uit ziet dat de pensioenen van de werkende mens niet zo omvangrijk zullen zijn, is het dan ook niet meer dan terecht dat elke belastingplichtige het pensioen verwacht te krijgen waar hij/zij recht op heeft na jarenlang hard werken.
 
Nu bestaat er evenwel een meningsverschil over wanneer er nu wel of niet sprake is van discriminatie, specifiek voor pensioenplannen. Waar Test Aankoop van mening is dat bijvoorbeeld het laten afhangen van de verzekeringspremie van zogenaamde risicofactoren als leeftijd en geslacht een vorm is van discriminatie, bezien verzekeraars dit als een manier van onderscheid maken. Statistisch gezien is er volgens hen nu eenmaal een verschil tussen mannen en vrouwen, alsook tussen de verschillende leeftijdscategorieën. Beide partijen gaan dus respectievelijk op zoek naar een ethische en actuariële rechtvaardiging van het gebruik van een welbepaalde risicofactor.  Wie er nu gelijk heeft, blijft de vraag en is door de lezer zelf te beoordelen. Lees dus als toekomstig pensioengerechtigde zeker verder, want wie wil er nu niet weten wat hen later op pensioenvlak te wachten staat.
 
Iedereen die iet of wat op de hoogte is van de verzekeringswereld kan beamen dat er de laatste decennia op verzekeringsvlak heel wat veranderd is, vooral wat betreft wetgeving. Deze wetgeving heeft tot doel een kader te schetsen waarbinnen het toegelaten is een onderscheid te maken tussen groepen op basis van zogenaamde “risicofactoren”. Met de term risico wordt hierbij de mogelijkheid verstaan dat een ongewenste gebeurtenis zich voordoet. Zo houdt het ene individu meer risico in dan het andere omdat er respectievelijk meer dan wel minder kans is op schade/verlies. Het is logisch dat er hierdoor een verschil ontstaat in de te betalen premie. Bij alle andere gevallen waarbij er geen onderscheid mag gemaakt worden en dit toch gebeurt, is er sprake van discriminatie.
 
Discriminatie is evenwel bij wet verboden en strafbaar. Hoewel hiervan geen eenduidige definitie bestaat, kan het omschreven worden als “het maken van een ongegrond/ongeoorloofd onderscheid”. Een concreet geval van discriminatie is bijvoorbeeld wanneer een persoon solliciteert naar een job als vrachtwagenchauffeur en wordt afgewezen vanwege zijn huidskleur. Wordt de betreffende persoon daarentegen afgewezen omdat hij niet in het bezit is van het vereiste rijbewijs, is er geen sprake van discriminatie. Dit kenmerk kan immers als wezenlijk en bepalende beroepsvereiste aanzien worden. Het hier gemaakte onderscheid is dus perfect rechtvaardigbaar en mag dus niet gezien worden als een vorm van discriminatie.
 
Kadering binnen nutstheorie
Om dit alles beter te kunnen vatten is er in deze scriptie voor gekozen om de gehele problematiek te kaderen binnen de nutstheorie[1]. Deze theorie illustreert dat mensen bij het nemen van beslissingen in onzekerheid niet alleen gaan rekening houden met de rijkdom die ze verwachten, maar ook met het nut hieraan verbonden. Mensen gaan dus zelf een soort morele waarde toekennen aan een beslissing en kijken dus niet alleen naar de geldwaarde. Deze nutstheorie verklaart dan ook waarom verzekeraars een bepaalde minimale premie voor ogen houden bij het aanbieden van hun verzekeringen.
 
De techniek die ze hiervoor hanteren is de zogenaamde “segmentering”. Concreet gezien zullen verzekeraars hun verzekerden op basis van specifieke karakteristieken opdelen in groepen met gelijkaardige risico’s, zogenaamde homogene groepen. Op basis van het risico van elke groep wordt dan een premie toegekend. Op die manier stemt de premie die men als verzekerde moet betalen overeen met het risico dat men vertegenwoordigt. Waar verzekeraars hierbij een minimumpremie voor ogen houden, hanteren verzekeringnemers een maximale premie die ze bereid zijn te betalen. Aangezien verzekeringnemers enkel hun eigen risico bekijken en dus geen rekening houden met de risico’s van anderen, zullen ze geen bedrag hoger dan deze maximumpremie willen betalen.
 
Hoewel het evenwel niet altijd mogelijk is om oneindig te segmenteren, vanwege het hoge kostenplaatje hieraan verbonden, is het toch belangrijk voor verzekeraars hun individuele risico’s zo goed mogelijk in te schatten opdat bij de premiebepaling geen te hoge verzekeringspremie wordt opgemaakt. Een te hoge premie zou er immers toe leiden dat verzekeringnemers die een laag risico inhouden zich benadeeld voelen en daardoor uit de verzekering stappen, waardoor enkel de slechtere risico’s in de verzekering overblijven. Dit laatste fenomeen is in de verzekeringswereld gekend als “antiselectie”.
 
Implicaties arrest 1 maart 2011
Een recent voorbeeld waarin heel deze materie van discriminatie/segmentering tot uiting kwam, was het arrest van 1 maart 2011. Hierbij oordeelde het Hof van Justitie dat vanaf 21 december 2012 het niet langer is toegestaan om het geslacht van de verzekerde mee in rekening te brengen als risicofactor bij verzekeringsovereenkomsten en dus bij het bepalen van de verzekeringspremie. Net als Test Aankoop is ook het Hof van Justitie van mening dat er in dit geval sprake is van discriminatie. Verzekeraars daarentegen vinden dit gemaakt onderscheid niet meer dan rechtvaardig aangezien puur statisch gezien er ook een verschil is tussen mannen en vrouwen. De meningen over deze kwestie zijn dus verdeeld.
 
Evenwel blijft de impact van dit arrest beperkt tot enkel levensverzekeringen. Algemeen wordt hierbij verwacht dat vrouwen in de toekomst meer zullen moeten betalen voor een motorrijtuigenverzekering, schuldsaldoverzekering of levenslange verzekering bij overlijden. Mannen zullen dan weer een duurdere premie moeten betalen voor levensverzekeringen waar de nadruk ligt op het risico van langleven. Een voorbeeld hiervan is een lijfrenteverzekering. Voor verzekeraars zelf zal de impact verschillen naargelang hun verhouding tussen mannen en vrouwen binnen een bestaande verzekeringsportefeuille. Hoe ongelijkmatiger de verhouding, hoe meer aanpassingen moeten gebeuren. Bovendien zullen grotere verzekeringsondernemingen over het algemeen gemakkelijker de overgang naar een unisekstarifering kunnen maken dan kleinere maatschappijen. Hoewel het arrest niet van toepassing is voor bedrijfspensioenregelingen, is het evenwel niet uitgesloten dat in de toekomst gelijkaardige procedures voor pensioenen zullen volgen.
 

Kortom, een zeer actuele kwestie waarbij de toekomst alleen zal kunnen uitwijzen welke de impact zal zijn voor België dan wel de andere lidstaten. Het valt hoe dan ook niet te betwisten dat deze materie met uiterste zorgzaamheid behandeld dient te worden.

 

[1] Von Neumann & Morgenstern, 1944.

Bibliografie

HOFKENS, J. april 2011. Verzekering en Herverzekering. Nieuwsbrief Lydian Lawyers

 
N. DE PRIL, J.DHAENE, en S.SIMON, Risico en Verzekering
 
T. HOEDEMAKERS, Expected Utility Theory
 
C. VAN SCHOUBROECK, Inleiding tot het verzekeringsrecht, Deel II
 
 DHAENE et al. 2008. Modern Actuarial Risk Theory. Springer Heidelberg Dordrecht London, New York,
chapter 1
 
F. DE BILDERING, “Discrimination et assurances: le point de vue actuariel”, in VAN SCHOUBROECK, C.
en Cousy, H. (eds.), Discriminatie in verzekering, Antwerpen, Maklu, 2007, 92
 
J. DHAENE en S. VANDUFFEL, “Is het discrimineren van verzekerden discriminatie?”, Belgian Actuarial Bulletin 2005, Vol 5 nr. 1, 57
 
B. DUBUISSON, l.c., 244
 
K. BERNAUW, “De wet bestrijding discriminatie en verzekeringen”, in DE VOS, M. en BREMS, E. (eds.),
De wet bestrijding discriminatie in de praktijk, Antwerpen, Intersentia, 2004, 293
 
R. KAAS, M. GOOVAERTS, J. DHAENE, en M. DENUIT, o.c., 127-128
 
COUSY, H., CLAASSENS, H. en VAN SCHOUBROECK, C. (eds.), Competitiviteit, ethiek en verzekering,
Antwerpen, Maklu, 1998, 190
 
C. VAN SCHOUBROECK en Y. THIERY, “Discrimination law within the economic sphere of insurance classification”, l.c., 221-223
 
G. SCHOORENS, l.c., 1998, 224
 
Artikel 10-11 Grondwet
 
C. VAN SCHOUBROECK en Y. THIERY, “Juridische grenzen aan classificatie in verzekeringen”, l.c., 174
 
C. PARIS, Les dérives de la segmentation en assurance, Brussel, Larcier, 2005, 86-87; P. DE JONG en S.
FERRIS, l.c., 591
 
 
J. DHAENE and S. VANDUFFEL (2005). Is het discrimineren van verzekerden discriminatie?, Belgian
Actuarial Bulletin, vol. 5, p. 57-58
 
J. VELAERS, “De objectieve en redelijke rechtvaardiging als ultieme toetssteen van ongelijke behandeling in verzekeringszaken.”, in VAN SCHOUBROECK, C. en COUSY, H. (eds.), Discriminatie in verzekeringen,
Antwerpen, Maklu, 294p.
 
Y. THIERY, “Verzekeren in tijden van gendergelijkheid – Een leidraad door rechtsonzeker gebied”, l.c., 789-
791
 
 B. WEYTS, “Verzekeraars en de Antidiscriminatiewet, l.c., 1089
 
 B. WEYTS, “De Antidiscriminatiewet van 10 mei 2007 en verzekeringen”, in ROGGE, J. (ed.), “Discriminatie, geslachtsdifferentiatie en verzekeringen”, De Verz. 2007, dossier 13, 14
 
V. DE BRABANTER, et al., Aanvullende pensioenen voor werknemers, Mechelen, Wolters Kluwer, 2004
 
H. COUSY en C. VAN SCHOUBROECK, Wetgeving verzekeringen 2010, Mechelen, Wolters Kluwer, 2010
 
Werkgroep “antidiscriminatie” 2008-2009, ‘Verslag’, Commissie voor Aanvullende Pensioenen, 2009.
 
De Antidiscriminatiewetten in de praktijk, http://www.fedweb.belgium.be/nl/binaries/broch_po_diversiteit_methodolo…
Technisch Vademecum WAP
 
M. FLAMEE, Circulaire WAP nr 6, 24 juli 2007
 
HvJ 30 april 1996, P/S en Cornwall County Council, C-13/94, Jur. 1996, I-2143, ov. 20-21; zie ook C.
BARNARD, EC Employment Law, o.c, 386
 
UK HM TREASURY, “The publication of data associated with the use of gender in the assessment of
insurance risks: Government response tot consultation”, www.hmtreasury.
gov.uk/media/7/2/consult_gender_insurance_response141107.pdf november 2007,15
 
AGE, EUROPEAN WOMEN’S LOBBY en TEST-AANKOOP, l.c, 7-8
 
A. EYLENBOSCH, en K. VERRETH, “Gelijke beloning van
mannen en vrouwen inzake aanvullende pensioenregelingen: keert het Hof van Justitie op zijn stappen terug?”, Sociale Kroniek 1994, afl. 4, 146-155
 
Cass. Fr. 8 juni 1993, Gazette du Palais, partie jurisprudence 7 mei 1996, 224, noot J. LASSAUSOIS, « Tarif automobile préférentiel et discrimination sexuelle », Gazette du Palais, partie doctrine 7 mei 1996, 470
 
THIERY, Y. (2008). Het gebruik van geslacht in verzekeringsovereenkomsten:is er leven na 21 december
2007? Rechtskundig Weekblad, 9, 346-359
 
V. De Brabanter, et al., Aanvullende pensioenen voor werknemers, Mechelen, Wolters Kluwer, 2004
 
Y. THIERY, “Verzekeren in tijden van gendergelijkheid – Een leidraad door rechtsonzeker gebied”, l.c., 769
 
 
Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, ‘Maatregelen voor deeltijdwerkers’, http://www.werk.belgie.be/defaultTab.aspx?id=3490.
 
 Artikel 4 van de wet van 5 maart 2002 betreffende het beginsel van non-discriminatie ten gunste van
deeltijdswerkers
 
98 Memorie van de toelichting , Kamer van Volksvertegenwoordigers, 26 oktober 2006, DOC 51 2722/001, 71
 
Artikel 2 van de wet van 5 juni 2002 betreffende het non-discriminatiebeginsel ten voordele van
 
Artikel 3 van de wet van 5 juni 2002 betreffende het beginsel van non-discriminatie ten voordele van
werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
 
Artikel 5 van de richtlijn 2008/104/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008
betreffende uitzendarbeid

Universiteit of Hogeschool
Master in Verzekeringen
Publicatiejaar
2011
Kernwoorden
Share this on: