NAAR EEN SOCIOLOGISERING VAN DUURZAAMHEIDSTRANSITIES - Een exploratieve studie naar de potentiële waarde van de sociale praktijkenbenadering voor Vlaams beleid inzake duurzaamheidstransities -

Noëmie
Abts

Een (socio)logischere invulling van noodzakelijke duurzaamheidstransities?

Een leefbare maatschappij staat op ieders verlanglijstje naar geluk. Om dat na te streven worden denken en handelen in termen van duurzaamheid en duurzame ontwikkeling met de seconde crucialer. Het is daarom hoog tijd om intensief te investeren in structurelere wijzigingen die een langetermijnvisie uitdragen. Dat kan doorheen duurzaamheidstransities met systeeminnovaties.  Inzichten uit de sociologie kunnen heel wat bijdragen om deze te optimaliseren. De sociale praktijkenbenadering (SPB) vormt daar een mooi voorbeeld van.

Onze hedendaagse samenleving staat voor immense sociale, economische en ecologische uitdagingen, geprikkeld door wereldwijde problemen. Kortetermijn-duurzaamheidsstrategieën volstaan niet meer om de wenselijke veranderingsprocessen in onze systemen te vervolmaken. Transitiebeleid en -onderzoek vormen een mijlpaal in de moeilijke, maar sterk aan belang winnende, opgave naar een duurzamere samenleving. Sinds de vorige legislatuur is Vlaams beleid hier mee aan de slag gegaan.

Transitiebenaderingen voorzien een analytisch kader om de aard van transities te begrijpen en geven richting aan een passende beleidsaanpak. Naast de inhoudelijke complexiteit van duurzaamheidskwesties, bestaan uiteenlopende theoretische pistes om duurzaamheidstransities te benaderen. De bekendste zijn het meerlagenperspectief, transitiemanagement, transitiegovernance, de grassroots innovatiebenadering en de sociale praktijkenbenadering.

Laatstvermelde blijkt onbenut en vrijwel ongekend in Vlaanderen, maar is vanuit een sociologische intuïtie niet langer te verwaarlozen. Dat de SPB dienst doet werd al duidelijk in Nederland en ook in de literatuur wordt deze praktijkenbenadering afgeschilderd als een zinvolle aanvulling in het transitiedenken. Gegeven de maatschappelijke, wetenschappelijke en beleidsgerichte relevantie van een zo perfect mogelijke benadering, concentreerde het onderzoek zich op de vraag naar de potentiële waarde van de sociale praktijkenbenadering voor Vlaams duurzaamheidstransitiebeleid.

 

Transitiebenaderingen in het kort

Naast voorname transitie-elementen toont een vergelijking van de transitietheoreën overeenkomsten en verschilpunten met de SPB. De socio-technische benadering veronderstelt een meerlagenperspectief op transities, wat betekent dat deze zich afspelen door een dynamiek van ontwikkelingen op micro-, meso- en macroniveau. De voornaamste commentaar op dit perspectief stelt dat individuele actoren ondergeschikt worden aan technologie. Daarmee overheerst de nadruk op structure in het nadeel van agency, de handelingsbekwaamheid van personen.

De maatschappelijke transitiesbenadering is het fundament van het transitiemanagement. Het beoogt een lange tijdshorizon (25-50 jaar), een integrale systeembenadering (multi-actor, multi-level en multi-domein) en een mix van oude met nieuwe sturingsvormen. Dit perspectief neemt complexiteit en onzekerheid als uitgangspunt en stelt het gebruik van transitiearena’s voorop, waarbij al-doende-leren en al-lerende-doen centraal staan.

Een derde transitieschool vertrekt vanuit theorievorming die impliceert dat nieuwe relaties tussen onderzoek, beleid en sociale verandering wenselijk zijn. De benadering mondt uit in een governancevoorstel. Dat wijst op een actievere versie van het meerlagenperspectief, gezien er echt aan transities ‘gewerkt’ moet worden. Creatief en strategisch handelen zijn vereist, bijvoorbeeld met transitie-experimenten. De aandacht voor het institutionele levert een optie om actor en structuur te verenigen, maar volstaat niet in termen van grassroots innovaties.

De grassroots innovatiebenadering ent zich op binnen lokale gemeenschappen ontwikkelde duurzaamheidsinnovaties. Netwerken van activisten en organisaties bedenken bottom-up oplossingen voor lokale duurzaamheidsproblemen waaruit volgt dat de eindbeslissingen geënt zijn op de interesses en waarden van de gemeenschap. Passend binnen de context van een sociale economie ligt de focus op de vervulling van sociale en/of ecologische behoeften.

 

Afwezigheid van aanwezige onduurzame sociale praktijken

De sociale praktijkenbenadering van consumptie- en milieusociologen Shove en Spaargaren onderscheidt zich van de overige door het dualisme tussen actor- (individu) en structuur (systeem) te overstijgen. Daarmee wordt een structuratie-sociologisch perspectief gevolgd, verwijzend naar een dubbele structurenbetekenis. Men gaat er immers van uit dat mensen de samenleving vormgeven, maar niet in volledige vrijheid, omdat ze door structuren worden begrensd. Die structuren bieden een handelingskader dat ook vorm krijgt door het handelen van personen én zijn zelf voorwaardelijk om te kunnen handelen.

Gevolglijk wordt gesteld dat consumptie meer is dan individuele behoeftebevrediging: het is een ‘sociale praktijk’. SPB’s centrale analyse- en beleidseenheden zijn routineuze sociale praktijken, zoals naar de winkel gaan, wonen, recreëren of zich verplaatsen. Een transitie kan plaats vinden door op lange termijn routines te verleren, gecombineerd met een re-routinisering van duurzamere praktijken.

Volgens Spaargaren kan deze gedragspraktijkentheorie duurzaamheidsbeleid op drie manieren bijstellen: (1) door de toewijzing van rollen en verantwoordelijkheden aan burger-consumenten, bijvoorbeeld middels een actievere burgerbetrokkenheid; (2) met erkenning van de cruciale bijdrage aan verduurzaming door technologieën, objecten en infrastructuren, zonder deze te laten overheersen op socialere aspecten; (3) middels een verrijking van de culturele kadering van consumptie door minder de negatieve zijde te benadrukken.

Een kwalitatieve analyse van diepte-interviews met relevante transitieactoren toont het belang van een aantal inzichten, maar evenwel tekorten van de sociale praktijkenbenadering. Het onderschatte belang van de structurendualiteit blijkt een hiaat in huidig transitie- en milieubeleid, waardoor zulke sociologische insteek aanbevelenswaardig is. Dat geldt ook voor raadzame wijzigingen in antwoord op de overheersende focus op individuen als rationele burgers en verwante sociaalpsychologische modellen over consumptiegedrag. Meer erkenning voor de rol van sociale structuren en contextafhankelijkheid in balans met economische en/of psychologische theorieën is aangewezen. Verder vestigt de focus op burger-consumenten en hun praktijken aandacht op het huidig tekort aan een aanval op onduurzaam consumeren. Productie blijft de favoriete tegenstander.

De praktijkenbenadering kent echter operationaliseringsproblemen. De theorie is moeilijk te vertalen naar de beleidspraktijk. Tot slot wordt het door zijn focus op consumptie onvolledig geacht in termen van ‘systemische’ transities. Een combinatie met de andere benaderingen is gewenst.

 

Transitietoekomst?

Een alternatief consumptiegericht transitieperspectief als de SPB blijkt een interessante aanvulling op de klassieke transitietheorie en algemeen Vlaams duurzaamheidsbeleid. Over de vraag of daarbij deze praktijkenbenadering echt nodig en haalbaar is, heerst verdeeldheid. Hoewel het onderzoek uitwijst dat velerlei elementen boeiende meerwaarden insluiten, belemmert ten eerste de huidige politieke situatie het toekomstpotentieel. Ten tweede speelt de kloof tussen theorie en praktijk parten. Ten derde is interesse voor de introductie van nieuwe theoretische kaders schaars, omdat klassiek transitiedenken nog lang niet op punt staat.

Kortom zijn de theoretische meerwaarden van de SPB betwijfelbaar voor Vlaanderen, hoewel verscheidene transitie-elementen toch essentieel blijken voor toekomstig duurzaamheidsbeleid. Transitiebenaderingen die het systeemdenken omarmen zouden daarom niet langer het consumptieaspect en een dubbele structuuroptiek mogen negeren. Op naar een verdere uitbouw en sociologisering van duurzaamheidstransities!

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2015