Is er een samenhang tussen rekenproblemen en gedragsproblemen?

Liv Clemens
Persbericht

Is er een samenhang tussen rekenproblemen en gedragsproblemen?

 

Minder goed rekenen en lastig… De kip of het ei?
 
Ines is 8 jaar en zit in het derde leerjaar. Zij heeft al problemen met rekenen sinds het eerste leerjaar. Zij oefent thuis extra hard. In de klas kan ze zich moeilijk concentreren en haar aandacht is vaak ergens anders. Haar ouders zeggen dat ze thuis ook vaak lijkt te ‘dagdromen’.
In elke klas in de lagere school zit wel een kind, zoals Ines, dat wat meer problemen heeft met rekenen dan de rest van de klas. Hij of zij heeft daarom nog niet meteen een diagnose van een rekenstoornis (dyscalculie), maar verdient toch extra aandacht. Van zo’n kind wordt wel eens gezegd dat hij/zij ‘moeilijk’ is, zich niet lang kan concentreren, babbelt veel, durft de klas wel eens op stelten zetten,…
In wetenschappelijk onderzoek is aangetoond dat kinderen met leerproblemen inderdaad meer gedragsproblemen vertonen. Heel vaak gaat het in zo’n onderzoek over kinderen met dyslexie, leesproblemen dus. Naar rekenproblemen is veel minder onderzoek gedaan ondanks het feit dat veel kinderen met deze problemen te kampen hebben. In Vlaanderen heeft namelijk ongeveer 10 % van de kinderen een probleem met rekenen.  Het is dus wel interessant om te weten of er inderdaad zo’n verband bestaat tussen rekenproblemen en gedragsproblemen. Gedragsproblemen is overigens een ruime term die heel wat problemen omvat: angstig gedrag, depressief gedrag, agressief gedrag,… vaak horen zelfs aandachtsproblemen en sociale problemen bij deze groep. In de literatuur heeft men nog geen consensus bereikt met welke onderdelen van gedragsproblemen de rekenproblemen zouden samenhangen. Ook is er geen eensgezindheid over de richting van het verband. Het kan namelijk zo zijn dat rekenproblemen gedragsproblemen veroorzaken, maar ook de omgekeerde weg is mogelijk: gedragsproblemen kunnen ook voor rekenproblemen zorgen.
Om een preciezer beeld te krijgen van een mogelijk verband tussen rekenproblemen en gedragsproblemen werd een onderzoek uitgevoerd. Om een ruime groep van kinderen met én zonder rekenproblemen te bestuderen werd ervoor gekozen om het onderzoek uit te voeren binnen het gewone onderwijs. In het onderzoek wordt dus niet alleen gekeken naar kinderen met een diagnose dyscalculie maar ook naar kinderen die zwakker rekenen dan leeftijdsgenootjes.  Om ook de richting van het verband aan te kunnen tonen werden de 184 kinderen drie opeenvolgende schooljaren getest, van de derde kleuterklas tot en met het tweede leerjaar. De ouders vulden elk jaar een gedragsvragenlijst in (Child Behavior Checklist). Hierop moesten zij voor 113 mogelijke gedragsproblemen met een score van nul tot twee aanduiden in welke mate deze problemen zich in de afgelopen 6 maanden hadden voorgedaan bij hun kind. De kinderen werden in de derde kleuterklas getest met een individuele rekentest (TEDI-MATH). In deze test worden zaken zoals kennis van de telrij, tellen en logisch denken nagegaan. In het eerste en tweede leerjaar deden ze mee aan twee klassikale rekentests (TempotestRekenen en Kortrijkse-Rekentest). Bij deze eerste test wordt onderzocht hoe snel ze eenvoudige rekenbewerkingen kunnen uitvoeren (bv. 2+3, 8-2, 5x4, 20:2). De tweede test bevat een onderdeel getallenkennis (bv. het dubbel van 3 is…) en een onderdeel hoofdrekenen (bv. 6+…=10).
Uit de resultaten blijkt dat er geen significant verband bestaat tussen rekenproblemen en gedragsproblemen die naar zichzelf gericht zijn (internaliserende gedragsproblemen), zoals stress en psychosomatische klachten, teruggetrokken, angstig en depressief gedrag. We vonden ook geen  zo’n verband tussen rekenproblemen en externaliserende gedragsproblemen, zoals agressief en delinquent gedrag. Er werd eveneens geen verband gevonden tussen rekenproblemen en sociale problemen.
Er werd echter wel een significant verband gevonden met aandachtsproblemen. Alhoewel de scores op aandachtsproblemen niet extreem hoog liggen, is er toch een duidelijk verschil merkbaar: Zwakkere rekenaars hebben meer problemen met aandacht dan sterke rekenaars. Er werd hier ook een geslachtsverschil gevonden: jongens met rekenproblemen hebben meer aandachtsproblemen dan meisjes met rekenproblemen, maar jongens die goed zijn in rekenen hebben juist minder aandachtsproblemen dan meisjes die goed zijn in rekenen.
Is het nu zo dat kinderen aandachtsproblemen hebben doordat ze minder goed zijn in rekenen of is het eerder andersom: zijn kinderen minder goed in rekenen doordat ze aandachtsproblemen hebben? Uit het onderzoek blijkt dat de rekenvaardigheden van de kinderen in de derde kleuterklas geen voorspeller zijn voor aandachtsproblemen in het tweede leerjaar. Ook aandachtsproblemen in de derde kleuterklas zijn geen voorspeller voor rekenproblemen in het tweede leerjaar. Tussen het eerste en tweede leerjaar werd er wel een verband gevonden. Waarschijnlijk is het moment waarop de problemen optreden dus belangrijk voor de gevolgen. We zien dat kinderen die in het eerste leerjaar moeilijkheden hebben met hoofdrekenen, in het tweede leerjaar significant meer aandachtsproblemen hebben. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat deze kinderen met rekenproblemen in het eerste leerjaar heel veel tijd en aandacht in het rekenen moeten steken zodat de aandacht en concentratie na verloop van tijd gaat verminderen.
Maar ook de omgekeerde richting werd aangetoond in het onderzoek: kinderen die problemen met aandacht hebben in het eerste leerjaar hebben meer rekenproblemen in het tweede leerjaar. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat kinderen die problemen hebben met aandacht, op een moment dat belangrijke instructies gegeven worden over het rekenen, de instructie missen en zo problemen met rekenen ontwikkelen omdat ze niet weten hoe ze bepaalde rekenopgaven moeten oplossen.
Voor leerkrachten en zorgcoördinatoren in de lagere school lijkt het dan ook aangewezen dat ze goed in het oog houden welke kinderen in de vaak grote klasgroep de instructie lijken te missen. Ze kunnen die kinderen individueel of in een kleiner groepje de instructie opnieuw geven. Misschien kunnen deze kinderen er de aandacht dan beter bijhouden en missen ze zo de instructie niet, zodat ze minder problemen ontwikkelen op het vlak van rekenen.
Het lijkt ons op basis van deze resultaten nog niet meteen noodzakelijk om bij de diagnostiek van rekenproblemen standaard een gedragsvragenlijst te laten invullen en bij de diagnostiek van aandachtsproblemen standaard een rekenonderzoek af te nemen. Leerkrachten kunnen echter wel oplettend zijn voor bijkomende problemen bij kinderen met rekenproblemen of aandachtsproblemen. Ze moeten weten dat de samenhang tussen rekenproblemen en aandachtsproblemen in onderzoek is aangetoond. Wanneer de leerkrachten bijkomende problemen opmerken bij deze kinderen, kan er nog tijdig naar een oplossing gezocht worden.
Het is dus helemaal niet zo’n vreemd gegeven dat Ines zich zo moeilijk kan concentreren en vaak lijkt te dagdromen…

Bibliografie

 

American Psychiatric Association. (1994). Diagnostic and statistical manual of mental disorders. Washington, DC: American Psychiatric Association.
Baudonck, M., Debusschere, A., Dewulf, B., Samyn, F., Vercaemst, V., & Desoete, A. (2006). De Kortrijkse Rekentest Revision KRT-R. Kortrijk: CAR Overleie.
Desoete, A., Roeyers, H., & De Clercq, A. (2004). Children with mathematics learning disabilities in Belgium. Journal of Learning Disabilities, 37, 50-61.
De Vos, T. (1992). Tempo-Test Rekenen. Test voor het vaststellen van rekenvaardigheidsniveau der elementaire bewerkingen (automatisering) voor het basis en voortgezet onderwijs. Handleiding. Lisse: Swets en Zeitlinger.
Gadeyne, E., Ghesquière, P., & Onghena, P. (2004). Psychosocial functioning of young children with learning problems. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 45, 510-521.
Ginsburg, H.P. (1997). Mathematics learning disabilities: A view from developmental psychology. Journal of Learning Disabilities, 30, 20-33.
Greenham, S.L. (1999). Learning disabilities and psychosocial adjustment: A critical review. Child Neuropsychology, 5, 171-196.
Grégoire, C., Noel, M., & Van Nieuwenhoven, C. (2004). Handleiding tedi-math. Aanpassing voor Vlaanderen door Desoete, Roeyers en Schittekatte. TEMA editions.
Hellinckx, W., De Munter, A., & Grietens, H. (1991). Gedrags- en emotionele problemen bij kinderen, deel 1. Leuven: Garant.
Prior, M., Smart, D., Sanson, A., & Oberklaid, F. (1999). Relationships between learning difficulties and psychological problems in preadolescent children from a longitudinal sample. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 38, 429-436.
Rigter, J. (2002). Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen. Bussum: Coutinho.
Shalev, R.S., Auerbach, J., & Gross-Tsur, V. (1995). Developmental dyscalculia, behavioral and attentional aspects: A research note. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 36, 1261-1268.
Scheiris, J., & Desoete, A. (2008). De prevalentie van enkele specifieke ontwikkelings- en gedragsstoornissen en hun comorbiditeit, Signaal, 62, 4-14.
Stock, P., Desoete, A., & Roeyers, H. (2006). Focussing on mathematical disabilities: A search for definition, classification and assessment. In S.V. Randall (Red.), Learning Disabilities (pp. 29-62). Hauppage: New Research Nova Science.
 
 
 
 

Universiteit of Hogeschool
Psychologie
Publicatiejaar
2009
Share this on: