Mag de mens leven op Mars?

Frauke
Devriendt

Kunnen we van Mars een tweede aarde maken? Het is een discussie die heel wat stof doet opwaaien onder wetenschappers de jongste jaren. Voor sommigen staat het in de sterren geschreven, voor anderen groeien de bomen niet tot in de hemel. De meest bekende persoon uit het optimistenkamp is ongetwijfeld Elon Musk. En ondanks alle tegenwind, zet hij zijn missie gezwind verder: één miljoen mensen naar Mars brengen en de planeet binnen de 50 jaar koloniseren. Dat klinkt uiteraard heel spannend, maar wat zijn hiervan de juridische gevolgen? Mag Elon Musk zomaar Mars koloniseren? Hoewel de wetenschap elke dag vooruitgang boekt, stagneert de discussie onder juristen en is het misschien tijd om het debat weer aan te zwengelen.



Het Ruimteverdrag van 1967

Het belangrijkste verdrag in het kader van het ruimterecht is zonder twijfel het Ruimteverdrag van 1967. Maar dat verdrag kwam niet zomaar uit de lucht gevallen: de Sovjet-Unie en de Verenigde staten wouden als eerste een man op de Maan krijgen om hun ideologische superioriteit te bewijzen. Om een buitenaardse escalatie van de Koude Oorlog in de kiem te smoren, stak men de hoofden bij elkaar om de ruimte te reguleren in een verdrag.

Een van de belangrijkste principes uit dat verdrag is het 'province of mankind'-principe: onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte dient in het belang van de mensheid en alle staten te gebeuren. Staten kunnen de ruimte tevens niet toe-eigenen. Zo was het planten van een Amerikaanse vlag op de Maan anno 1969 bijvoorbeeld een louter symbolische daad. Armstrong en zijn kompanen hadden noch de intentie, noch de juridische mogelijkheid om de Maan te annexeren. Een laatste belangrijke vuistregel in het verdrag is dat de ruimte enkel voor vredevolle doeleinden gebruikt mag worden. Het voeren van oorlog in de ruimte, of het gebruik van nucleaire wapens, is strikt verboden.

De verjaardag van een fossiel

Het verdrag had destijds veel in zijn mars, maar het werd vorig jaar op de 50ste verjaardag van het akkoord duidelijk dat sommige ideeën achterhaald zijn in een post-Koude Oorlog periode. Het toe-eigeningsverbod bemoeilijkt inderdaad de plannen van ruimtepioniers zoals Musk om een buitenaardse kolonie te vestigingen. Het is duidelijk dat dergelijke bepalingen niet bevorderlijk zijn voor industriële en economische belangen van stakeholders in de ruimte. Bedrijven die forse investeringen moeten doen om naar de ruimte te gaan, hebben geen juridische zekerheid dat hun winsten niet gedeeld zullen worden met andere staten volgens het province of mankind-principe. Het toekennen van private eigendomsrechten op buitenaardse grond zou dus als incentive kunnen werken om deze financiële risico’s te beperken en kunnen het kolonisatieproces versnellen.

Nood aan zuurstof

Om het Ruimteverdrag naar de 21ste eeuw te brengen zijn dus een aantal veranderingen nodig. Een van de ideeën om dit te verwezenlijken, is het toekennen van eigendomsrechten door eerste bezit (‘allocation of property rights through first possession’) of deze rechten vóór vertrek verdelen.

Het gezelschap dat als eerste op Mars landt, kan dan op deze landplaats bepaalde exclusieve rechten verwerven, zoals bijvoorbeeld het recht om hier een habitat te bouwen en gebruik te maken van de grondstoffen die zich in een bepaalde straal rond de landplaats bevinden. Dit valt moreel en economisch te rechtvaardigen, omdat een betrokkene die arbeid en kapitaal investeert in een bepaalde onderneming een eerlijke compensatie verdient voor deze inspanningen.

De juiste rechtsgrond voor verandering

Deze oplossingen kunnen op verschillende manieren bewerkstelligd worden. Men zou ten eerste het verdrag in zijn geheel kunnen aanpassen. Een tweede mogelijkheid is het opstellen van een nieuw verdrag. Voor die twee opties zal men echter hemel en aarde moeten bewegen. Een eenvoudigere derde optie is simpelweg het huidige verdrag losser interpreteren.

De exclusieve rechten die men kan bekomen zijn vergelijkbaar met deze uit het Antarctica Verdrag van 1982. In dit verdrag spreekt men van een Exclusieve Economische Zone of EEZ. Het is een gebied dat zich tot 200 zeemijl tot buiten de kust van een staat kan uitstrekken. Deze zone behoort niet tot de soevereiniteit van de staat, maar de staat kan hier wel een aantal rechten uitoefenen, zoals het recht op exploitatie van de aanwezige grondstoffen. Omdat er dus geen sprake is van soevereiniteit, maar van een soort ‘gebruiksrechten’ die te allen tijde ingetrokken kunnen worden, kan men niet helemaal spreken van een soevereine toe-eigening van het gebied, waardoor het – mits een beetje creatief denken – past binnen het geldende Ruimteverdrag. 

Ad astra per aspera

Hoe het ook zei, deze ideeën klinken vrij radicaal in het huidige juridische ruimtelandschap en zullen een gigantische paradigmaverschuiving vergen. Recent kondigde president Donald Trump nog plannen aan om een Space Force te introduceren en de weg naar de ruimte via een militair orgaan te laten verlopen. Voorzichtigheid is hierbij geboden, aangezien de ruimte uiteraard enkel voor vredevolle doeleinden gebruikt mag worden. Hoewel het doel niet altijd de middelen heiligt, kan het wel net dat duwtje in de rug geven om te gaan nadenken over een nieuwe toekomst voor de ruimte. In dat kader is het belangrijk inspanningen te blijven leveren om het huidige ruimterecht te hervormen. Progressief (doch duurzaam) denken is hierbij geboden, omdat ruimtedenkers toch eerder van het ‘glas halfvol’-type zijn en conservatisme ons nooit naar de Rode Planeet zal leiden. Time to boldly go where no man has gone before!

 

Download scriptie (1.22 MB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Erik Franckx