Hoe algemeen is Van Dales ‘Belgisch-Nederlands, niet algemeen’? Het lexicografische label empirisch getoetst.

Leen Smisdom
Persbericht

Hoe algemeen is Van Dales ‘Belgisch-Nederlands, niet algemeen’? Het lexicografische label empirisch getoetst.

Hoe algemeen is Van Dales ‘Belgisch-Nederlands, niet algemeen’?

 

“Wat zegt de Van Dale erover?” is een uitspraak die je wel eens vaker hoort in taalkundige discussies. Zowel in Nederland als België beschouwen taalgebruikers dit woordenboek als dé bijbel van het Nederlands. Toch is en blijft het Groot woordenboek van de Nederlandse taal een Nederlands product dat vooral bestemd is voor de Nederlandse markt. Dit uitgangspunt blijkt vooral uit het labelsysteem dat de Van Dale toepast en in het bijzonder uit het label ‘Belgisch-Nederlands, niet algemeen’. Volgens de Van Dale kunnen taalgebruikers woorden zoals ‘vuilkar’ die in een bepaalde context dit label opgeplakt krijgen, beter niet gebruiken in de Belgische standaardtaal. In hoeverre strookt het label ‘Belgisch-Nederlands, niet algemeen’ nu eigenlijk met de taalwerkelijkheid in Vlaanderen?

 

Van Dales labelgeheim

Vooraleer het label ‘Belgisch-Nederlands, niet algemeen’ te toetsen aan de taalwerkelijkheid, is het belangrijk om te weten op welke criteria de Van Dale zich baseert om dit label aan bepaalde woorden toe te kennen. Die criteria zijn echter niet zo gemakkelijk te vinden, want er bestaat nagenoeg geen literatuur over Van Dales werkwijze. Er zit dus niets anders op dan het aan de redactie van Van Dale zelf te vragen. Volgens hoofdredacteur Geeraerts berusten de redacteuren van Van Dale zich niet enkel op cijfermateriaal, maar ook op hun eigen intuïtie. Gewezen redacteur Bilsen sluit zich hier bij aan en benadrukt bovendien het overleg dat plaatsvindt tussen de redacteuren, bijvoorbeeld als het corpusonderzoek niet het verwachte resultaat oplevert. Bij twijfelgevallen kan zelfs een ‘rondje internet’ helpen om dat specifieke woord juist te labelen. Uit dit alles blijkt dat een woordenboek zoals de Grote Van Dale niet beschikt over schriftelijke afspraken waarin duidelijk vermeld staat op basis van welke criteria een woord een bepaald label zou moeten krijgen. Dat is toch enigszins verbazingwekkend, want aan een woordenboek van dit kaliber werkt meer dan één redacteur mee, elk met zijn/haar overtuigingen en dus kan het niet anders of zij houden er nu en dan verschillende meningen op na. Door de afwezigheid van zogenaamde basisbeginselen wordt de objectieve beschrijving van de taalwerkelijkheid nog bemoeilijkt.

 

Taalgevoelig Vlaanderen

Er bestaan heel wat labels, gaande van groepsgebonden labels tot registerlabels, maar geen enkel label ligt zo gevoelig bij de Vlamingen als het label ‘Belgisch-Nederlands, niet algemeen’. Al snel wordt duidelijk dat heel wat taalgebruikers er verschillende meningen op nahouden omtrent dit label en dus kan een empirisch onderzoek ernaar niet langer uitblijven. Meer dan 1000 proefpersonen uit de vijf Vlaamse provincies en uit verschillende leeftijdscategorieën namen maar al te graag deel aan dit initiatief. Ze moesten via een enquête van een 80-tal woorden, allemaal met het label ‘Belgisch-Nederlands, niet algemeen’, de subjectieve frequenties bepalen. Een dergelijk ‘subjectievefrequentieonderzoek’ wordt ook wel ‘familiarity rating’ genoemd: de proefpersonen geven op een beoordelingsschaal aan in hoeverre ze vertrouwd zijn met bepaalde woorden. In dit geval ging het om een zevenpuntsschaal, gaande van 1 = ‘ik ken het niet’ tot 7 = ‘ik tref het heel vaak aan’. Naast deze linguïstische component, bevatte het onderzoek ook een sociolinguïstische component. Aan de hand van een aantal persoonlijke gegevens van de proefpersonen kon er onderzocht worden welke invloed de onafhankelijke variabelen regio, sekse, leeftijd, taalberoep en opleidingsniveau op de resultaten hadden. Door de toevallige samenstelling van de steekproef is er geen perfect evenwicht wat deze variabelen betreft. Qua regio is er een duidelijk grotere respons vanuit Vlaams-Brabant en een kleinere vanuit Limburg. Er antwoordden meer vrouwen dan mannen, en de leeftijdsgroep 52+ is relatief ondervertegenwoordigd. De vrees dat vooral mensen met een taalberoep zouden antwoorden, bleek ongegrond: het verschil met de respondenten zonder taalberoep is klein. Uiteraard zijn er wel grote verschillen wat het opleidingsniveau betreft: een hele kleine minderheid van de respondenten heeft enkel lager onderwijs gedaan. Om praktische redenen konden niet alle enquêtes verwerkt worden, maar uiteindelijk zijn er toch 635 exemplaren statistisch verwerkt.

 

Invloedrijke factoren?

Uit de statistische gegevens kunnen er per variabele een paar conclusies getrokken worden. Wat de onafhankelijke variabele regio betreft, is de provincie Oost-Vlaanderen het meest vertrouwd met de onderzochte woorden, gevolgd door Antwerpen. West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant staan respectievelijk op de plaatsen drie en vier en Limburg ten slotte sluit deze top vijf af. Qua sekse zijn het de mannelijke proefpersonen die de onderzochte woorden vaker aantreffen dan hun vrouwelijke collega’s. Zelfs bij woorden waar het niet zo voor de hand ligt, zoals ‘kindertuin’, scoren de mannelijke proefpersonen het hoogst. Bij de leeftijdscategorieën zijn de veertigers het meest vertrouwd met de woorden en worden ze op de voet gevolgd door de proefpersonen ouder dan 52 jaar. De derde, vierde en laatste plaats in deze top vijf worden respectievelijk ingenomen door de dertigers, de twintigers en de proefpersonen jonger dan 22 jaar. Hoe ouder men is, hoe meer (taal)ervaring men dus heeft. Qua taalberoep, de vraag of de proefpersonen zich al dan niet beroepshalve bezighouden met taal, is het duidelijk: de mensen met een taalberoep zijn meer vertrouwd met de onderzochte woorden dan diegenen zonder taalberoep. Wat de laatste onafhankelijke variabele, het opleidingsniveau, betreft, zijn het de hooggeschoolden die de onderzochte woorden het meest aantreffen en de laaggeschoolden zijn er iets meer mee vertrouwd dan de proefpersonen met een diploma middelbaar onderwijs.

 

Niet algemeen’ of toch ‘algemeen Belgisch-Nederlands’?

Met de achterliggende gedachte “Als Van Dale het niet doet, moet iemand anders het doen”, worden er in deze eindscriptie twee criteria vastgelegd waaraan woorden moeten voldoen opdat ze het label ‘algemeen Belgisch-Nederlands’ zouden krijgen. Ten eerste moeten de woorden een totale gemiddelde score van minstens 4 hebben op de zevenpuntsschaal. Ten tweede moeten de woorden die hierdoor in aanmerking komen, in elke provincie minstens 4 halen. Uit het onderzoek blijkt dat zelfs op grond van deze zeer strenge criteria 47 van de 80 onderzochte woorden, waaronder twee pseudowoorden om de betrouwbaarheid van de proefpersonen te kunnen controleren, het label ‘algemeen Belgisch-Nederlands’ zouden moeten krijgen. Door middel van empirisch onderzoek heeft taalgevoelig Vlaanderen dus te kennen gegeven dat ruim de helft van de onderzochte woorden van label zou moeten veranderen. Benieuwd of dat ook zal gebeuren in de volgende editie van de Grote Van Dale

 

________________________

 

Bibliografie

Bibliografie

 

Baarda, D. B., M. P. M. de Goede & C. J. van Dijkum (2003) Basisboek, Statistiek met SPSS, Handleiding voor het verwerken en analyseren van en rapporteren over (onderzoeks)gegevens, 2e herziene druk, Groningen/Houten, Nederland, Wolters-Noordhoff.

 

Bakema P. e.a. (2003), Vlaams-Nederlands woordenboek, van ambetanterik tot zwanzer, Antwerpen, Standaard Uitgeverij/Het Spectrum.

 

Bakema, P. (1994), Connotatieve labels in Nederlandse woordenboeken, De nieuwe taalgids 87, 6, pp. 515-532.

 

Balota, D. A., M. Pilotti & M. J. Cortese (2001), Subjective frequency estimates for 2, 938 monosyllabic words, Memory and Cognition 29, 4, pp. 639-647.

 

Bilsen (2006), Informatie voor thesis, 3 maart, E-mail aan Leen Smisdom, leensmisdom@hotmail.com, 6 maart, Online.

 

Bilsen (2006), Onderzoek voor thesis, 27 februari, E-mail aan Leen Smisdom, leensmisdom@hotmail.com, 6 maart, Online.

 

Cajot, J. (2000), De omgangstaal van Vlaanderen, Over Taal 39 (I), pp. 3-6.

 

De Caluwe, J. (1991), Attitudes van Vlamingen tegenover de taal van het noorden, De kracht van het woord, 100 jaar Germaanse filologie aan de RUG Taalkunde = Studia Germanica Gandensia 24, pp. 51-68.

 

De Caluwe, J., D. Geeraerts & M. Jansen (2002), Taalvariatie en taalbeleid, Bijdragen aan het taalbeleid in Nederland en Vlaanderen, Garant, Antwerpen/Apeldoorn.

 

De Clerck W. (1981), Nijhoffs Zuidnederlands Woordenboek, ’s-Gravenhage/Antwerpen, Martinus Nijhoff.

 

Debrabandere, P. (2000a), Beschrijving Belgisch-Nederlands in Van Dale bevredigt niet, Nederlands van Nu 48, 3, pp. 38-42.

 

Den Boon T. & D. Geeraerts (2005), Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal, 14e druk [GVD14], Utrecht/Antwerpen, Van Dale Lexicografie, 3 delen.

 

Deschamps, K. (2003), De acceptatie van Belgisch-Nederlands, Leuven, KULeuven, Licentiaatsverhandeling.

 

De Schutter, G. (1973), Eksogeen taalgebruik in Zuid-Nederland, in: Album Willem Pée, De jubilaris aangeboden bij zijn zeventigste verjaardag, Tongeren, George Michiels, pp. 117-123.

 

Deygers, K. (1996), Het Belgisch-Nederlands in de ‘Grote Van Dale’, Gent, UGent, Licentiaatsverhandeling.

 

Geeraerts (2005), Informatie voor thesis, 16 januari, E-mail aan Leen Smisdom, leensmisdom@hotmail.com, 6 maart, Online.

 

Geeraerts (2005), Labeling in de GVD, 5 oktober, E-mail aan Leen Smisdom, leensmisdom@hotmail.com, 6 maart, Online.

 

Geeraerts, D. (1999), Hoe gans het volk is de taal, De Vlaamse taalkloof, Over taal 38, pp. 30-34.

 

Geeraerts, D. (1999), Noch standaard, noch dialect, ‘Tussentaal’ in Vlaanderen en Nederland, Onze Taal 68, p. 232-235.

 

Geeraerts, D. (2000), Honderd jaar Belgisch in Van Dale, Nederlands van Nu 48, pp. 19-23.

 

Geeraerts, D. (2001), Een zondagspak? Het Nederlands in Vlaanderen: gedrag, beleid, attitudes, Ons Erfdeel 44, pp. 337-344.

 

Geerts, G. & H. Heestermans (eds.) (1992), Van Dale. Groot woordenboek der Nederlandse taal, 12e herziene druk [GVD12], Utrecht/Antwerpen, Van Dale Lexicografie, 3 delen.

 

Geerts, G. & H. Heestermans met medewerking van C. Kruyskamp (1984), Van Dale. Groot woordenboek der Nederlandse taal, 11e herziene druk [GVD11], Utrecht/Antwerpen, Van Dale Lexicografie, 3 delen.

 

Geerts, G. & T. den Boon met medewerking van D. Geeraerts (1999), Van Dale. Groot woordenboek der Nederlandse taal, 13e druk [GVD13], Utrecht/Antwerpen, Van Dale Lexicografie, 3 delen.

 

Geerts, G. (1985c), De normatieve labels in van Dale en in de Algemene Nederlandse Spraakkunst’, in: Handelingen van de Koninklijke Zuid-Nederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis 39, pp. 63-77.

 

Haeseryn, W., 2004, Welkom bij de website van de ANS, de ANS, http://www.ru.nl/e-ans/content/ans/index.php3, 31 maart, Online.

 

Hagen, A.M. (1995), Gemarkeerdheid van de Belgisch-Nederlandse woordenschat, Taal en Tongval 47, 2, pp. 133-148.

 

Howitt, D. & D. Cramer (2004), Statistiek met SPSS 11 voor Windows, Met supplementen voor de versies 8, 9 en 10, Vertaald door Nico Huffels, Benelux, Pearson Education Limited.

 

Janssens G. & A. Marynissen (2003), Het Nederlands van vroeger en nu, 2e herwerkte druk, Leuven, Acco.

Kruyskamp, C. & F. de Tollenaere (1950), Van Dale. Groot woordenboek der Nederlandse taal, 7e druk [GVD7], ’s-Gravenhage, Martinus Nijhoff.

 

Kruyskamp, C. (1961), Van Dale. Groot woordenboek der Nederlandse taal, 8e geheel opnieuw bewerkte en zeer vermeerderde druk [GVD8], ’s-Gravenhage, Martinus Nijhoff.

 

Kruyskamp, C. (1976), Van Dale. Groot woordenboek der Nederlandse taal, 10e geheel opnieuw bewerkte en zeer vermeerderde druk [GVD10], ’s-Gravenhage, Martinus Nijhoff, 2 delen.

 

Kuypers, G. (2003), ABC van een onderzoeksopzet, 1e druk, 7e oplage, Bussum, Coutinho.

 

Lamers, H.A.J.M. (1993), Hoe schrijf ik een wetenschappelijke tekst, Een handleiding om scripties, onderzoeksverslagen, dissertaties en literatuurrapporten te schrijven, 6e herziene druk, Bussum, Coutinho.

 

Martin, W. (2006), Culturele identiteit en taalgebruik in Vlaanderen vanuit RBBN-perspectief, te verschijnen in: Proceedings Regionaal Colloqium Culturele identiteit in het nieuwe Europa, Warschau.

 

Martin, W. (2006), Het Belgisch-Nederlands anders bekeken: het Referentiebestand Belgisch-Nederlands (RBBN), te verschijnen in: Over taal.

 

Max-Planck-Gesellschaft, Max Planck Institute for Psycholinguistics, www.mpi.nl, 10 november 2004, Online.

 

NRC Handelsblad Scholieren, 2001, Van Dale discriminerend en beledigend?, http://scholieren.nrc.nl/weekkrant/2001/36/3.shtml, 31 maart 2006, Online.

 

NRC Handelsblad Scholieren, 2003, Moet 'neger' uit het woordenboek?, http://scholieren.nrc.nl/weekkrant/2002/03/5.shtml, 31 maart 2006, Online.

 

Taalvandaal, Taalvandaal [Taalvandaal], http://users.pandora.be/taalvandaal/vandale.htm, 10 juli 2006, Online.

 

Van Buuren, H. e. a. (2002), Onderzoek, De basis, 2e druk, Groningen/Houten, Wolters-Noordhoff.

 

Van Haver, J. (2000), De nieuwe Grote Van Dale, Een stap te ver, Over Taal 39-2, pp. 31-36.

 

Van Malssen jr., P.J. (1914), Van Dale. Groot woordenboek der Nederlandse taal, 5e druk, ’s-Gravenhage, Martinus Nijhoff.

 

Universiteit of Hogeschool
Vertaler-tolk (Spaans-Engels)
Publicatiejaar
2006
Share this on: