Gedrag als voorspeller van dementie bij milde cognitieve problemen

Samantha
Dequanter

 

Bouwstenen van dementiedetectie

Hoe oud zal jij zijn in 2030? En in 2050? De kans bestaat dat je op deze leeftijd te maken zal krijgen met verstrooidheid en geheugenklachten. En hoewel normale veroudering gepaard gaat met milde vergeetachtigheid zijn deze klachten niet altijd onschuldig. Bij één op de vijf volwassenen duiden ze namelijk op geheugenstoornissen die naar dementie kunnen leiden. Aangezien dementie een toenemend globaal probleem is wint het tijdig herkennen ervan aan belang. Enkele gekende risicofactoren zijn een hogere leeftijd, het vrouwelijke geslacht, een lager opleidingsniveau en een zwakke cognitieve testprestatie. Uit recent onderzoek blijkt echter dat ook gedrags- en psychologische veranderingen een risico kunnen vormen voor de ontwikkeling van dementie. Zo zou het optreden van onder andere depressie, angst en onverschilligheid de kans op het ontstaan van dementie vergroten bij ouderen die reeds cognitieve problemen ervaren. Om de individuen met het grootste risico op dementie te kunnen identificeren zijn dan ook zowel cognitieve als gedrags- en psychologische evaluaties nodig. Deze studie trachtte de rol van deze gedrags- en psychologische symptomen bloot te leggen aan de hand van een in de praktijk veelgebruikt instrument, de Neuropsychiatric Inventory Questionnaire (NPI-Q).

Wijzer worden van dossiers

Om de specifieke rol van deze symptomen te onderzoeken grepen we terug naar dossiers van oudere patiënten die tussen 2006 en 2013 een consultatie hadden gehad op het Daghospitaal Geriatrie van het Universitair Ziekenhuis Brussel. Deze patiënten kwamen daar terecht met klachten over het geheugen of andere cognitieve functies, en werden er vervolgens uitgebreid geëvalueerd. Ook gedrags- en psychologische  evaluaties maakten deel uit van het testproces. Daarbij werden aan de hand van de NPI-Q volgende symptomen geëvalueerd: wanen, hallucinaties, agressie, depressie, angst, opgetogenheid, onverschilligheid, ontremming, prikkelbaarheid, doelloos repetitief gedrag, nachtelijk onrustig gedrag en veranderde eetlust/eetgedrag. Na registratie van al deze informatie registreerden we eveneens het proces dat de patiënten doorstaan hadden: waren hun geheugenklachten stabiel gebleven doorheen de tijd of waren deze klachten doorheen de tijd geëvolueerd naar ernstigere klachten die bij dementie pasten? Al deze verzamelde gegevens werden vervolgens statistisch geanalyseerd. Daarbij lag de focus op het achterhalen welke gegevens het best konden voorspellen wie van milde cognitieve klachten naar dementie zou evolueren.

Sterkste voorspellers zijn niet vaakst voorkomende symptomen

Uit de resultaten van de dossierstudie is gebleken dat meer dan vier op vijf patiënten met milde cognitieve klachten minstens één gedrags- of psychologisch symptoom vertoonde. Daarbij bleek bijna de helft van de bestudeerde patiënten prikkelbaar te zijn of depressieve gevoelens te hebben. Meer dan een derde van deze patiënten gedroeg zich al eens agressief of stelde moeilijk hanteerbaar gedrag. De minst voorkomende symptomen waren wanen, doelloos repetitief gedrag, opgetogenheid en hallucinaties. Deze bevinding was verwacht aangezien deze symptomen zich over het algemeen vaker voordoen bij dementie dan bij mildere cognitieve stoornissen. Figuur 1 geeft het voorkomen van elk van de gemeten symptomen weer.

image

Figuur 1: Voorkomen van de gedrags- en psychologische symptomen bij de bestudeerde patiënten met milde cognitieve klachten

De symptomen die de ontwikkeling van dementie het best konden voorspellen waren onverschilligheid en nachtelijk onrustig gedrag. Een derde van de bestudeerde patiënten werd omschreven als onverschillig en minder geïnteresseerd dan voorheen. Deze mensen bleken bijna twee maal zoveel kans te hebben om dementie te ontwikkelen dan de patiënten zonder deze klachten. Iets minder dan een derde van de patiënten had wijzigingen in het slaap-waak-patroon, bijvoorbeeld door ’s nachts wakker te zijn, vroeg op te staan of regelmatig overdag te dutten. Deze patiënten hadden bijna drie maal zoveel kans om dementie te ontwikkelen dan de patiënten zonder slaap-waakstoornissen. Verder vonden we ook bevestiging voor leeftijd en zwakkere cognitieve testprestatie als belangrijke risicofactoren voor dementie.



Onderliggend ziekteproces

Hoe komt het dat onverschilligheid en slaap-waakstoornissen dementie kunnen voorspellen? En waarom zijn nu juist deze symptomen en niet de andere onderzochte symptomen voorspellend? Een van de mogelijke verklaringen is dat patiënten met deze symptomen als het ware reageren op het besef dat hun cognitieve gezondheid achteruit gaat. Zij zouden zich daardoor bijvoorbeeld onverschillig kunnen opstellen of juist door veelvuldig piekeren wakker kunnen liggen ’s nachts. Aangezien we echter geen voorspellende waarde vonden voor symptomen als depressie en angst lijkt deze verklaring echter weinig aannemelijk. Een beter passende verklaring is dat slaap-waakstoornissen en onverschilligheid signalen zijn van een onderliggend ziekteproces dat naar dementie evolueert. Hiervoor bestaan in de wetenschappelijke literatuur al enkele aanwijzingen. Vanuit dit perspectief kunnen onverschilligheid en slaap-waakstoornissen beschouwd worden als vroege alarmsignalen voor een negatief evoluerende toestand bij mensen die reeds milde cognitieve problemen ervaren.



Efficiëntere zorg voor hoog-risico patiënten

De bepaling van deze symptomen als voorspellers van dementie is belangrijk voor de klinische praktijk. Als deze slaap-waakstoornissen en onverschilligheid vroege alarmsignalen voor dementie zouden zijn dan kunnen patiënten met milde cognitieve problemen die deze symptomen vertonen beschouwd worden als diegenen met het meeste risico op dementie. Aangezien er nog geen oorzakelijke behandeling voor dementie bestaat zullen deze patiënten op deze manier aldus het best herkend worden en bijgevolg vroeger en beter ondersteund kunnen worden. En zo zal ook jij kunnen genieten van efficiëntere zorg voor cognitieve moeilijkheden, indien deze zich binnen tien, twintig of dertig jaar zouden voordoen.

Download scriptie (950.12 KB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Prof. Dr. Ellen Gorus & Prof. Dr. Patricia De Vriendt
Thema('s)