Kussen uit Brugge - de Zoenen van Janus Lernutius (1545-1619)

TOM
INGELBRECHT

Kussen uit Brugge - de Zoenen van Janus Lernutius (1545-1619)

 

Geef me duizend zoenen en daarna nog eens honderd,

een tweede duizend zoenen en daarna een tweede honderd,

en nog eens duizend zoenen en daarna nog eens honderd.

Wie kent ze niet, deze beroemde verzen van de Latijnse liefdesdichter Catullus uit de eerste eeuw v.C.? Veel minder bekend is dat ruim anderhalf millennium later de Europese poëzie helemaal in de ban was van zoengedichten en overspoeld werd door Basia, Baisers, Baci, Kisses en Kuskens. Meer nog: het waren in het bijzonder dichters uit de Lage Landen die het voortouw namen bij deze dichterlijke hype. Veel van onze Neolatijnse zoenendichters zijn heden ten dage vergeten of slechts bekend bij een handvol experten. De zinderende Zoenen van de Bruggeling Janus Lernutius verdienen het echter ook vandaag nog te worden gelezen. Daarom halen we ze na meer dan vierhonderd jaar van onder het stof en geven ze een sprankelende vertaling.

 

Zoenen uit het Zuiden ...

Vind je de antieke Griekse en Latijnse literatuur een verzameling duffe teksten voor bejaarde specialisten? Dan heb je vast niet goed gekeken: de Griekse en Latijnse oudheid loopt zwanger van verrassende verzen die -in een frisse vertaling- ook voor een hedendaagse lezer nog prikkelend of pakkend kunnen zijn. De Grieken kenden in hun liefdesverzen alvast geen gêne: hun epigrammen blaken van zwoele erotiek en beschrijven een brede waaier aan sensuele zoenen: natte, droge, korte, lange, warme of koude zoenen, zoenen die smaken als honing, kaneel, nectar of ambrozijn, zoenen die je via een drinkbeker naar je liefje stuurt of die de ziel uit je lichaam zuigen – allemaal passeren ze de revue. Ook de Romeinen kenden er wat van: Catullus verkiest zijn zoenen in ontelbare hoeveelheden, Martialis steelt graag eens een kusje links of rechts en bij tal van andere Latijnse dichters wordt er bij het zoenen hitsig geknabbeld en gesabbeld. Tijdens de zedige middeleeuwen gaat het kusgedicht grotendeels ondergronds, maar in de vijftiende eeuw worden de verzen van Catullus in Italië herontdekt en al snel ontstaan er allerlei imitaties en adaptaties, in diverse stijlen en registers, van preuts tot pornografisch.

 

Zoenen uit het Noorden ...

Na enkele decennia steekt de Neolatijnse erotische poëzie nu ook de Alpen over, om er terecht te komen in Frankrijk en de Lage Landen. Voor de doorbraak van het Neolatijnse liefdesgedicht is het bij ons wachten op de briljante Nederlander Janus Secundus: door het sprankelende taalgebruik, het rijke palet aan tonen en de virtuoze verspatronen hoort Secundus’ werk tot het mooiste wat de Latijnse poëzie ooit heeft voortgebracht. Het hoogtepunt in zijn oeuvre is een cyclus van negentien zoengedichten waarmee hij de topos van de liefdeszoen tot een quasi autonoom genre omvormde. De impact van Secundus’ Basia (1539) was immens. In de volgende decennia verschenen overal in Europa niet alleen honderden bewerkingen, vertalingen en imitaties van losse gedichten, maar zelfs integrale nieuwe collecties Latijnse zoengedichten. Hoewel zowel Fransen (zoals de Pléiadedichters), Britten en Duitsers hier aanzienlijke bijdragen leverden, zou de Basia-cultus zijn echte hoogtepunt bereiken in de Lage Landen. Een van onze meest vooraanstaande zoenpoëten was Janus Lernutius.

 

De Basia van Janus Lernutius

Janus Lernutius werd in 1545 geboren in Brugge. Zijn rijke afkomst maakte het hem mogelijk te studeren in Leuven en Parijs, waar hij als jongeman tussen het kruim van de toenmalige geleerdenwereld bedwelmd raakte door de liefdespoëzie van de Griekse epigrammen, Catullus en Secundus. Met enkele medestudenten, onder wie de Leidenaar Janus Dousa, sloot hij er een levenslange literaire vriendschap, die de voedingsbodem werd van gemeenschappelijke projecten en onderlinge dichterlijke competitie. Een vroeg resultaat hiervan, de Ocelli (‘Oogjes’), bezorgde Lernutius beroemdheid en zelfs een adellijke titel. Ook toen het belegerde Brugge door hongersnood en epidemieën werd geteisterd bleef Lernutius verder dichten, maar na een jarenlange gevangenschap bleef er van de briljante liefdesdichter niet veel over: de decennia die volgden leverde hij vooral religieus en gelegenheidsdichtwerk. Pas in 1614 verschenen in zijn ‘verzameld werk’ eindelijk ook zijn Basia, zoengedichten die intussen meer dan dertig jaar op de planken waren blijven liggen.

 

Van Basia naar Zoenen

Aan de hand van een manuscript en een oude druk met nota’s van de auteur kan de ‘ideale’ tekst van Lernutius’ Basia nu worden gereconstrueerd. Het gaat om een collectie van dertig zoengedichten, in lengte variërend van vier tot vierenvijftig verzen met een grote diversiteit in klank en toonaard, van ernstig en erudiet tot speels en ironisch. Bij onze vertaling kozen we voor vormvastheid én variatie: we vertaalden de gedichten in lichtvoetige jambische verzen, maar wel in een afwisseling van drie-, vier-, zes- of zevenvoeters. Basium XI werd bijvoorbeeld gegoten in dartele viervoeters, opgedeeld in strofen en bijgekleurd met rijmeffecten en wat woordspel op het einde:

 

O, jij die zonder modderspoor

langs glibberige stenen glipt

en als gewijde waterbron

een stroom kristallen water stort:

 

misschien is in jouw watervloed

ook jou het beruchte kind bekend,

dat zelfs in volle oceaan

de god Neptunus zelf verzengt,

 

of Jupiter al zoveel keer

van het sterrenzwerk heeft weggeplukt

en maakte dat de godheid zich

vermomde in een verenkleed.

 

Kijk: in jouw klare watervlak

wast nu mijn lief haar fraai gezicht,

wend dus je waterstroom nu weg,

verlaat je bron met volle kracht.

 

Nu lacht het geluk jou volop toe

en vallen zoenen jou te beurt:

want voor zo’n zoenen waagt een god

zelfs tochten over de oceaan.

 

Zo is het klaar dat jouw geluk

Alpheus vloeiend overwon,

want jou valt zomaar in de schoot

waarvoor hij oeverloos ver zwom.

 

Janus Lernutius stierf in 1619 en hoewel hij door zijn tijdgenoten de ‘prins der dichters’ werd genoemd en in de Sint-Salvatorskathedraal van Brugge een statig grafmonument kreeg, is hij door zijn hedendaagse landgenoten zo goed als vergeten - Lernutius’ poëzie was nu eenmaal bestemd voor een select publiek van belezen fijnproevers. Maar toch: mits enige duiding bij de literaire achtergrond, de soms gezochte verwijzingen en het knappe intertekstuele spel, kunnen de Zoenen van Lernutius ook vandaag nog worden gesmaakt, net als die befaamde "duizend zoenen" van zijn Romeinse voorganger Catullus.

 

 

 

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
dr. Yanick Maes
Kernwoorden