De Koninklijke Vlaamse Schouwburg tijdens de Tweede Wereldoorlog: On-Vlaamsche Lachbarak of Kunsttempel aan de Lakenstraat?

Kristof Hoefkens
Persbericht

De Koninklijke Vlaamse Schouwburg tijdens de Tweede Wereldoorlog: On-Vlaamsche Lachbarak of Kunsttempel aan de Lakenstraat?

De Koninklijke Vlaamse Schouwburg tijdens de Tweede Wereldoorlog: On-Vlaamsche Lachbarak of kunsttempel aan de Lakenstraat?

KVS anno 2005Op woensdag 2 maart 2005 zorgde Vlaams volksvertegenwoordiger Eric Arckens van het Vlaams Belang voor een zware aardbeving, mét naschokken, in het Vlaamse politieke en culturele landschap. Hij gaf in het Vlaams Parlement een opgemerkte toespraak over de Koninklijk Vlaamse Schouwburg, die hij “pseudo-elitair” noemde. Als uitsmijter liet Arckens optekenen dat de subsidiekraan, als het aan hem lag, onherroepelijk zou dichtgedraaid worden. In het Vlaams Belang Magazine plaatste Arckens enkele dagen later extra grote vraagtekens bij het Vlaamse karakter van de schouwburg;  “(w)ie belt voor kaartjes kan een tweetalig antwoordapparaat te beluisteren krijgen, en nergens in de kwistig rondgestrooide KVS-brochures kan je opmaken waar die afkorting KVS nu eigenlijk voor staat”. Dat het Arckens niet om de K en de S te doen was, moge duidelijk zijn. De verbolgen, bijna hysterische reacties uit verschillende politieke windhoeken lieten niet lang op zich wachten. Het bestuur van de KVS haastte zich om de beschuldigingen van het Vlaams Belang te weerleggen; de KVS is wél Vlaams en níet elitair. Zo onverwachts de storm de kop had opgestoken, zo plots luwde hij ook weer.  Na enkele dagen frontpagina werd de politieke rel in de kiem gesmoord.

De KVS als ankerDat geschiedenis zich nooit herhaalt, maar wel vaak rijmt, blijkt uit het onderzoek naar de Koninklijke Vlaamse Schouwburg tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook toen werd de KVS er door een aantal zelfverklaarde prominente Vlamingen van beschuldigd de Vlaamse identiteit niet genoeg uit te dragen. Het leverde de Brusselse stadsschouwburg de weinig flatterende bijnaam ‘On-Vlaamsche Lachbarak’ op. Het feit dat de KVS tijdens de Tweede Wereldoorlog de inzet werd van een verwoede politieke strijd hoeft geen verwondering op te wekken. Omwille van haar geografische ligging in de tweetalige hoofdstad van België droeg de KVS het potentieel in zich om uit te groeien tot een romantisch symbool van de Vlaamse strijd tegen de franskiljons. De KVS moest het culturele anker worden voor het wegdrijvende Vlaamse schip in Brussel. De Vlaamse Leeuw die in Brussel in een comateuze slaap gesukkeld was, moest dringend gewekt worden. De meest radicaal flamingantische strekking, die zich tijdens de oorlog ook zou laten verleiden tot collaboratie, drong dan ook aan op een verregaande mentaliteitswijziging binnen de KVS; de schouwburg moest zich een manifest Vlaams karakter aanmeten om een voortrekkersrol te kunnen spelen in de strijd tegen de Franstalige overheersing. Het bestuur van de Brusselse schouwburg moest het begrip Vlaanderen een monoculturele invulling geven. Cultuur in dienst van het hogere, romantisch-utopische einddoel: de afwerping van het Franstalige juk en de vorming van een Vlaamse Staat.

De strijd om de Vlaamse BrusselaarOnder toenmalig bestuurder Jan Poot, die de KVS al meer dan twintig jaar leidde, was de schouwburg echter afgegleden tot het niveau van een amateurgezelschap. Van volksverheffend toneel was geen sprake. Kluchten met welluidende titels als Het wederzijdsch Huwelijksbedrog of Baby krijgt een baby vulden het repertoire, tot grote afkeer van de Vlaamse intellectuele elite. De Vlaams-nationalisten schreeuwden dan ook steeds luider om Poots ontslag. Vooral de collaborerende culturele organisatie DeVlag en haar zustertijdschrift Ons Tooneel profileerden zich als Poot-bashers bij uitstek. Hoofdredacteur August Caspers lanceerde een lastercampagne in zijn weekblad om de “geestelijke massamoordenaar van den K.V.S.” onderuit te halen. Het taalgebruik dat in de artikels werd gehanteerd liet weinig aan de verbeelding van de lezer over: “Dat wat Poot verricht aan de Lakenstraat is noch Vlaams Kultuurwerk noch Vlaams tooneel, maar een bespottelijk lolletje van niemendal, nog te slecht voor een neger.” Allerlei leugens werden gepubliceerd om Poot zwart te maken bij het Brusselse publiek én bij de politieke machthebbers. Het stadsbestuur was niet van plan de Vlamingen hun zin te geven. De Franstalige liberalen vreesden immers, terecht, dat de schouwburg aan de Lakenstraat zou worden ingeschakeld om een nazistische ideologie aan de man te brengen.

Wanneer Poot op 23 februari 1942 plots aan een hartstilstand overleed, flakkerde de Vlaamse hoop weer op. Men droomde luidop van een flamingant aan het hoofd van de KVS. Tevergeefs. De Tooneelkommissie viste uit hetzelfde vijvertje als voorheen. August Maes en A. Louis De Bruyn, die respectievelijk als regisseur en boekhouder aan de KVS verbonden waren, werden aangesteld om het nog lopende seizoen vol te maken. “Onderscheidenlijk keukenpiet en opdiener bij den theaterbestuurder geworden peerdenbeafstuk-restaurateur hebben zij zich in dat vak zodanig ingewerkt dat ze niet anders deugen dan voor een ju-restaurant,” liet een gefrustreerd Ons Tooneel optekenen. De DeVlag, dat het culturele veld in Brussel wilde domineren, wisselde het geweer van schouder. De KVS was een verloren zaak dus werd achter de schermen de oprichting van een nieuwe Vlaamse schouwburg voorbereid. Een gezelschap aangevoerd door de fel verbrande ex-activist Adolphe Clauwaert moest de concurrentie aangaan met de KVS. De nieuwe Volksschouwburg ontving geen overheidssubsidies, maar werd gefinancierd met SS-geld van de DeVlag. Veel acteurs en actrices van de KVS kozen eieren voor hun geld en maakten de overstap. Clauwaert zou de KVS in een paar seizoenen zware klappen toebrengen. Het gezelschap van Maes en De Bruyn was kwalitatief en kwantitatief immers te zwak om de slag om de Vlaamse Brusselaar te winnen.

HardleersExact zestig jaar geleden werd met het einde van de Tweede Wereldoorlog één van de donkerste bladzijden van de vaderlandse geschiedenis omgekeerd. Uit deze donkere periode kunnen vele lessen worden getrokken, helaas blijkt maar al te vaak dat de Vlaming een hardleers wezen is.

Bibliografie

BIBLIOGRAFIE

 

boeken;

Beyen, M. ‘Wetenschap, politiek, Nationaal-socialisme: De cultuurpolitiek van het Duits

militair Bezettingsbestuur in België, 1940-1944’. In: Bijdragen tot de eigentijdse

geschiedenis. Brussel: Soma-Ceges. 2003. jg. 8 nr. 11.

Bruinsma, E. ‘Jules Bonnemine’ van Valère De Pauw en het boekbedrijf in Vlaanderen.

< http://www.booncentrum.be/manteau/bruinsm.html > laatst geraadpleegd op 28/05/2004

Conway, M. Collaboratie in België. Léon Degrelle en het Rexisme, 1940-1944. Groot-

Bijgaarden: Globe. 1994.

De Geest, D. Aron, P. & Martin, D. (red.) Hun kleine oorlog. De invloed van de Tweede

Wereldoorlog op het literaire leven in België. Leuven: uitgeverij Peeters. 1998. 345p.

De Jonghe, A. ‘Het vraagstuk Brussel in de Duitse Flamenpolitik, 1940-1944; Het Duitse

standpunt’. In: Taal en sociale integratie 5 . Brussel: Centrum voor de

Interdisciplinaire Studie van Brussel. 1982.

De Jonghe, A. Hitler en het politieke lot van België, 1940 - 1944. Antwerpen: De

 

Erauw, W. ‘De relatie tussen cultuur en politiek tegen de achtergrond van de Duitse

natievorming: een inleiding’. In: Bijdragen tot de eigentijdse geschiedenis. Brussel: Soma-Ceges. 2003. jg. 8 nr. 11.

Falter, F. De Brüsseler Zeitung, 1940-1944. Leuven: KUL. 1982. 41-83.

Humbeeck, K. ‘’een volkomen ongezond boek’: L.P. Boons kunstenaarsroman Abel

Gholaerts (1944) en de nieuwe literaire orde’. In: De Geest, D. Aron, P. & Martin, D. (red.) Hun kleine oorlog. De invloed van de Tweede Wereldoorlog op het literaire leven in België. Leuven: uitgeverij Peeters. 1998.

Kossman, E.H. De Lage Landen 1780-1980. Twee eeuwen Nederland en België. Brussel.

1986.

Luyten, D. Ideologie en praktijk van het corporatisme tijdens de Tweede Wereldoorlog in

België.  Brussel: VUBPress. 1997.

 

eeuw. Leuven: Van Halewyck. 1995.

Stichting Wereldoorlog Twee. <www.go2war2.nl > laatst geraadpleegd op 30/04/2005

Van de Vijver, H. Het cultureel leven tijdens de Bezetting. Kapellen: DNB/Pelckmans. 1990.

Verhoeyen, E. België bezet 1940-1944; een synthese. Brussel: BRTN. 1993.

 

tijdschriften;

 

Algemeene Tooneelcentrale. Tooneelleven. Merksem. 1940-1944.

Het Laatste Nieuws. Brussel. 1939-1946.

Laagland. Brussel. 1941-1944.

Le Soir. Brussel. 1941.

Ons Tooneel: weekblad voor tooneel, letteren en kunst. Brussel. 1940-1943.

Onze week. Brussel. 1939-1940.

Volk en kultuur: weekblad voor volksche kunst en wetenschap. Antwerpen. 1941-1944.

Volk en Staat. Antwerpen. 1939-1944.

Westland: kultureel-letterkundig tijdschrift voor Vlaanderen. Oud-God. 1942-1944.

 

briefwisseling in het AMVC;

 

Bond der Vlaamse Tooneelschrijvers. B 7118.

De Bruyn, A. L. B 9282.

KVS. S 4687.

Maes, A. M 15617.

Neerman, D. N 188.

Poot, J. P 7235.

 

Universiteit of Hogeschool
Germaanse Taal -en Letterkunde
Publicatiejaar
2005
Share this on: