De kaailine van Antwerpen

Gwenn Van Laer Minne Warmenbol
Persbericht

De kaailine van Antwerpen

 

De kaaien zijn van iedereen. Elke Antwerpenaar ziet deze plek als een verlengde van zijn eigen leefwereld. Vanuit zijn eigen woonwijk ziet hij de schepen en de meeuwen die het maritieme karakter van zijn stad verraden. Vervolgens probeert hij via de kaaien zo dicht mogelijk bij het water te komen. Het gaat om een plek op een ademhaal van thuis, waar het stedelijke leven dichtbij maar toch veraf is. De mogelijkheid tot participatie bij de ontwikkeling van een masterplan voor de Scheldekaaien en wat hieruit voortvloeit, mag daarom niet onderschat worden. De blik van de deskundige en de gebruiker kruisen elkaar...

De stad Antwerpen dankt haar ontstaan aan een gunstige ligging op de rechteroever van de Schelde. Haven en stad ontwikkelden zich gedurende lange tijd samen, als één geheel. De haven was hierbij de plaats waar stad en stroom elkaar ontmoetten. Deze haven verzorgde de dwarse verbindingen die instonden voor een letterlijke verstrengeling van de waterstad.

In de negentiende eeuw zou deze sterke binding meermaals op de proef worden gesteld. Aanvankelijk maakte de havenactiviteit grotendeels plaats voor een marinebasis. De lengterichting van de Scheldekaaien werd voor het eerst ingezet en nam de plaats in van de vervlochten relatie van de stad en haar stroom. Voortdurend werden er ontwerpen gemaakt, maar de groeiende scheepstrafiek maakte al snel duidelijk dat de stad dringend nood had aan een duurzame uitbreiding. De meningen over de juiste aanpak hiervoor waren zeer uiteenlopend en de beoogde hervorming werd al snel herleid tot het rechttrekken van de kaaien. Stad en haven gingen elk hun eigen weg. Dit ging samen met een negatief beeld dat zich vormde rond het havenkwartier en dat verder groeide binnen de Antwerpse bevolking. Het onvoorspelbare havenleven, gekarakteriseerd door voortdurend wisselende bevolkingsgroepen, werd hierbij gezien als een gegeven dat onverzoenbaar was met een stabiele urbane cultuur. De inrichting van het havengebied maakte zich los van de stedelijke structuur en ging een eigen logica volgen.

Deze evolutie confronteert ons vandaag met in onbruik geraakte haventerreinen op die plaatsen aan de stroom waar in het verleden stad en haven zo hecht verstrengeld waren. Ook andere stedelijke functies zijn een vestigingsplaats gaan zoeken buiten de stad en zijn zich gaan spreiden in de ruimte. Het gevolg hiervan is niet alleen dat de stad zich over een veel grotere oppervlakte heeft uitgestrekt, maar ook dat er functionele zones zijn ontstaan. Binnen deze ontwikkeling is men op zoek gegaan naar een nieuwe functie voor de kade langsheen de Schelde. De hedendaagse rol van de oude havengebieden moet opnieuw in beeld worden gebracht. Van het grootste belang is hierbij dat we de stad bekijken zoals ze zich voordoet in de ogen van haar huidige bewoners en er geen romantisch beeld van ophangen.

Sinds het begin van de twintigste eeuw groeide er duidelijk een bewustzijn omtrent de potenties van de in onbruik geraakte havengebieden. Zij dragen in zich de mogelijkheid om het zwaartepunt van de stad te verleggen. Hoewel zij zich aanvankelijke toonden als een onderdeel van een aantal utopieën die Antwerpen moesten voltooien, werden zij later tot onderwerp gedoopt van concrete projecten die de heropleving van de oude stadskern voor ogen hielden. Van uitvoering was echter geen sprake en met het naderen van de eenentwintigste eeuw waren deze gebieden nog steeds op zoek naar een nieuwe bestemming. Vandaag kan hen met het door PROAP en WIT ontworpen masterplan voor de kaaien opnieuw een belangrijke rol worden toegewezen binnen de ontwikkelingen van de onvoltooide stad.

Het havenkarakter langsheen de Scheldekaaien zelf moet hierbij eerder symbolisch beschouwd worden. Het gaat niet om het letterlijk terugbrengen van de havengebonden activiteiten tot op de kade. Het is niet de haven die moet terugkeren naar de stad. In plaats daarvan moeten de laatste stukjes stad in de haven gered worden en moeten de stedelijke activiteiten zich een weg banen richting het noorden. De hedendaagse ontwikkelingen van het Eilandje tonen zich hier als een eerste aanzet. De laatste eeuwen zijn haven en stad duidelijk een eigen leven gaan leiden. Niettegenstaande zijn de laatste restanten van deze relatie nog steeds voelbaar en maken ze onderdeel uit van een collectief geheugen. Om Antwerpen terug als wereldstad op de kaart te plaatsen moet er op zoek gegaan worden naar een strategie om stad en haven als één geheel verder te ontwikkelen.

Wél kan de ‘kade als balkon’ een blik bieden op de havenactiviteiten op het water. De tussenruimte tussen stad en stroom kan gezien worden als de belangrijkste publieke ruimte van het toekomstige Antwerpen. Deze plek mag zeker niet geconsumeerd worden als een onderdeel van het overgeprogrammeerde stedelijke weefsel. Zij moet zich verder ontwikkelen als een ‘leegte’, een vrijplaats dicht bij de stad. Hier kan men ontsnappen aan het alledaagse leven. Het gaat om een afzonderlijk landschap dat de Antwerpenaar uitnodigt om uit de straten van zijn wijk tot bij de rivier te komen. De waterkering als beveiliging van de stad tegen overstromingen mag geen fysieke barrière vormen. Door haar vormgeving moet zij zich tonen als een ware plek, een onderdeel van de publieke ruimte. Het is de psychologische aantrekkingskracht van dit element die de gebruiker van de stad opnieuw tot bij het water en de aanmerende schepen kan brengen.

 

Dit groeiend bewustzijn kan gezien worden als een eerste stap in de goede richting; hierin mag men echter niet berusten… De talloze tekeningen waar met hart en ziel aan werd gewerkt en die later netjes werden opgeborgen in archieven vormen een leidraad voor de toekomst. Door ze opnieuw naast elkaar te plaatsen, scheppen zij een kader waarbinnen antwoorden gevonden kunnen worden, maar waarbinnen ook nieuwe vragen de kop opsteken. Hoe zal bijvoorbeeld het masterplan zich verder ontwikkelen in combinatie met de brugdiscussie die zich verder zet? Een snelwegviaduct zou binnen het masterplan gelden als een fysieke barrière ten opzichte van de beoogde verbinding tussen stad en haven.

 

Antwerpen krijgt stilaan terug voeling met haar bestaansreden. In de negentiende eeuw wisselden een pragmatische en een poëtische aanpak van de ontwerpen voor een uitbreiding van de havenstad elkaar af, om in de loop van de twintigste eeuw plaats te maken voor utopieën vol verlangens naar een nieuw stadsbeeld. Het belang van de oude stadskern geraakte achterop, tot spijt van haar inwoners. De Antwerpenaar zelf hecht tegenwoordig veel belang aan het sociale en psychologische aspect dat het water op de stad uitoefent. Hierop weet reeds vanaf het einde van de vorige eeuw de participatie sterk in te spelen. Er werd een strategie opgesteld om voor het eerst sinds eeuwen de mensen weer naar de kaaien en het water te brengen en niet andersom. Er staat voor de stad Antwerpen en haar stroom eindelijk iets concreet te gebeuren, in tegenstelling tot alle ongerealiseerde dromen...

 

 

 

Bibliografie

Inclusief pdf thesis kaailine

Universiteit of Hogeschool
Master in de architectuur
Publicatiejaar
2010
Kernwoorden
Share this on: