Partnergeweld bij volgmigranten: wat doen we eraan?

Sara
Eelen

Gezinshereniging is de meest voorkomende manier om legaal naar België te migreren. Oorspronkelijk kwam de grootste groep uit Marokko en Turkije, maar sinds 2015 komen steeds meer volgmigranten uit Syrië en Irak. Dit zijn vooral vrouwen. In 2017 verstrengde de wetgeving rond gezinshereniging. Volgmigranten moeten nu vijf jaar samenblijven met de persoon die ze volgen naar België. Vroeger was dat drie jaar. Deze wetgeving dient om schijnhuwelijken te vermijden. Maar maakt deze wet de volgmigrant niet afhankelijk van zijn/haar partner? En wat als er sprake is van een ongelukkige relatie of, nog erger, partnergeweld?

Onderzoek toont aan dat volgmigranten een groter risico hebben om slachtoffer te worden van partnergeweld, zeker indien ze uit oorlogsgebieden komen. De vele nieuwe en stressvolle omstandigheden zorgen sneller voor conflict binnen het gezin: Ze botsen op een taalbarrière en discriminatie, worden geconfronteerd met nieuwe sociale waarden en hebben vaak een traumatiserende tocht achter de rug.  Deze moeilijkheden zijn het grootste voor vrouwelijke volgmigranten. Zij komen in de meeste gevallen in België aan zonder sociaal netwerk, opleiding of geld. Dit maakt hen afhankelijk van hun partner.

Hoe vaak partnergeweld bij volgmigranten voorkomt is onduidelijk, al is het probleem volgens verschillende bronnen groot en groeiende. De hulpverlening en het beleid spelen hierbij een belangrijke rol: zij kunnen partnergeweld bij volgmigranten verhelpen, maar anderzijds ook partnergeweld versterken of hulp bemoeilijken.  Om deze complexe rol te onderzoeken bevroeg ik vijftien sociaal werkers uit Vlaanderen en Brussel die met migranten en/of partnergeweld in aanraking komen.

Het sociaal beleid strooit zout in de wonde

Het beleid verplicht een volgmigrant om vijf jaar bij de gezinshereniger te blijven vooraleer hij/zij een onbeperkte verblijfstitel krijgt. Dat zorgt voor wettelijke afhankelijkheid. Het beleid staat wel uitzonderingen toe in geval van partnergeweld, met als voorwaarden dat een volgmigrant op tijd melding moet maken van het partnergeweld bij de Dienst Vreemdelingenzaken, genoeg bewijs moet leveren en over een eigen inkomen moet beschikken. De bevraagde hulpverleners vinden deze voorwaarden subjectief, onduidelijk en veeleisend. Volgmigranten zijn zelden op de hoogte van de uitzonderingsbepalingen, waardoor ze niet op tijd aan de nodige vereisten kunnen voldoen. Bovendien durven ze vaak het geweld niet te melden aan de politie of andere hulpinstanties, is het niet de gewoonte in hun cultuur om over relatieproblemen te praten of weten ze niet dat hiervoor hulporganen bestaan. Als ze wel de politie aanspreken, gaat die niet altijd in op hun hulpvragen. Daar komt nog bij dat psychologisch of economisch partnergeweld moeilijk te bewijzen is. De inkomenseis is ook niet realistisch, omdat volgmigranten vaak geen eerdere werkervaring hebben en na het verlaten van de partner door een verwerkingsproces moeten vooraleer ze hun plek kunnen vinden op de arbeidsmarkt.

De uitzonderingsbepalingen worden trouwens steeds strenger. Een eigen inkomen en bewijs van het partnergeweld zijn niet langer genoeg om een eigen tijdelijk statuut te krijgen. Dit zorgt ervoor dat de hulpverlener geen garantie kan geven op een verblijfstitel en de volgmigrant hierdoor de partner niet durft verlaten.

De hulpverlening botst op haar eigen grenzen

De hulpvereniging biedt onderdak en juridische en psychologische steun aan volgmigranten in moeilijkheden. Toch ondervinden sociaal werkers ook drempels om geschikte hulp te bieden: er zijn te weinig middelen, de hulpverleners zijn niet genoeg op de hoogte van de uitzonderingsbepalingen en veel hulporganisaties zijn nog te hoogdrempelig, te blank en te bureaucratisch om volgmigranten soepel verder te helpen bij dringende vragen.

Hoe kan het dan beter?

De hulpverleners die ik ondervroeg zijn het erover eens dat volgmigranten beter beschermd moeten worden door de wet. De uitzonderingsbepalingen moeten duidelijker en objectiever. Nieuwe soorten van bewijsmateriaal moeten worden toegelaten (verblijf in crisisopvang, attest van gespecialiseerde hulpdienst, etc.). De verantwoordelijkheid moet beter verdeeld worden tussen de volgmigrant en de partner, zodat niet alleen het slachtoffer van partnergeweld juridische plichten heeft. Momenteel kan een volgmigrant namelijk het land worden uitgezet als hij/zij de partner verlaat en niet aan de uitzonderingsbepalingen voldoet, terwijl de partner geen sancties ondervindt.

Het beleid moet volgens de ondervraagden de uitzonderingsmogelijkheden zelf communiceren met volgmigranten en hulpverleners. De periode van verplicht samenwonen wordt volgens hen best terug ingekort tot drie jaar. Tot slot moeten ook vrouwen uit polygame huwelijken, vrouwen zonder wettig verblijf, vrouwen met alleen een attest van inschrijving en vrouwen uit schijnhuwelijken wettelijk beschermd worden tegen partnergeweld.

Naast juridische aanpassingen kan het beleid ook helpen door meer middelen vrij te maken voor hulpdiensten, met speciale aandacht voor (crisis)opvangcentra, psychologische hulpverlening, sociale tolkdiensten en huisvesting. Het beleid speelt ook een belangrijke rol in het wegwerken van indirecte drempels die migrantgezinnen belasten, door bijvoorbeeld buitenlandse diploma’s sneller te erkennen of migranten toe te leiden naar werkgelegenheid en huisvesting.

Verder moet de sociale sector in eigen boezem kijken. De hulpverleners die ik interviewde, geven aan dat er meer cultuursensitiviteit en gespecialiseerde kennis nodig is binnen de hulpverlening, zeker met oog op migranten uit oorlogsgebieden. Sociaal werkers en andere eerstelijnswerkers (politieagenten, dokters, etc.) dienen beter op de hoogte te zijn van relevante wetgevingen, doorverwijzingsmogelijkheden, preventieve acties en aandachtspunten bij partnergeweld. Ook moeten hulporganisaties in hun personeelssamenstelling rekening houden met diversiteit van cultuur, nationaliteit en vooropleiding om hun diverse doelgroep beter ten dienste te staan. Er moet nagedacht worden over een manier om aan systematische en structurele hulpverlening te doen, bijvoorbeeld door meer in te zetten op samenwerkingsverbanden, preventieve actie en vervolghulpverlening. Het ondersteunen van lotgenotengroepen, praattafels of zelforganisaties kan de drempel tot de hulpverlening voor volgmigranten ook verlagen.

Gezinshereniging zal de komende jaren toenemen, terwijl het vreemdelingenrecht strenger lijkt te worden. De ondervraagde hulpverleners zijn daarom bang dat meer volgmigranten slachtoffer zullen worden van partnergeweld. Beste beleidsmakers en hulpverleners, wat doen we eraan?

Download scriptie (946.44 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Veerle Draulans