Is d8 de nieuwe verleden tijd van denken?

Vicky
Hazen

Is d8 de nieuwe verleden tijd van denken?

Een onderzoek naar de invloed van sms- en chattaal op de algemene spellingpraktijk van Limburgse tieners

In de trein, in de klas, in de sportschool, thuis, op straat… Overal staan jongeren in verbinding met elkaar dankzij de interactieve sms- en chatberichten die voortdurend heen en weer verstuurd worden. De huidige generatie is dan ook opgegroeid met nieuwe technologieën die leiden tot een eigen, normafwijkende schrijftaal. Deze creatieve vorm van schrijven zou volgens velen een aanslag zijn op het Nederlands. Duiken spellingsfenomenen zoals suc6 vndg (‘succes vandaag’) dan ook meer op in toetsen, taken en examens? Of is dit slechts een mythe van de media?

De voorbije jaren werd chattaal vaak in een slecht daglicht geplaatst door ongeruste ouders, leerkrachten en media. Niet alleen zou het zorgen voor een taalverloedering, jongeren zouden ook het vermogen om correct te spreken en te schrijven verloren hebben. Toch zijn er veel taalkundigen die de opkomst van sociale media een taalverrijking vinden. Dankzij deze schrijftaal zouden jongeren hun identiteit beter kunnen uitdrukken en sneller aansluiting vinden bij leeftijdsgenoten. Leerkrachten stellen echter dat de verwerpelijke sms- en chattaal ook opgemerkt worden in schoolmateriaal. Deze vrijgevochten spellingsvormen zouden volgens hen aan de basis liggen van een armzalige taalvaardigheid.

Corpusonderzoek

Om deze tegenstrijdigheid uit te zoeken werden de toetsen, taken en examens van 404 Limburgse jongeren tussen 15 en 19 jaar bestudeerd, goed voor 2051 documenten. Bij het analyseren van spelfouten werd er een onderscheid gemaakt tussen de klassieke spelfouten zoals dt-fouten en afwijkingen die typisch zijn voor de populaire schrijftaal zoals het gebruik van afkortingen. 

Uit de grootschalige studie blijkt dat slechts 2,7 procent van de spelfouten mogelijk beïnvloed is door sociale media. Leerlingen uit het Beroeps Secundair Onderwijs (BSO) gebruiken echter meer kenmerken van chattaal tijdens het invullen van een schoolopdracht dan leerlingen uit het Algemeen Secundair Onderwijs (ASO) en Technisch Secundair Onderwijs (TS0). BSO-jongeren zouden buiten school immers weinig in aanraking kunnen komen met formele schrijfcontexten waardoor ze in schoolmateriaal vaker de vertrouwde chatkenmerken zouden kunnen produceren. Een andere hypothese is de mogelijke onvoldoende beheersing van diverse registers. Dit zou hen niet in staat stellen om te kunnen schakelen tussen de verschillende schrijfstijlen.

Op grond van deze studie kan dus gesteld worden dat de mythe omtrent het verband tussen sociale media en verloedering van de schrijftaal of spelpraktijk in dit onderzoek ontkracht is. De algemene resultaten tonen immers aan dat de invloed van chattaal minder sterk is dan media, ouders en leerkrachten poneren. Het blijft echter belangrijk om leerlingen bewust te maken van een schrijfstijl die gebruikt moet worden in formele contexten en een alternatieve schrijfstijl die alleen gebruikt mag worden in informele contexten.

Download scriptie (1.91 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2015
Promotor(en)
Prof. Dr. Reinhild Vandekerckhove