Europese insolventieprocedures, goed gereglementeerd?

Estelle
Christiaens

Door de toenemende grensoverschrijdende activiteit in de Europese Unie was een grensoverschrijdende insolventiewetgeving noodzakelijk. De verordeningen 1346/2000 en 2015/848 waren daarom een grote stap vooruit om grensoverschrijdende insolventieprocedures te organiseren. De eerste verordening 1346/2000 verhoogde de efficiëntie van grensoverschrijdende procedures door bepalingen in te voeren over de bevoegde rechter, het toepasselijk recht, de erkenning van rechterlijke beslissingen en de rechtsverhoudingen tussen de verschillende insolventieprocedures.

Toch waren er ook problemen met deze verordening, zo was er veel onduidelijkheid rond de COMI-bepaling (Centrum van voornaamste belangen), wat grote invloed had op de bevoegde rechter en het toepasselijk recht. Ook door deze onduidelijkheid werd forum shopping mogelijk, namelijk het verplaatsen van de statutaire zetel om gunstigere faillissementsregels te verkrijgen. Dit heeft een negatief effect op de efficiëntie. Daarnaast was de verordening enkel van toepassing op gerechtelijke procedures met hoge kosten en een lange duurtijd in tegenstelling tot pre-insolventieprocedures. Het herstel van een onderneming kon daarenboven enkel nagestreefd worden als de nationale wetgeving dit toeliet. De secundaire procedures konden ook slechts geopend worden voor liquidatie, wat het herstel van de ondernemingen verder beperkte. Bovendien waren er geen bepalingen rond insolventieprocedures van ondernemingen lid uit eenzelfde groep en weinig traditionele bronnen voor de interpretatie van de insolventiewetgeving door het ontbreken van een centrale publicatieplaats van gerechtelijke insolventieprocedures.

Nieuwe verordening 2015/848

De vernieuwde verordening 2015/848 werd ingevoerd om de efficiëntie van de grensoverschrijdende procedures te bevorderen en om bovenstaande problemen op te lossen. Deze verordening bevestigt opnieuw de bepalingen rond de keuze van de bevoegde rechtbank, het toepasselijk recht en de erkenning van beslissingen, maar voegde daar bepalingen aan toe, zoals een aanvulling van de COMI-definitie, de mogelijkheid om secundaire procedures te vermijden door een unilaterale toezegging, de coördinatie van insolventieprocedures van groepen ondernemingen en de aanmaak van een EU-insolventieregister. Evenwel zijn er met deze verordening nog steeds problemen. Zo blijft de COMI-bepaling een probleem omdat het COMI verplaatst kan worden zonder de statutaire zetel te verplaatsen en is de grondige beoordeling voor het COMI nog steeds nodig. Ook forum shopping blijft mogelijk, al is deze beperkt binnen grenzen door de terugkijkperiode van drie maanden vooraf de indiening van de insolventieaanvraag.

Secundaire procedures omvatten in verordening 2015/848 ook pre-insolventieprocedures om het herstel te promoten, maar betrokkenen van andere lidstaten (schuldeisers, insolventiefunctionarissen of rechtbanken) kunnen niet in beroep gaan tegen die beslissingen van de individuele lidstaat. Om nadelige secundaire procedures te vermijden, werd wel de mogelijkheid gegeven om een unilaterale toezegging te maken, maar deze toezegging is niet mogelijk onder bepaalde nationale wetgevingen van lidstaten waardoor de complexiteit toeneemt omdat aan bepaalde voorwaarden voldaan moet worden. Vervolgens zorgt het vermijden van secundaire procedures voor minder samenwerking, maar het biedt geen oplossing voor de kosten en taalbarrières wanneer samenwerking wel nodig is. Bovendien hebben verschillende lidstaten een verbod in hun nationale wetgeving om informatie te delen over grenzen heen, wat de complexiteit van samenwerking eveneens doet toenemen.

De coördinatieregels rond ondernemingen die lid uitmaken van een groep waren nodig, maar vallen onder sterke beperkingen en daarenboven mogen leden kiezen om niet deel te nemen aan de groepsinsolventieprocedure. De toepassing van deze bepalingen in de praktijk valt daarom af te wachten. Daarbij zorgt deze coördinatieprocedure ook voor hogere kosten en een langere duur van de insolventieprocedure.

Cijfergegevens Europese insolventieprocedures

Het aantal insolventieprocedures en faillissementen vertoont recent een dalende tendens, alsook de death rate van de EU die in 2015 slechts 8 % bedraagt. Dit toont aan dat de economie beter gaat, maar toch is een efficiënte grensoverschrijdende insolventiewetgeving nodig zodat de economie kan blijven groeien. De verordeningen hebben uiteindelijk een positieve invloed gehad op de efficiëntie van de insolventieprocedures aangezien de recovery rate gestegen is met 10 cent per dollar waardoor schuldeisers meer terugkrijgen. Ook de doeltreffendheid is gestegen door vaste regels in te voeren en daardoor is de duur van insolventieprocedures verminderd met bijna zes maanden.

Daarentegen scoort de EU op twee variabelen minder goed dan het gemiddelde van de OECD-landen waardoor er nog steeds een verbeteringsmarge is. De recovery rate in 2017 bedroeg 64 cent per dollar in de EU tegenover 74 cent per dollar in de OECD-landen. De duur is ook in de EU gelijk aan 2 jaar en in de OECD-landen slechts 1 jaar en 9 maanden. Een onderzoek van Association for Financial Markets in Europe toont aan dat een stijging in de recovery rate leidt tot een permanente stijging van het BBP en een stijging in de tewerkstelling, wat verder de economie kan bevorderen. De Europese Unie moet dus aandacht blijven schenken aan de wetgeving rond insolventieprocedures.

Download scriptie (641.66 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Bart De Moor