Berichtgeving over de Brusselse aanslagen (22.03.2016) in Vlaanderen en Duitsland

Lisa
De Brabant

Deze masterproef situeert zich in de context van de terroristische aanslagen in Brussel van 22 maart 2016. Zowel binnen- als buitenlandse media brachten massaal verslag uit over de verschrikkelijke gebeurtenissen, waarbij België zelden gespaard bleef. Deze zwarte dag staat dan ook in het collectieve geheugen gegrift.

Concreet werd in deze masterproef het specifieke taalgebruik in de berichtgeving van Duitse en Vlaamse printmedia over de Brusselse aanslagen geanalyseerd. Aan de hand van een contrastieve, corpusgebaseerde begrippenanalyse werd onderzocht welke begrippenkaders in verband met terrorisme in de Duitse en Vlaamse printmedia voorkomen en tot welke aspecten van de aanslagen ze bijdragen.

Daarnaast werden enkele begrippen in hun specifieke context geanalyseerd om na te gaan of er van een eventuele beeldvorming van de aanslagen en daarbij van België sprake zou kunnen zijn. Er werd daarbij telkens contrastief te werk gegaan, wat betekent dat de Duitse met de Vlaamse printmedia vergeleken werden. Er werd met andere woorden onderzocht of bepaalde aspecten van de aanslagen al dan niet sterker naar voren treden in de Duitse of in de Vlaamse printmedia en of ze tot een verschillende beeldvorming bijdragen.

Als onderzoeksmateriaal voor de analyse werd gebruik gemaakt van een zelf samengesteld corpus met een honderdtal artikels uit vijf Duitse en drie Vlaamse kranten en tijdschriften. Om beide deelcorpora op een snelle en efficiënte manier te kunnen doorzoeken, werd een beroep gedaan op de corpusanalysetool Lancsbox, ontwikkeld door Lancaster University. Deze tool maakt het onder andere mogelijk om frequentielijsten te genereren, Keywords in Context (KWIC) weer te geven en collocaties op te sporen.

Om de subjectiviteit, die onvermijdelijk met de analyse van taalgebruik gepaard gaat, in te perken werden kwalitatieve inzichten van de discoursanalyse gecombineerd met kwantitatieve technieken van de corpuslingüistiek, zodat er sprake is van een “mixed methods research”.

Bij de kwantitatieve analyse werden uit de frequentielijsten van het Duitse en het Vlaamse corpus alle begrippen rond het thema terrorisme geselecteerd om inzicht te krijgen in de begrippenkaders. In een volgende stap werden de geselecteerde begrippen per topos of thema gegroepeerd, zodat de verschillende aspecten van de aanslagen duidelijk werden. Zowel in het Duitse als in het Vlaamse corpus konden tien grote topoi onderscheiden worden, waarvan enkele in subcategorieën onderverdeeld werden: (1) algemeen (daden / daders), (2) manier, (3) doelwit, (4) gevaar, (5) reactie, (6) veiligheid, (7) netwerk, (8) problemen (maatschappelijk / organisatorisch / verblijf terroristen / vluchtelingenproblematiek), (9) gevolgen (slachtoffers / beeld België) en (10) emoties.  

Om een algemeen beeld te krijgen van het aandeel van de verschillende topoi in de respectieve corpora werd in een eerste stap het aantal begrippen per topos geteld. Daarnaast werd voor alle begrippen de absolute en de relatieve woordfrequentie berekend en per topos opgeteld. Op die manier werd vanuit twee perspectieven het aandeel van de topoi in de corpora duidelijk. Daarna werden gezien de contrastieve component van het onderzoek de begrippenaantallen en de totale relatieve woordfrequenties van de topoi in het Duitse en het Vlaamse corpus vergeleken.

Net als bij de kwantitatieve analyse werd ook bij de kwalitatieve analyse uitgegaan van het begrippenaantal en de totale relatieve woordfrequentie per topos. Voor de topoi met de grootste verschillen in begrippenaantal werden de Duitse en de overeenkomstige Nederlandse begrippen samengebracht in bilinguale woordenlijsten om tot mogelijke verklaringen te komen. Zo werd duidelijk voor welke begrippen er geen equivalenten aanwezig waren in het anderstalige corpus en welke topoi bijvoorbeeld meer synoniemen of samenstellingen bevatten in vergelijking met de anderstalige topoi.

Daarnaast werden uit het topos problemen (verblijf terroristen), waarbij het verschil in totale relatieve woordfrequentie tussen beide corpora het significantst was, drie begrippen en hun anderstalige equivalenten geselecteerd. Daarbij werd onderzocht in welke contexten en collocaties deze begrippen in de respectieve corpora voorkwamen om een uitspraak te kunnen doen over eventuele verschillen in de berichtgeving en de beeldvorming.

Uit de kwantitatieve analyse bleek uiteindelijk dat in beide corpora dezelfde aspecten van de aanslagen in Brussel het sterkst aanwezig waren. De vergelijking van het Duitse en het Vlaamse corpus toonde echter aan dat er tussen vrijwel alle topoi significante verschillen waren. Daarbij viel het op dat twee van de topoi die significant sterker in het Duitse corpus aanwezig waren met problemen te maken hadden. Tussen de topoi die significant sterker in het Vlaamse corpus aanwezig waren, waren dan weer vooral de topoi over de emotionele en gruwelijke aspecten van de aanslagen opmerkelijk.

Wat de resultaten van de kwalitatieve analyse betreft, kan enkel iets opgemerkt worden over de beeldvorming rond de onderduikadressen van de terroristen in Brussel, aangezien de geanalyseerde begrippen uitsluitend uit dit topos komen. Ondanks het beperkte aantal begrippen en contexten en weinig zeggende collocaties viel het op dat de Duitse printmedia vooral op Molenbeek focusten, terwijl de Vlaamse printmedia ook over opsporingssuccessen spraken, wat op een kritischere beeldvorming in de Duitse berichtgeving zou kunnen wijzen.

Download scriptie (3.09 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
prof. dr. Carola Strobl