Is gevelgroen de oplossing in de stad?

Thomas
Franz

Het aandeel van de wereldbevolking dat in steden woont stijgt. Waar in 1950 30 percent in stedelijk gebied woonde zal in 2050 naar schatting 70 percent van de wereldbevolking in steden leven. Het probleem is dat de kwaliteit van deze leefomgeving sterk achteruit gaat. De uitbreiding en verdichting van steden zorgt ervoor dat natuur- en bosgebieden en platteland verloren gaan en dat in steden zelf het stadsgroen vervangen wordt door gebouwen en allerhande verhardingen. Het resultaat is een ‘betonnen jungle’ als leef- en werkomgeving waarbij er weinig ruimte overblijft voor ‘natuur’ met een daling van de diensten als gevolg. Begroening via traditioneel stadsgroen (parken, tuinen, bomen, …) staat onder druk aangezien deze groenelementen (relatief) veel plaats innemen. Een alternatieve methode om ‘groen’ in de stad te re-integreren is via gevelgroen en meer bepaald via tegeltuinen.

Tegeltuinen zijn kleine verticale tuinen die aangelegd worden door een klein oppervlak (één of enkele tegels) tegen een gevel van een huis vrij te maken en de beschikbare ruimte te beplanten bijvoorbeeld met een (klim)plant. Deze tuintjes zijn gemakkelijk te installeren, nemen weinig plaats in, zijn praktisch overal toepasbaar, vereisen weinig onderhoud en leveren net zoals gevelgroen in het algemeen een veelheid aan diensten die voordelig zijn voor de mens en zijn omgeving. Zo voorziet gevelgroen de wand bijvoorbeeld van een extra beschermende laag tegen regen, warmte, wind en stofdeeltjes. Dit verhoogt de levensduur van de voorgevel en verlaagt de onderhoudskosten. Verder functioneert gevelgroen als een geluidsbarrière en kan hierbij de intensiteit van straatlawaai aanzienlijk verminderen. Gevelgroen kan ook bijdragen tot de esthetische waarde van de gevel en de vormgeving van het gebouw. Ook heeft gevelgroen een positief effect op het fysieke en mentale welzijn van stadsbewoners. De kleuren en geuren werken stressverlagend en verhogen het rustgehalte van de straat (bv. groen is een rustgevende kleur). Daarnaast verhoogt het de biodiversiteit in de stad. Vooral het aantal vleermuizen en vogels in de buurt van gevelgroen neemt toe. Verder verhoogt gevelgroen ook de levenskwaliteit in een stedelijke omgeving. Het heeft een positieve invloed op de luchtkwaliteit door zuurstofproductie, het verlagen van het ozongehalte, het onderscheppen van fijnstof en het absorberen van zware metalen uit de lucht. Daarnaast heeft gevelgroenook een positieve invloed op de energiebalans van een woning en indien ruim toegepast op het (meso)klimaat van een stad. Door schaduwwerking en verdamping vermindert de temperatuur van de voorgevel en wordt er minder warmte aan de omgeving afgegeven. Dit koelend effect kan een temperende werking hebben bij hittegolven, die in steden door het hitte-eiland-effect (het fenomeen dat de luchttemperatuur in steden gemiddeld 2 tot 5°C hoger dan in landelijk gebied als gevolg van een hoge concentratie aan donkere en verharde structuren die veel warmte opslaan en ’s nachts geleidelijk afgeven) extremer zijn en die door de klimaatwijziging intenser zullen zijn en frequenter zullen voorkomen in onze streken. Bovendien biedt gevelbegroening (vooral met niet-bladverliezende klimplanten) in de herfst en winter een uitstekende bescherming tegen koude en inslag van regen. Hierdoor zijn voorgevels minder vochtig en worden verwarmingskosten beperkt.

Gevelgroen levert dus veel diensten in een stad die voordelig zijn voor de mens en zijn omgeving. Maar wat bepaalt de kwaliteit en kwantiteit van deze diensten? Welke plantkenmerken dragen bijvoorbeeld bij tot het stofvangend en koelend vermogen van een klimplant? Studies wijzen uit dat de (wand)bladoppervlakte-index (LAIw), de éénzijdige bladoppervlakte van een plant per wandoppervlak een belangrijke indicator is voor verschillende diensten. Ons onderzoek beoogde dan ook om de LAIw van verschillende klimplantsoorten gebruikt in tegeltuinen in Leuven te bepalen en vertrekkende van de LAIw bepaling de stofvang en het koelend vermogen te berekenen. Zo gaf ons onderzoek aan dat een klimplant met een gemiddelde LAIw jaarlijks ongeveer 95 g fijnstof kan weggevangen. Dit stofvangend vermogen komt overeen met het stofvangend van een gemiddelde stadsboom van 25 jaar. Tegeltuinen zijn dus mogelijk volwaardige vervangers zijn van stadsbomen aangaande stofvang. Dit biedt perspectieven op plaatsen waar er weinig ruimte is voor het aanplanten van bomen (bv. nauwe straten). Daarnaast kan hierdoor het negatieve effect van bomenrijen op de luchtkwaliteit vermeden worden. Bomenrijen kunnen mogelijk de ventilatie verhinderen en zo de concentratie aan schadelijke stoffen in de lucht kunnen verhogen. Het voordeel van verticale gevelgroensystemen is dat ze de luchtventilatie in de straat niet tegenhouden waardoor een opstapeling van schadelijke stoffen vermeden wordt. Verder gaf ons onderzoek aan dat een klimplant met gemiddelde LAIw in een koel gematigd klimaat de kamer- en wandtemperatuur tijdens de zomermaanden respectievelijk met een gemiddelde van 4,1°C en 8,2°C zou doen dalen.

Ondanks de voordelen van tegeltuinen in een stedelijke omgeving worden ze nog maar beperkt toegepast. Zo bleek dat er in de stadskern van Leuven maar 1 tegeltuin terug te vinden was. Het probleem is dat mensen vaak een negatief beeld hebben van gevelgroen. Klimop kan inderdaad de muur (beperkt) beschadigen, maar naast deze soort zijn er nog zo veel andere soorten die kunnen worden toegepast. Indien de plantensoortkeuze is afgestemd op de wand, de mate van onderhoud en de omgeving, ondervindt men enkel voordelen. Stadsbesturen zouden hierbij kunnen helpen door inwoners meer te wijzen op de voordelen van gevelgroen en door informatie beschikbaar te maken over de juiste toepassing van tegeltuinen in de stad. Het informeren van burgers over de voordelen en de correcte installatie van gevelgroen kan mogelijk de toepassing van gevelgroen in een stad stimuleren.

Er is meer dan genoeg ruimte voor deze kleine verticale tuintjes in steden, waarom zouden we deze ruimte niet gebruiken?

Download scriptie (2.64 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Martin Hermy