een commentaar op Freuds Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit. Of hoe hij de genitaal gefixeerden en voorzichtige geliefden vergat.

stephanie koziej
Persbericht

een commentaar op Freuds Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit. Of hoe hij de genitaal gefixeerden en voorzichtige geliefden vergat.

 

Seksualiteit is hot. Het wordt openlijk gebruikt voor commerciële doeleinden, want het verkoopt. Er wordt openlijk over gepraat en gediscussieerd in de media, want het slaat aan. Seks is taboevrij en wij zijn seksueel vrij. Seks na een tweede date -dat kan. Seks met een complete vreemdeling- waarom niet? Seks voordat je tedere gevoelens voor je bedpartner koestert – die komen later wel... Vind je dit alles maar niets, dan ben je preuts of conservatief. Maar is dít seksuele vrijheid?

Eens was de visie op seksualiteit heel anders en als er één man was die mee timmerde aan deze immense ommezwaai is het Sigmund Freud wel, de overbekende psychoanalyticus uit het Wenen van eind 19de, begin 20ste eeuw. Het is niet overdreven om hem de vader van ons hedendaags seksueel bewustzijn te noemen. Hij was één van de eersten die een veeg trok door het gelijkheidsteken tussen seksualiteit en onfatsoenlijkheid.   

Vóór Freud verloochende men (in het Victoriaanse Westen) zijn seksuele identiteit; maar vandaag wordt onze seksuele identiteit ons opgelegd. Die zogenaamde seksuele vrijheid is een illusie. Begrijp me niet verkeerd er blijft een gevarieerd keuzen aanbod (hetero, anders geaard of beiden; sadist, masochist, gewoontjes of een beetje van de drie; liefhebber van anale, orale of gewoon genitale intimiteiten, enzovoorts). Het maakt niet uit hoe of wat, zolang je maar seksueel actief bent en liefst zo snel mogelijk. Maar als seksualiteit daadwerkelijk vrij is, dat moet je toch ook kunnen bepalen wanneer je het beleeft en wanneer (nog) niet. Seksualiteit wordt ‘gepushed’ en verwacht, terwijl ze op die manier haar schoonheid en oprechtheid verliest. Naar intimiteit met een ander zou ieder op zijn eigen ‘tempo’ moeten kunnen groeien. Net dat wordt vandaag niet gestimuleerd, maar als ouderwets beschimpt.

In Freuds belangrijkste werk over seksualiteit - Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit-  zijn de kiemen van deze ‘illusoire seksuele vrijheid’ reeds zichtbaar. Een commentaar op deze tekst leek me dan ook een zeer boeiend onderwerp voor mijn scriptie, aangezien ik zo ook, weliswaar onrechtstreeks, een kritiek kon geven op onze zogezegde seksueel vrije cultuur. Het resultaat is een technische ietwat moeilijke literatuuranalyse geworden van dit werk. Nochtans is de inhoud makkelijk en kort samen te vatten.

Geen seksualiteit - of beter gezegd geen coïtus - is volgens Freud ongezond. In extreme gevallen kan het zelfs een kenmerk zijn van perversie of hysterie. Wat gaat er mis bij deze mensen? Een pervert (bv. een exhibitionist ) is iemand die reeds bevrediging vindt in andere intieme handelingen dan de geslachtsgemeenschap. Voor hem/haar is de coïtus het uiteindelijke seksuele doel niet. De hystericus daarentegen heeft teveel innerlijke obstakels (bv. schaamte of walging) waardoor deze zijn/haar seksuele behoeften verdringt en zo dus verloochent. Voor beiden situeert de oorzaak van hun ‘ziekte’ zich in deze innerlijke obstakels die mede door de opvoeding in ieder van ons aangewakkerd worden. Bij de pervert zijn deze obstakels te zwak, bij de hystericus te sterk.

Naast innerlijke obstakels zijn er ook uiterlijke obstakels (bv. culturele gebruiken of godsdienstige moraal) en het is het samenspel van deze innerlijke en uiterlijke obstakels, dat ervoor zorgt dat niemand, gezond of ziek, ooit onmiddellijk kan overgaan tot de geslachtsdaad. Maar dat maakt dat verliefdheid en alle romantische en tedere handelingen die je in deze toestand stelt enkel surrogaten zijn voor de, wegens obstakels versperde, geslachtsdaad. Hetzelfde geldt voor voorspel: naast de, voor het overgaan tot de geslachtsdaad noodzakelijke motorische energie die vrij komt ten gevolge van het stellen van deze handelingen; kussen, strelen en knuffelen we elkaar enkel en alleen omdat we de liefde nog niet kunnen bedrijven. Freud is een naturalist, seksualiteit zit volgens hem logisch en mechanisch in elkaar; maar de lezer van de menselijke ziel (psyche) had toch beter moeten weten. Liefde en seksualiteit zijn ingewikkelder dan dat. Wanneer een koppel het wat rustiger aan wilt doen, is dat niet enkel (negatief gedefinieerd) ten gevolge van weerstanden die hen zouden weerhouden, maar wíllen zij misschien wel liever wat blijven dralen in die verliefde periode om zo het typische genot van die verliefde fase uit te buiten (zo heeft een streling, wanneer de rest van je lichaam nog niet geëxploreerd werd door je partner, een andere ( misschien zelfs meer) intensiteit, dan wanneer je bijvoorbeeld al eens samen de liefde bedreef; hetzelfde met kussen). Of misschien heeft één van hen een negatieve ervaringen opgedaan in de liefde (door bedrog of geveinsde liefde) en wil deze meer pijn vermijden en zeker zijn van de anders intenties. Deze personen noem ik de voorzichtige geliefden en zij zijn meestal op hun hoede voor zinnelijke geliefden, omdat zij nu eenmaal andere waarden en voorwaarden aan intieme daden koppelen. Freud kon geen onderscheid tussen beide groepen maken, omdat hij een voor de seksualiteit zo belangrijke notie over het hoofd zag: de seksuele context. Dit begrip slaat op het feit dat je ‘klaar’ moet zijn om tot de coïtus (of andere intieme handelingen) over te gaan met die specifieke partner. Maar dit ‘klaar zijn’ is heel sterk gebonden aan de waarde die je aan intimiteit hecht en aan de voorwaarden; pas wanneer aan die specifieke van persoon tot persoon verschillende voorwaarden is voldaan, is de seksuele context opgericht, daar moet dus enige tijd overheen gaan. Zonder die seksuele context zou je handelen tegen je zin, en dat zou pas ongezond zijn!

Het is net die factor tijd die Freud over het hoofd ziet! In de plaats van een nuancering van voorzichtig gedrag, lijkt hij dit gedrag als iets pathologisch te karakteriseren. Zulke personen neigen volgens hem naar hysterie, ze verloochenen hun seksualiteit en zijn daarbij hoogst waarschijnlijk verliefd op hun vader of moeder. Het gedrag van de zinnelijke geliefde, die puur om zijn seksuele behoeften te bevredigen, seks heeft en daarbij misschien zelfs tederheid veinst, karakteriseert Freud dan weer als gezond.

Dit zijn zeer opmerkelijke stellingen, zeker wanneer we verder in zijn werk lezen dat ieder individu naast een seksueel libido of zinnelijke stroom ook een tedere stroom (met tedere behoeften) in zich heeft lopen, en dus ook naar affectie en niet-louter-seksuele aanrakingen en handelingen verlangt. We zouden dan toch op deze gedachtegang  verder kunnen redeneren en het gedrag van de zínnelijke geliefden als pathologisch karakteriseren, daar hij zijn tedere behoeften verloochent. Omgekeerd lijkt de voorzichtige geliefde zich normaal te gedragen, zeker wanneer Freud ook nog zegt dat een normaal geslachtsleven alleen gewaarborgd wordt door een exact samenvallen van deze twee stromen in je partner. Zoniet kan je volgens hem zelfs psychisch impotent worden in een aantal gevallen!

            Hoe kan het dat Freud, die de behoefte aan tederheid in ieder van ons erkent en het belang ervan herhaaldelijk benadrukt, dit inzicht niet voldoende doortrekt in zijn seksuele analyse? Klinkt het niet plausibel dat kussen en strelen onze tedere behoeften trachten te bevredigen? Dat Freud het zelf niet zo goed wist en misschien zelfs twijfelde aan zijn theorieën  doet het volgende citaat vermoeden:

Er is een obstakel nodig om de libido opwaarts te stuwen, en waar de natuurlijke weerstanden tegen de bevrediging niet toereikend waren, heeft men ten alle tijden conventionele weerstanden ingeschakeld om de liefde te kunnen genieten. […] In tijden waarin de bevrediging van de liefde niet stuitte op moeilijkheden, zoals bijvoorbeeld in de periode van verval van de antieke beschaving, verloor de liefde haar waarde, werd het leven leeg, en waren er krachtige reactieformaties [schaamte, walging, moraal] nodig om de onmiskenbare affectieve waarden te herstellen. Over de zeer verbreide verlaging van het liefdeleven, 488

Zijn wij nu ook in zo’n periode van seksueel ‘verval’ terechtgekomen, omdat de bevrediging van de liefde niet stuit op moeilijkheden? Is liefde vandaag soms niet leeg en zonder waarde? Misschien moeten we streven naar échte vrije liefde, een vrijheid waar het inschakelen van weerstanden – hoe gek en tegenstrijdig het ook klinkt – óók kan, waar men kan beslissen om (soms) een tedere geliefde te zijn en waar dit soort discussies niet onmiddellijk van tafel worden geveegd omdat ze conservatief of niet mediageniek zijn.

 

 

 

Bibliografie

Freud, S. “Drie verhandelingen over de theorie van seksualiteit.” In: Sigmund Freud. Werken. Ed. Strachey, J. et al. Vert. Oranje, W. Vol. IV: 1905-1909. Amsterdam: Uitgeverij Boom, 2006. 19-116.

 

– . “Bijdragen tot de psychologie van het liefdeleven (II). Over de zeer verbreide verlaging van het liefdeleven.” In: Sigmund Freud. Werken. Ed. Strachey, J. et al. Vert. Oranje, W. Vol. V: 1909-1912. Amsterdam: Uitgeverij Boom, 2006. 480-91.

 

– . “Bijdragen tot de psychologie van het liefdeleven. Over de meest verbreide vernedering in het liefdeleven.” In: Klinische beschouwingen. Vol. II. Ed. Graftdijk, T. Vert. Oranje, W. In: Freud. Meppel & Amsterdam: Boom, 1985. 185-98.

 

Omslag: Peter Paul Rubens, De Roof der Sabijnse Maagden . Bron: (http://www.artchive.com/artchive/r/rubens/rubens_leucippus.jpg). Laatst geraadpleegd op: (22 mei 2008).