Utopia door genetica

Wouter Buyst
Persbericht

Utopia door genetica

Utopia door genetica

Brengt wetenschap de utopie dichter bij de non-fictie?

 

Onze soort is individualistisch, egoïstisch en nauwelijks in staat tot liefde. Opvoeding en wetten temmen ons, maar we blijven de ergste van alle dieren. Michel Houellebecqs donkerzwarte beschrijving van de westerse samenleving in zijn roman Elementaire Deeltjes laat hierover weinig ruimte voor discussie. Onze wereld wordt er beschreven als een dystopie aan de hand van het leven van twee ongelukkige individuen in een wereld vol egoïstische concurrentie. Niet enkel onze samenlevingsvorm, maar vooral onze genetische codering zorgt er volgens Houellebecq voor dat de mens zich fundamenteel egoïstisch gedraagt. Moraliteit perkt dat egoïsme in, maar onze genen kunnen niet volledig worden getemd door ons moreel besef.

 

De idee-fixe van de individualiteit

‘De individualiteit is een leugen’ laat Houellebecq één van zijn protagonisten zeggen, de werkelijkheid is een ‘prachtige, grenzeloze, wederzijdse verstrengeling’ (324) en staat recht tegenover het isolement. Schopenhauer zei het al vóór hem: afzonderlijkheid is een illusie, veroorzaakt door het subjectief opvangen van de werkelijkheid in tijd en ruimte. Toch is onze samenleving gebaseerd op individualisme. De verstrengeling in ere herstellen zal niet lukken door een andere samenlevingsvorm te installeren: onze genen zijn ik-gericht, geprogrammeerd tot zelfzucht. De oplossing in Elementaire Deeltjes is de euthanasie van onze soort, maar niet vooraleer er voor vervanging is gezorgd: een klonengezelschap, gebaseerd op de mens, maar ontdaan van zijn dystopische eigenschappen. Enkel zo is absolute verbondenheid, en het opheffen van individualiteit mogelijk, de voorwaarden om de utopie te bereiken.

 

Verbeterde formule

 

De nieuwe soort in Elementaire Deeltjes is niet meer agressief, fundamenteel gelukkiger en meer altruïstisch dan ons. In werkelijkheid zijn levensgeluk en gedrag inderdaad gedeeltelijk genetisch bepaald. Agressie, altruïsme en geluk worden uiteraard in grote mate gestuurd door de omgeving (opvoeding, cultuur, ervaringen etc.), maar meer en meer wordt ook de fysieke basis van ons gedrag en gevoel duidelijk. Hormonen en hersenverbindingen, die mede afhankelijk zijn van onze genetische programmering, maken van ons wie we zijn en hoe we ons voelen. Organismen die zelfzuchtig hun begeerte trachten te bevredigen deden het echter spijtig genoeg beter in de evolutie dan altruïstische dieren, die tevreden waren met hun situatie. Wij dragen de gevolgen van die zelfzuchtig evolutie, maar zijn nu eveneens in staat zelf die evolutie te bepalen.

 

Allemaal eender

De fysieke verschillen opheffen is volgens Houellebecq een noodzakelijke voorwaarde om de individualiteit weg te nemen. De nieuwe soort bestaat dan ook volledig uit  klonen. Voortplanting gebeurt ongeslachtelijk in Houellebecqs nieuwe wereld. Kloneren is niet onnatuurlijk: zo’n zeshonderd miljoen jaar geleden deden algen voor de eerste maal aan seks, daarvoor was kloneren de enige mogelijkheid tot reproductie.

Het kloneren brengt echter geen volledig identieke individuen voort. Klonen verschillen bij de geboorte meer van elkaar dan eeneiige tweelingen, en ook  de verdere levensloop is bepalend voor het uiterlijk van het individu. Vooral in de hersenen zal men nooit identiteit kunnen creëren. Genen bepalen wel de bouw van onze hersenen, maar niet de verbindingen in onze neuronen, deze zijn afhankelijk van de impulsen die men tijdens het leven ontvangt. Volgens sommigen zou een maatschappij waarin iedereen nagenoeg eender is, zich zelfs nog meer blindstaren op verschil, en zal elke kleine afwijking worden uitvergroot. Op deze manier wordt de individuatie nog versterkt. Toch zou het gelijkmaken van de genetische code een verbondenheid, een soort universeel familieverband kunnen creëren. Richard Dawkins leerde ons dat genen zich enkel altruïstisch gedragen tegen verwanten. Wanneer iedereen dezelfde genetische code draagt is dat egoïsme overbodig.

 

Potentiële onsterfelijkheid

Ook het vooruitzicht op de aftakeling en de dood moeten volgens Houellebecq worden weggenomen wil men een utopie bereiken. Aftakeling zorgt voor seksuele frustratie, en het doodsbesef, sinds dat in het Westen nog nauwelijks religieus geduid wordt, werpt de mens terug op zijn individuele bestaan. Onsterfelijkheid is minder fictief dan het lijkt. Sterven is niet inherent aan het leven: sommige bacteriën zijn bijvoorbeeld potentieel onsterfelijk doordat ze hun genen blijvend kunnen reproduceren. Bij meer ontwikkelde soorten zoals de mens is dat niet meer het geval. Wanneer men echter ons DNA zou kunnen aanpassen zodat eeuwige celdivisie ook bij ons mogelijk is (theoretisch is dit mogelijk en huidig onderzoek boekt vorderingen) takelt de mens niet meer af en kan hij niet meer sterven aan ouderdomsziekten. Ongelukken of ziekte zal men echter nooit uit de wereld kunnen helpen, waardoor die onsterfelijkheid steeds potentieel zal blijven. Wanneer effectieve onsterfelijkheid een noodzakelijke voorwaarde is om een ideale toestand te bereiken, zal Houellebecq utopie dus noodgedwongen fictie moeten blijven.

 

Positieve eugenetica

Voor de meeste mensen staat eugenetica ongeveer gelijk aan nazisme. Men heeft angst voor een maatschappij die gebruik maakt van klonering, en denkt eerder aan een Brave New World-scenario, dan aan een droomwereld wanneer we ons op Gods terrein wagen door met de genen te gaan knoeien. Denkers zoals Peter Sloterdijk, die  slechts willen aanzetten tot nadenken over deze kwestie, krijgen vaak het verwijt van nazisme of andere hysterische reacties naar het hoofd geslingerd. Michel Houellebecq brengt de balans, die overdreven sterk naar een fascistoïde doemscenario overhelt meer in evenwicht. Hij laat een andere mogelijkheid zien, en illustreert eveneens dat de manier waarop we nu geprogrammeerd zijn, niet de ideale is. Ons ongelukkige lot staat wel degelijk gedeeltelijk in onze genen geschreven. Wanneer we volledig genetisch gealfabetiseerd zullen zijn, zullen we vroeg of laat ook ingrijpen in onze codering. Daarom moet worden nagedacht of we dat willen, en wat we dan wel zouden willen. Elementaire Deeltjes helpt daar bij.

 

Universiteit of Hogeschool
Publicatiejaar
2002
Share this on: