De taal van de koers: over meertaligheid in professionele wielerploegen

Elien
Prophète

 “De wereld is een dorp.” Ook in de wielersport in het niet anders. Sinds de Internationale Wielerunie (UCI) in 1990 besloot om vol in te zetten op globalisering van de sport, is het pijlsnel vooruit gegaan met de internationalisering van het wielrennen. Waar de UCI-kalender in de jaren 1980 volledig gedomineerd werd door de vier Europese landen Frankrijk, België, Italië en Spanje, omvat de kalender van 2019 wedstrijden in wel vier verschillende continenten. Van de Santos Tour Down Under in Australië tot de Grand Prix Cycliste de Montréal in Canada en de Gree-Tour of Guangxi in China: het professionele peloton reist tegenwoordig de hele wereld af. Ook de samenstelling van de wielerploegen is overduidelijk gewijzigd. Nog nooit was het aantal verschillende nationaliteiten per ploeg zo groot als vandaag. En veel verschillende nationaliteiten, dat betekent logischerwijze ook veel verschillende moedertalen.

Kampioenen in meertaligheid

Kampioenen op de fiets, dat waren ze al. Maar ook op het vlak van meertaligheid doen professionele wielerploegen het meer dan behoorlijk. Aan de hand van enquêtes werd nagegaan in welke mate professionele wielerploegen werkelijk meertalig zijn. Renners, ploegleiders, verzorgers, mecaniciens en andere stafleden van twee WorldTour-wielerploegen werden gevraagd aan te geven hoe goed ze een aantal talen beheersen. De resultaten zijn eenduidig: in professionele wielerploegen is meertaligheid eerder regel dan uitzondering. Alleen al het grote aantal verschillende moedertalen per ploeg bewijst hoe groot de talige diversiteit is. Maar belangrijker nog: uit de resultaten blijkt dat de meeste teamleden van professionele wielerploegen zelf meertalig zijn. Het overgrote deel van de renners en stafleden kan zich in minstens twee talen verstaanbaar maken en een kleinere groep kan zich zelfs in vier (of meer) talen uitdrukken. Tourwinnaar Egan Bernal, die het publiek na zijn overwinning in maar liefst vier talen bedankte, is dus duidelijk niet de enige renner met een talenknobbel.

‘Taaltactiek’ in wielerploegen

Dat meertaligheid in een groep verrijkend werkt en dus een voordeel kan zijn, hebben heel wat onderzoekers al aangetoond. Belangrijk is echter dat dat voordeel enkel tot zijn recht komt als er een manier wordt gevonden om taalverschillen te overbruggen en efficiënt te communiceren. Voor groepen die daar niet in slagen kan meertaligheid namelijk een regelrechte vloek zijn en voor grote communicatieproblemen zorgen. Het belang van een goede ‘taaltactiek’ mag dan ook niet onderschat worden.

Om uit te zoeken hoe professionele wielerploegen met taalverschillen in de ploeg omgaan werden interviews met renners, ploegleiders en communicatiemanagers van de twee WorldTour-teams georganiseerd. Uit de gesprekken blijkt dat de ploegen verschillende strategieën gebruiken om zo vlot mogelijk te kunnen communiceren. De meest gebruikte strategie? De lingua franca. Dat houdt in dat wielerploegen een taal kiezen, vaak het Engels, en van de teamleden verwachten dat ze die steeds gebruiken om te communiceren in de ploeg. Opmerkelijk genoeg bieden de ploegen hun teamleden geen hulp bij het leren van een vreemde taal. Wie de voertaal in het team niet goed genoeg beheerst, moet zijn taalkennis dus op eigen houtje bijspijkeren.

Toch verwachten de ploegen zeker geen talige perfectie. Wat voor de teams het allerbelangrijkste is, is dat de communicatie werkt. Ploegleden moeten zich verstaanbaar kunnen maken en anderen kunnen verstaan. Of dat nu in perfect verfijnde taal of in brakke, ongrammaticale constructies gebeurt, is minder belangrijk. Dat geldt voor de stafleden, maar misschien nog meer voor de wielrenners. Zij moeten namelijk vooral met de benen spreken.

“Renners moeten vooral met de benen spreken, uiteraard” (Communicatiemanager WorldTour-wielerploeg)

Het gebruik van een lingua franca volstaat echter niet altijd om succesvolle communicatie te garanderen. Daarom omvat de ‘taaltactiek’ van wielerploegen ook andere strategieën, zoals bijvoorbeeld codeswitching. Teamleden schakelen binnen hetzelfde gesprek van de ene taal naar de andere over, om een boodschap zo duidelijk mogelijk over te brengen. Een gesprek dat in het Frans begint, kan dus plots in het Nederlands verdergezet worden en beëindigd worden in het Engels. Daarnaast komt het ook geregeld voor dat talig sterke teamleden hun ploegmaten helpen door voor hen te tolken of vertalen. Uit het onderzoek blijkt dat de meeste teamleden het niet erg vinden zich aan te passen aan de taalvaardigheid van hun ploegmaten. De verklaring is simpel: alle teamleden hebben een gemeenschappelijk doel. Het is dan ook in ieders belang de communicatie zo vlot mogelijk te laten verlopen.

Communicatie niet altijd op wieltjes

Ondanks de verschillende taalstrategieën en de inspanningen van teamleden loopt de communicatie in professionele wielerploegen niet altijd op wieltjes. Naast de klassieke oorzaken zoals problemen met de technologie of informatiedoorstroming, kunnen ook taalverschillen en de lage taalvaardigheid van sommige teamleden voor communicatieproblemen zorgen. In de meeste gevallen gaat het over kleine misverstanden, maar soms kan het ook gaan over het niet verstaan van een opdracht. Die miscommunicaties leiden wel eens tot frustraties. De oorzaak van de problemen ligt zelden bij de renners: meestal zijn het de iets oudere, minder hoog opgeleide stafleden die met taalproblemen te kampen hebben. Die teamleden hebben echter meestal veel ervaring in de wielerwereld en weten dus wel wat ze moeten doen. Daarom kunnen de meeste communicatieproblemen relatief snel weer opgelost worden.

Meer weten over meertaligheid in wielerploegen? Lees dan verder in ‘The language of cycling: an exploration of multilingualism in professional cycling teams’.

Download scriptie (1.29 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2019
Promotor(en)
Prof. dr. Elke Peters