Vlaamse jongeren op de glijbaan van het taalcontinuüm. Een perceptie- en attitudeonderzoek van taalvariatie in het Algemeen Secundair Onderwijs in de vijf Vlaamse provincies

Jolien
De Decker

Vlaamse jongeren op de glijbaan van het taalcontinuüm

De tijd dat vrijwel iedereen een charmant dialect beheerste, is voorbij. De tijd dat iedereen ’s avonds steevast voor de televisie kroop om Algemeen Beschaafd Nederlands te leren spreken met Joos Florquin, Annie Van Avermaet en Fons Fraeters, eveneens. Welkom in de eenentwintigste eeuw, welkom in het tijdperk der compromissen, welkom in het tijdperk van de Vlaamse tussentaal!

‘Weg met de standaardtaal, lang leve tussentaal!’

De bovenstaande stelling zal gegarandeerd menigeen op zijn paard krijgen, zeker als ook de positie van standaardtaal binnen de schoolmuren ter discussie wordt gesteld. Dat er effectief een kloof bestaat tussen het standaardtalige onderwijsbeleid en de eerder tussentalige schoolpraktijk, is intussen niet meer nieuw. Dat de beleidsdoelstellingen anno 2015 weinig realistisch zijn, evenmin. Toch blijken zowel leerkrachten als leerlingen de standaardtaal nog te herkennen als schooltaal. Waarom vormt het gebruik ervan dan zo’n probleem? Meer dan tweehonderd leerlingen, acht geluidsfragmenten en verschillende interviews vormden de basis van een onderzoek dat onder meer die vraag trachtte te beantwoorden.

Bedankt voor bewezen diensten

Tegenwoordig lijkt men bijna voortdurend te redeneren in termen van nut en functionaliteit, ook wat taal betreft. Terwijl de standaardtaal enkele decennia geleden nog duidelijk haar dienst bewees als regio-overschrijdend alternatief van de plaatselijke dialecten, moet ze die positie nu delen met tussentaal. En dat lijkt onmiskenbaar in haar nadeel te werken. ‘Waarom hebben we de standaardtaal eigenlijk nodig, als we elkaar ook in tussentaal verstaan?’, liet een leerling vallen tijdens een open klasgesprek. Slechts een paar enkelingen durfden het zo expliciet te formuleren, maar ongetwijfeld lag dezelfde visie ook op de lippen van heel wat klasgenoten. Veel jongeren zien niet langer een meerwaarde in de standaardtaal, zodat de motivatie om zich de standaardtaal eigen te maken opmerkelijk laag is.

De schuifknoppenevolutie

Een vlotte beheersing van die standaardtaal blijkt voor veel leerlingen dan ook geen evidentie te zijn, met als gevolg dat hun formele register steeds meer tussentalige invloeden vertoont. Ze lijken onbewust te werken met een soort mengpaneel, waarbij elke schuifknop de positie van een talig element binnen het zogenaamde ‘taalcontinuüm’ bepaalt. De jongeren vertrekken vanuit een neutrale, eerder tussentalige positie en passen naargelang de situatie de stand van elke schuifknop aan. Het gebruik van de standaardtaal lijkt voor hen gelijk te staan aan het uitschakelen van zoveel mogelijk tussentalige invloeden. Omdat velen echter moeite hebben om alle schuifknoppen vast te zetten in een standaardtalige positie, vervallen ze ofwel in hun alledaagse tussentaal ofwel in een onnatuurlijke variëteit vol hypercorrecties en stadhuiswoorden. Dat zorgt mogelijk nog eens voor taalonzekerheid, waardoor de jongeren het gebruik van de standaardtaal zoveel mogelijk gaan beperken en de variëteit steeds geforceerder zal aanvoelen.

Eentalige diversiteit

Uit het onderzoek blijkt ook dat veel leerkrachten niet consistent zijn in hun taalgebruik naar de leerlingen toe. Enerzijds hanteert het merendeel bijna voortdurend tussentaal, anderzijds zijn er ook leerkrachten die binnen de schoolmuren gebruik maken van meerdere variëteiten. Die diversiteit werkt de kwetsbare positie van de standaardtaal wellicht mee in de hand, aangezien de leerlingen het gebruik van de standaardtaal niet langer zullen beschouwen als een vereiste.

Normherkenning, geen erkenning

Hoewel de standaardtaal tot op een zekere hoogte ook door de leerlingen herkend wordt als schooltaal, mist ze dus de nodige erkenning. En net dat gebrek zal er, samen met een problematische standaardtaalbeheersing en een tekort aan motivatie, wellicht mee voor zorgen dat tussentaal zich steeds prominenter zal profileren als schooltaal. De kloof tussen het taalbeleid en de taalpraktijk zal bijgevolg steeds groter worden, tenzij het beleid ruimte zal voorzien voor doelstellingen die beter inspelen op de huidige taalsituatie. Welkom in de eenentwintigste eeuw, welkom in het tijdperk der compromissen, welkom in het tijdperk van de Vlaamse tussentaal!