Erasmusbeurzen werpen hun vruchten af

Joni
Reygaerts

Tot die conclusie kwam Joni Reygaerts (UGent) in haar masterproef, waarvoor ze onderzocht welk effect een verplichte Erasmuservaring heeft op de persoonlijkheid van studenten. Die bleken vooruitgang te hebben geboekt wat hun interculturele competentie betreft. Dat betekent dat ze zich in de toekomst beter zullen kunnen aanpassen aan nieuwe culturele omgevingen en ze zullen ook beter kunnen omgaan met mensen van verschillende culturen.

De geglobaliseerde maatschappij van vandaag wordt steeds diverser door allerlei factoren, maar ook zonder die nieuwe input van verschillende culturen is het vandaag essentieel om met andere culturen te kunnen omgaan. Dat is niet alleen op het persoonlijke vlak zo, maar zeker ook op het professionele vlak. Zowat alle economieën ter wereld zijn van elkaar afhankelijk, dus hebben bijna alle bedrijven internationale belangen. Hun personeel moet dan ook kunnen omgaan met die multiculturaliteit, en moet zich kunnen aanpassen aan nieuwe culturele omgevingen. Een buitenlandervaring kan toekomstige nieuwkomers op de arbeidsmarkt daarop voorbereiden, dus promoot en financiert de Europese Commissie de internationalisering van studenten sinds 1987 met het Erasmusprogramma. Van 2014 tot 2020 is er bijvoorbeeld een budget van 14,7 miljard euro voor het programma. Ook België heeft daar baat bij, want met zijn 7754 uitwisselingsstudenten in het academiejaar 2013-2014 heeft ons land het negende hoogste aantal Erasmusstudenten in Europa. Dat blijkt uit cijfers van de Europese Commissie. Zulke grootschalige investeringen doen natuurlijk wel de vraag rijzen of zo’n Erasmusverblijf echt een effect heeft op iemands persoonlijkheid of gedrag.

Aan de vakgroep Vertalen, Tolken en Communicatie van de Universiteit Gent wordt al enkele jaren onderzoek gevoerd naar de efficiëntie van (verplichte) Erasmusverblijven. Joni Reygaerts repliceerde afgelopen academiejaar het kwantitatieve onderzoeksdesign van de voorgaande jaren en voerde een steekproef uit bij 46 taalstudenten aan de hand van de MPQ-persoonlijkheidstest. De MPQ (Multicultural Personality Questionnaire) werd oorspronkelijk ontworpen door de Nederlandse onderzoekers Van der Zee en Van Oudenhoven om werknemers te selecteren voor een job in het buitenland, maar wordt tegenwoordig ook voor ruimere doeleinden gebruikt. De studenten vulden de test zowel voor als na hun buitenlandverblijf in en verkregen daardoor twee keer een totaalscore en een score op de vijf persoonlijkheidsdimensies van de MPQ: Flexibiliteit, Emotionele Stabiliteit, Culturele Empathie, Ruimdenkendheid en Sociaal Initiatief. Statistische analyse toonde aan dat zowel de gemiddelde totaalscore als de gemiddelde scores voor vier van de vijf dimensies significant waren gestegen (allemaal behalve Flexibiliteit, maar ook daar was er een stijging). Concreet zullen de studenten zich dankzij hun Erasmuservaring beter kunnen aanpassen aan nieuwe culturele omgevingen en zullen ze interculturele situaties beter kunnen inschatten. Dat onderstreept het maatschappelijk nut van Erasmusverblijven – en dus ook van de investeringen in die internationalisering.

Bovendien introduceerde Joni Reygaerts een kwalitatieve component in haar thesisonderzoek. Ze ging namelijk via diepte-interviews met zes personen na welke verhalen en anekdotes naar voren kwamen wanneer de studenten werden uitgenodigd om te vertellen over hun persoonlijke Erasmuservaring. Die zes personen werden geselecteerd op basis van hun resultaten uit het kwantitatieve onderzoeksluik. Concreet waren dat de twee studenten van wie de totale MPQ-score het sterkst was gestegen, de twee van wie de score exact hetzelfde was gebleven en de twee van wie de score het sterkst was gedaald. Hun verhalen werden getoetst aan hun resultaten voor de MPQ-test om na te gaan of daaruit dezelfde evoluties bleken. De verhalen van elke student werden zowel op tekst- als op zinsniveau geanalyseerd en vergeleken met zijn of haar kwantitatieve resultaten.

Op tekstniveau bleken vooral de verhalen van de twee sterkste stijgers hun kwantitatieve evoluties te onderlijnen. De verhalen van de anderen deden dat niet of niet zo sterk. Eigenlijk betekent dit dat de studenten vooral positieve verhalen hebben verteld, wat aansluit bij de kwantitatieve evoluties van die twee sterkste stijgers. Een mogelijke verklaring daarvoor is dat negatieve gevoelens bij herinneringen sneller vervagen dan positieve gevoelens. Wat ook een verklaring kan zijn is dat mensen eerder geneigd zijn om over positieve gebeurtenissen te praten dan over negatieve. Dat doen ze om aan sociale verwachtingen en normen te voldoen. Daarnaast werd in de analyse op zinsniveau de algemene toon van elk interview vastgesteld aan de hand van de hoeveelheid positieve en negatieve uitspraken. Die algemene toon (positief, negatief of neutraal) kwam wel voor elk van de zes studenten overeen met hun kwantitatieve evolutie (gestegen, gedaald of gelijk gebleven op de vijf dimensies van de MPQ).

De resultaten uit het kwalitatieve onderzoeksluik lijken die uit het kwantitatieve luik dus vrij goed te ondersteunen. Dat toont niet alleen dat de interviews een waardevolle aanvulling waren op het kwantitatieve onderzoek van voorgaande jaren, maar het benadrukt nogmaals de effectiviteit van Erasmuservaringen. Verder onderzoek naar – en voortdurende investeringen in – internationalisering zijn dan ook nodig om het maatschappelijk nut ervan verder in kaart te brengen.

Download scriptie (1.33 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Prof. Dr. June Eyckmans, Alexandra Rosiers