“De tijd dat de apotheker tussen zijn vier muren blijft is gedaan.”

Caroline
Peelman
  • Marwa
    Rasul

Twee miljoen euro. Dit exacte bedrag is sinds 2015 jaarlijks ter beschikking voor het overleg tussen huisarts en apotheker: het medisch-farmaceutisch overleg (MFO). In tijden van besparingen in de gezondheidszorg stelt u zich uiteraard de vraag: “Waarom is dit overleg nodig?”. Soms ligt het antwoord dichterbij dan u denkt. U bent namelijk het doel. Of beter gezegd: een optimale zorg voor u is het doel. Huisartsen en apothekers hebben namelijk een gedeelde verantwoordelijkheid voor een kwaliteitsvolle zorg voor u als patiënt. Uw apotheker levert u immers uw geneesmiddelen af die uw huisarts voorschrijft.

Met de publicatie van het koninklijk besluit over het MFO geeft Minister van Volksgezondheid Maggie De Block een belangrijk signaal.  Tijdens het overleg zal de rol van de disciplines op elkaar worden afgesteld. Huisartsen en apothekers bespreken samen in lokale vergaderingen relevante onderwerpen en mogelijke oplossingen voor problemen in de praktijk. Soortgelijk overleg is sinds 25 jaar het succesvol instrument voor interprofessioneel overleg tussen huisartsen en apothekers in Nederland.

Inmiddels is de publicatie van het koninklijk besluit twee jaar geleden.  Deze masterthesis is een eerste evaluatie van de implementatie van het koninklijk besluit over het medisch-farmaceutisch overleg in Vlaanderen. Marwa Rasul en Caroline Peelman namen semi-gestructureerde interviews af met belanghebbenden bij de organisatie van het MFO: huisartsen en apothekers in de praktijk, vertegenwoordigers van beroepsorganisaties en het beleid. De mening van 94 apothekers en 67 artsen na deelname aan een overleg werd nagevraagd in enquêtes. Belemmeringen aangehaald vanuit verschillende perspectieven laten toe een aantal aanbevelingen te formuleren. Gecombineerd met vergelijkend onderzoek naar het overleg in Nederland gingen ze op zoek naar de sleutel tot succes voor verdere implementatie.

“Het kan alleen maar een voordeel zijn voor de patiënt als je langs beide beroepsgroepen dezelfde taal spreekt. Dat is een belangrijk voordeel van het overleg. Gelijke boodschappen, gemeenschappelijke campagnes die je opzet.” (Apotheker)

Alle respondenten waren van mening dat het overleg tussen huisartsen en apothekers vanzelfsprekend zou moeten zijn, aangezien kwaliteitsvolle zorg voor de patiënt centraal staat. Bij de implementatie van het concept kwamen echter enkele belemmeringen aan het licht.

Eerst leren stappen, dan leren lopen.

Met de komst van het koninklijk besluit over het MFO wordt er financiering voorzien. De financiële stimulans die ter beschikking wordt gesteld is meteen afhankelijk van de kwaliteit van het overleg. De respondenten geven aan dat de lat te hoog ligt. De focus ligt initieel op de verstandhouding tussen huisarts en apotheker verbeteren en een vertrouwensrelatie op te bouwen. Een huisarts, die lokale MFO’s organiseert, vertelt dat het belangrijk is voor artsen en apothekers om elkaar te leren kennen aan tafel, bepaalde thema’s uit te praten al gaat het over “wanneer mag ik u bellen" en “laten we afspreken dat we het zo gaan doen” alsook de wetenschappelijke kennis te versterken.

 

Nadien kan de kwaliteit van het overleg worden verbeterd gebaseerd op de Nederlandse manier. Het overleg is daar ingedeeld in vier niveaus met heldere criteria waaraan het overleg moet voldoen. Zo kan er stapsgewijs gewerkt worden naar een hoger kwaliteitsniveau van overleg.  

Enkele aanbevelingen worden aangereikt die kunnen leiden tot verbetering van het concept. Programma’s over een gezondheid gerelateerd thema dienen als leidraad tijdens het overleg. Deze programma’s worden momenteel moeizaam ontwikkeld. Omtrent vertalingen en updates van deze wetenschappelijke informatie zijn er geen richtlijnen wat als vreemd wordt ervaren door de ontwikkelaars. De oprichting van een virtueel platform, voorgesteld als een toegankelijke bibliotheek van alle informatie nodig voor de organisatie van het overleg, kan ondersteuning bieden. De respondenten suggereren dat het overleg een vrijblijvend engagement dreigt te worden van enkele geïnteresseerden. Een oplossing is het overleg op nemen in een breder geheel van kwaliteitsbevorderende maatregelen zoals verplichte interprofessionele bijscholing.

Er is nood aan een actieve overkoepelende bestuursgroep die beide beroepsgroepen vertegenwoordigd, die de verdere richtlijnen duidelijk omschrijft en die de richting aangeeft waar men naar toe wilt in de toekomst. Want dergelijk overleg in Nederland werpt zijn vruchten af…

“Nederland heeft een expertise. Dit is niet wat wij vandaag hebben maar laten we er naar toe gaan.” (Apotheker)

De relatie tussen artsen en apothekers wordt in Nederland duidelijk bevorderd door het routine overleg. Het vormt een basis die als opstap dient om verdere samenwerking te stimuleren. Wederzijds vertrouwen in elkaars expertise is noodzakelijk voor delicate concepten zoals medicatiebeoordeling. Dit wordt stapsgewijs bekomen indien men elkaars expertise leert kennen en waarderen. Medicatiebeoordeling bij ouderen die meer dan vijf verschillende geneesmiddelen gebruiken is ingeburgerd in het takenpakket van een apotheker en arts in Nederland. “Is dit ook zo België?” vraagt u zich af, denkend aan de pillendoos op de ontbijttafel van grootvader en grootmoeder.

Uit de interviews geven de respondenten aan dat de rol van de apotheker in België hiernaar moet evolueren. In België zou een medicatiebeoordeling zoals in Nederland moeilijk verlopen wegens het gebrek aan initiële samenwerking. Het routinematig overleg zoals MFO is een eerste vereiste om een vergevorderde samenwerking te bekomen tussen de twee disciplines. Een apotheker vertelt dat er zo fouten in medicatiebeleid kunnen worden opgelost.

“Het is niet zo dat apothekers meer weten dan artsen. We weten gewoon dingen die complementair zijn. Als je samenwerkt kom je veel verder.”

Het succes van het FTO in Nederland kan herleid worden naar één sleutelelement namelijk een procesmatige aanpak van de ontwikkeling van het overleg. Bij de start van het overleg is het van belang om lokale overleggroepen vast te leggen. Nadien werd de focus gelegd op verhoging van de participatie graad. Vervolgens kan het vertrouwen tussen beide disciplines groeien zodat uiteindelijk de kwaliteit van de zorg voor u, de patiënt, wordt geoptimaliseerd.

En bij u? Hoe goed kent uw huisarts uw huisapotheker?

Download scriptie (1.38 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Professor F. Kiekens, Dr. J. Fraeyman
Kernwoorden