In het Nederlands spreekt men liever óver ons heen, niet over ons.

Ashley
Vandekerckhove

“[…] culture is about “shared meanings”. Now, language is the privileged medium in which we “make sense” of things, in which meaning is produced and exchanged. Meanings can only be shared through our common access to language. So language is central to meaning and culture and has always been regarded as the key repository of cultural values and meaning.” (Hall, Evans, & Nixon, 2013, p. xvii)

De Nederlandse taal. Elke dag opnieuw gebruiken we het om met elkaar te communiceren, om debatten te voeren, om elkaar complimenten te geven of te roddelen over die ene persoon. We vinden het iets vanzelfsprekend en denken vaak niet na waarvan een bepaald woord of bepaalde uitdrukking komt. We spreken het en gaan ervan uit dat anderen ons verstaan. Maar zoals de quote hierboven laat blijken, is taal veel meer dan spreken alleen. Taal is het medium waarlangs betekenis en dus ook cultuur wordt uitgewisseld tussen mensen. Net daarom vinden (gender)linguïste.s.n het zo belangrijk om taal breder en diepgaander te onderzoeken.

Androcentrisch taalgebruik

Mijn interesse in androcentrisch taalgebruik werd gewekt door voorbeelden die we zagen tijdens een les van de master Gender en Diversiteit. Het zinsdeel ‘jongen en meisje’ gebruiken we voortdurend in onze samenleving, maar we staan er niet bij stil dat hierachter een dubbele machtsbalans schuilt. Ten eerste wordt het mannelijke kind steevast op de eerste plaats gezet en het vrouwelijke kind op de tweede plaats. Daarnaast benoemen we het vrouwelijke kind altijd als een kleinere versie van zichzelf. Dit verkleinwoord blijven we gebruiken ook wanneer deze vrouwelijke kinderen uitgegroeid zijn tot volwassen vrouwen van 30 jaar of ouder. We kunnen dit een schoolvoorbeeld noemen van androcentrisch taalgebruik. Maar wat is dit nu voor iets?

Androcentrisme, of te alles wat als mannelijk wordt beschouwd is de norm, is een term die in de vergetelheid is geraakt in onze Nederlandstalige academische wereld. Gilman schreef in 1911 hier uitvoerig over in haar boek The man-made world, or our androcentric culture. In de praktijk kunnen we het vergelijken met de genderbias die men de laatste tijd meer en meer in wetenschappelijk onderzoek blootlegt.

Tijdens mijn literatuurstudie botste ik op een probleem: er was nog geen enkel classificatiesysteem ontwikkeld om androcentrisch Nederlandstalig taalgebruik te herkennen. Op basis van verschillende boeken en onderzoeken van Nederlandstalige genderlinguïste.s.n ben ik er in geslaagd om zo’n systeem te ontwikkelen (zie Figuur 1).

image-20180927231046-1

Figuur 1. Classificatiesysteem voor androcentrisch taalgebruik gebaseerd op eerder genderlinguïstisch

Het schoolvoorbeeld ‘jongen en meisje’ dat ik eerder gaf, kunnen we via dit classificatiesysteem plaatsen onder zowel grammaticaal asymmetrisch woordgebruik, namelijk volgorde van woordparen, alsook onder lexicaal asymmetrisch woordgebruik, namelijk verkleinwoorden. Voorbeelden die passen binnen het de categorie van generiek woordgebruik zijn de generieke hij-vorm (grammaticaal) of woorden zoals onderzoeker, student, dokter (lexicaal) waarvan we over een vrouwelijke vorm beschikken, maar amper gebruiken: onderzoekster, studente, dokteres.

Dit classificatiesysteem werd nadien gebruikt om als casus het Nederlands taalgebruik binnen het radioprogramma Hautekiet te analyseren.

Genderneutraal, -bewust of eerder -inclusief?

Een tweede, meer filosofisch probleem dat aan de oppervlakte kwam, betrof de vraag welk woord het meest geschikt was om het tegenovergestelde van androcentrisme aan te duiden. Genderneutraliteit, -bewustzijn of -inclusiviteit betekenen niet hetzelfde, maar worden in de mainstream media vaak door elkaar gehaspeld zonder dat men beseft wat voor impact dit kan hebben op ons denken en wat voor impact dit kan hebben op hoe we onze cultuur zien of interpreteren.

Genderneutraliteit is een gevaarlijke term. Hoe kan iets genderneutraal zijn als we in een androcentrische maatschappij leven? Of zoals Derrida zelf aangeeft, kan de geprivilegieerde genderpositie, wat in een androcentrische maatschappij nog steeds de man betreft, hierbij herbevestigd worden. De focus op genderneutraliteit brengt het onzichtbare gevaar van genderblindheid met zich mee, waardoor de nog steeds aanwezige machtsonevenwichten tussen vrouwen en mannen niet (h)erkend worden en de status quo behouden blijft.

Bepaalde feministische academicae.i proberen deze genderblindheid te bestrijden door meer genderbewust om te gaan met theorieën en onderzoek. In theorie klinkt deze term optimaal om de valkuilen van genderneutraliteit te ontwijken gezien men rekening houdt met de specifieke noden van vrouwen en mannen met oog op het elimineren van ongelijkheden en het promoten van gelijke verdeling van middelen. In de praktijk kan het jammer genoeg leiden tot een essentialisme van ‘vrouwelijke’ en ‘mannelijke’ kenmerken en het herbevestigen van de reeds aanwezige genderbinariteit in onze samenleving.

Zelf opteer ik om te spreken over genderinclusiviteit, waarbij het genderbinaire denken dus aan diggelen wordt geslagen en de aanwezige genderoppositie binnen onze maatschappij in plaats van het concept gender geneutraliseerd wordt. Het is dus een combinatie van de vorige twee termen waarbij we een niet-androcentrische neutraliteit combineren met een genderbewuste aanpak.

Conclusie

Zoals we in de citaat aan het begin van dit artikel lezen, omvat taal zoveel meer dan enkel het uitspreken van woorden. Het is hét medium waarlangs betekenis en dus ook cultuur wordt geproduceerd en uitgewisseld tussen mensen. Een cultuur waarin we boeken, artikels, columns enzovoort lezen met alleen maar of overwegend meer mannelijke vormen van woorden is mede verantwoordelijk voor de symbolische annihilatie van vrouwen. Vrouwen worden letterlijk weggeschreven uit de geschiedenis wanneer we hen niet expliciet benoemen.  Als we nu geen genderinclusieve taal gebruiken en de kennis en kunde van vrouwen niet letterlijk benoemen, kunnen de seksisten, mra’s en antifeministen over twintig jaar nog altijd beweren dat geen enkele vrouw iets nuttigs heeft verwezenlijkt om zo de ‘mannelijke’ superioriteit te willen herbevestigen. Zo kunnen ze het leven zuur maken van de toekomstige generaties feministe.s.n die strijden voor meer gendergelijkheid.

Wie liever de androcentrische Nederlandse taal blijft gebruiken in plaats van over te schakelen naar een meer genderinclusieve vorm spreekt dus liever óver ons heen in plaats van over ons.

 

Download scriptie (1.53 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Prof. dr. Van Bauwel