The moments' gaze

Aaron Derie
Persbericht

Het (tekenen van een) ogenblik: een lichamelijke ervaring van ruimte

Na 24 jaar geloof ik dat alles in beweging is. Niet enkel vanzelfsprekende elementen als auto’s, de natuur, of zelfs het doorsturen van informatie, maar ook gebouwen (in de veronderstelling dat ze niet op instorten staan). Ik vermoed dat dit geloof ontstaat in de gedachte dat wij - onze lichamen - altijd in beweging zijn. Zelfs als we stilstaan scannen onze ogen hun omgeving. Een zeer vluchtige, intuïtieve handeling die wel eens de aandacht, verbeelding en tekeningen van een architect zou kunnen prikkelen.

When we have learned to look we do not think about what order or what points of fixation to choose when looking at an object, we simply look.” (naar A.L. Yarbus)

Aan de hand van mijn masterproef onderneem ik een poging de abstractie van het “ogenblik” - door Van Dale gedefinieerd als een “zeer korte tijdruimte” - beter te begrijpen en mogelijks inzetbaar te maken als een ruimtelijk ontwerptool. Concreet onderzoek ik een potentiële relatie tussen het analyseren van mijn blik en het maken van een reeks architecturale tekeningen, ervan uitgaande dat iets de constante beweging van onze ogen overleeft. Een tot nog toe onopgemerkte, vergankelijke ruimte die wordt vastgelegd tijdens het maken van een tekening. Een tekening die het plastisch uitrekken van een ogenblik tracht te verbeelden tot het construeren van een “tijdruimte” die anders even snel voorbij zou zijn als de fysieke omstandigheden waarin het ontstaan was. Daarbij wil ik benadrukken dat mijn onderzoek niet om een bepaalde zekerheid gaat, maar om de potentie van het onzekere (naar N. Chard), de zoektocht naar innovatieve methodes in het tekenen van nieuwe ruimtes en last but not least, the joy of drawing.

4

Hoewel het analyseren van de blik in eerste instantie voor de hand liggend lijkt, bestaat er een discrepantie tussen theorie en praktijk. Op het moment dat je je bewust wordt van je blik, is het uiterst moeilijk geconcentreerd te blijven kijken naar je omgeving. Je kan dit moment vergelijken met het proberen behouden van een constante ademhaling na plots te beseffen dat je ademt. Niettemin beschouw ik deze gewaarwording als een zeer dankbaar ogenblik. Het beschrijft een overgangsmoment die enerzijds de act van het kijken voortzet en tegelijkertijd de originaliteit van wat volgt produceert: de act van het tekenen. Daarom stel ik dat - net zoals het mogelijk is onze ademhaling te reguleren - het kijken een opgave is die geoefend moet worden om zijn uiterst potentieel te ontdekken. Niet als een poging het ogenblik te reconstrueren, maar om de kijker het vermogen aan te leren deze te overtreffen tot het ontwerpen van een reeks onervaren ruimtes waarin wat feitelijk gezien is geïncarneerd wordt door de tekening.

 “Not as a representation, but as an attempt of making it real.” (naar P. Eisenman)

Zodoende duikt een onmiskenbare parallel op tussen het analyseren van de blik en zijn temporele kenmerken. Zowel de blik als tijd worden als continu ervaren, terwijl in werkelijkheid beide discontinu geaard zijn. Net zoals de blik een opeenvolging van fixaties beschrijft, kan tijd - in tegenstelling tot ons kunstmatige beleving van duur - enkel en alleen begrepen worden als een opeenvolging van ogenblikken. Wat niet wil zeggen dat de bestaande stelling omtrent tijdsduur zomaar afgewezen moet worden. Voornamelijk omdat het gelijkenissen vertoont met mijn “stretchende” drijfveer. Een menselijke weerstand die tracht het fenomeen van het ogenblik te begrijpen door het langer te tekenen dan het werkelijk is. Zo interpreteer ik mijn aanvankelijk intuïtieve strategie als een onderontwikkelde reflex die probeert vorm te geven aan een schijnbaar ongrijpbare realiteit. Hierbij is het voor zowel blik als tijd, herhaling die de continuïteit van de ervaring veroorzaakt. Een ritme van het discontinue. Een ritme van het kijken die bijdraagt aan een architecturale reflex door te reproduceren wat doorheen de tijd moet gaan.

“And time, on its turn, endures only through invention.” (naar G. Bachelard)

Gedurende het proces zie ik hoe mijn test cases evolueren in de gastheren van mijn eerste tekeningen. Een snel groeiende hoeveelheid lijnen verstrengelt zich met twee onderworpen ruimtes. Lijnen die de - door de blik gevangen - architecturale lichamen vervormen tot het punt dat de vervorming zélf de onderzochte ruimte lijkt te zijn. Misschien zijn de oorspronkelijke lichamen er zelfs door geconstrueerd. Of nog meer, is de gastheer enkel uitgevonden om de parasiet tegemoet te komen. Hoe dan ook, naarmate ik verder teken verdwijnt de context langzamerhand naar de achtergrond. De tekening verliest zijn parasitaire eigenschappen en begint zichzelf te onderhouden als een autonoom object. De parasiet groeit uit tot een alien van zijn gastheer. Een buitenaards wezen, verzonnen door zij die willen kijken, aan wie zijn superieure kennis wel eens van groots belang zou kunnen zijn.

IMG 20180423 191922

 MG 7738

Naarmate dit losgekoppeld object - ditmaal niet als tekening maar als gesoldeerd model – zich verder ontwikkelt, begint de fysieke dimensie van het ogenblik vorm te krijgen. Een fragiele configuratie van verbindingen, net dun genoeg om zich tussen de cerebrale overlapping van linker en rechter oog te wringen. En hoewel ik deze verkregen diepte als architect bewonder, lijk ik door het verliezen van een menselijke schaal de relatie als waarnemend tekenaar met mijn context verloren te zijn. Aan de hand van overheadprojectie introduceer ik daarom mijn tekeningen opnieuw aan hun oorspronkelijke ruimte. Deze keuze laat toe om als tekenaar - bijna fysiek - in en uit de tekening te stappen. Zodoende ontstaat een meer uitdagende relatie tussen tekenend- en architecturaal lichaam. Voortdurend de houding aan de projectie moeten aanpassen en bij gevolg nooit meer dan een fragment van het totaal kunnen ervaren. Een inherente eigenschap van het ogenblik, nu ook doorgedrukt in het tekenen van zijn lichamelijke ervaring.

 MG 0501

Zo ontstaat door de discontinuïteit van zowel het kijken als het tekenen een blijvende interactie tussen architecturaal lichaam, ruimte en mijn lichaam. Een verenigd en - van nu af aan - onafscheidelijke architectonische handeling die tracht het ogenblik niet alleen zo dicht mogelijk te benaderen maar ook te overtreffen in het ontwerp van verborgen ruimtes en hun bijkomend inzichten.

Bibliografie

Bachelard, G. (2013). Intuition of the Instant. Evanston: Northwestern University Press.

Betsky, A. (1990). Violated perfection: Fragmentation in modern architecture. New York: Rizzoli International Publications, Inc.

Chard, N. (2013, October 24). Drawing Uncertainty - inaugural lecture from Nat Chard. Retrieved May 2018, from Youtube: https://www.youtube.com/watch?v=lR_FKX_1-Fs

Corbo, S. (2017, March 17). Peter Eisenman. Retrieved April 2018, from Drawing Matter: https://www.drawingmatter.org/sets/drawing-week/corbo-peter-eisenman/

Derrida, J. (1997). Of Grammatology. Baltimore: Johns Hopkins University Press.

Eeckhout, R. (2014, November). PhD examination, Process Drawing. Retrieved March 2018, from Vimeo: https://vimeo.com/123810533

Friedberg, A. (2006). The Virtual Window. Cambridge: MIT Press.

Hertmans, S. (2017). Van A tot Z: Stefan Hertmans, B - Beeld. Retrieved February 2018, from VRT NU: https://www.vrt.be/vrtnu/a-z/van-a-tot-z/2017/van-a-tot-z-d20171029-s20…

Johnson, P. (1988). Deconstructivist architecture. New York: The Museum of Modern Art.

Marjanović, I., & Howard, J. (2017). Drawing Ambience: Alvin Boyarsky and the Architectural Association. St. Louis: Mildred Lane Kemper Art MUseum.

Merleau-Ponty, M. (2011). Oog en geest. Amsterdam: Parresia.

Spiller, N. (2016, november 11). Interview with Neil Spiller | Drawing as Communication Vessels. Retrieved May 2018, from Vimeo: https://vimeo.com/196279920

Wigley, M. (1993). The architecture of deconstruction: Derrida's haunt. Cambridge: MIT Press.

Yarbus, A. L. (1967). Eye Movements and Vision. New York: Plenum Press.

Universiteit of Hogeschool
Master of Architecture, Master of Science
Publicatiejaar
2018
Promotor(en)
Jo Van Den Berghe, Thierry Lagrange, Mira Sanders
Kernwoorden
Share this on: