Are viewing patterns in individuals with ASD confined to the eye region? A meta-analysis on social attention and feature saliency.

Jellina
Prinsen
  • Evi
    Coosemans

Wat “springt in het oog” bij individuen met autisme?

De visuele saillantie van de verschillende gezichtskenmerken in kaart gebracht.

Personen met een autisme spectrum stoornis (ASS) – verder autisme genoemd – zijn anders. Misschien associeer je autisme met de eigenaardigheden van bekende film-personages zoals Forrest Gump, Rain Man of Ben X. Of misschien ken jij wel minstens één van de naar schatting 100.000 mensen in België die aan autisme lijden. Hoewel de subtiliteiten van autisme zich bij elke persoon verschillend kunnen manifesteren, omvatten de kernsymptomen meestal moeilijkheden op sociaal en communicatief vlak gecombineerd met een restrictief en repetitief interesse- en gedragspatroon. Daarnaast ondervinden individuen met autisme vaak ook moeilijkheden met het verwerken van sensorische prikkels. Deze hyper- of hypogevoeligheid van de zintuigen kan een grote invloed hebben op het dagelijks functioneren. Vooral de visuele waarneming van sociaal relevante prikkels, zoals gezichten, blijkt verstoord.

Op het eerste gezicht ...

Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat onze aandacht automatisch getrokken wordt door sociaal relevante cues. Vooral gezichten blijken erg saillante of opvallende prikkels. Succesvolle perceptie en interpretatie van deze gezichten is een essentiële eigenschap voor het vlotte verloop van sociale interacties. Het typisch menselijk brein is dan ook georganiseerd om snel, en ogenschijnlijk zonder veel moeite, de sociale informatie afkomstig van gezichten te verwerken. De prominent aanwezigheid van sociale moeilijkheden bij individuen met autisme, hebben er toe geleid dat een veelvoud aan wetenschappelijke studies werd gewijd aan hoe individuen met autisme gezichten precies waarnemen. Met de opkomst van geavanceerde technologieën om oogbewegingen te meten werd het in kaart brengen van het kijkgedrag tijdens het waarnemen van een gezicht een belangrijk onderzoeksdomein. Enkele voorbeelden van dergelijke oogbewegingspatronen worden geïllustreerd in de afbeelding in bijlage.

… bij autisme

Dergelijke oogbewegingstudies hebben veelvuldig aangetoond dat typisch ontwikkelende individuen, oftewel personen die aan geen enkele psychiatrische of klinische stoornis lijden, vooral een voorkeur hebben voor de interne gezichtstrekken - zoals de ogen en de mond - tijdens het bekijken van een gezicht. Bij personen met autisme ligt dit echter anders. Al in 1978 ondervonden wetenschappers dat het vermijden van oogcontact één van de meest robuuste fenotypische (i.e. uiterlijk waarneembare) kenmerken van autisme blijkt te zijn. Helaas blijkt dit de enige bevinding waar tot op vandaag enige consensus over bestaat. Vooral over de rol van de mond bestaat sinds lang grote discussie. Dit leidde tot een explosie aan individuele studies die door middel van oogbewegingonderzoek deze onduidelijkheden probeerden op te lossen. Desondanks dat enkele vooraanstaande en veel geciteerde studies aantoonden dat individuen met autisme hun blik vaker op de mond richten, bleek het moeilijk om deze resultaten te herproduceren, zodat het wetenschappelijk bewijs voor bovenstaande hypothese echter gemengd is.

Een bijkomende moeilijkheid is dat deze individuele studies ook enorm verschillend waren qua experimentele opzet. Hoewel in het algemeen deze studies bevestigden dat gezichten inderdaad minder saillant zijn voor individuen met autisme, varieerde het exacte kijkpatroon binnenin het gezicht sterk over de verschillende experimentele procedures. Resultaten zijn en blijven dus behoorlijk inconsistent. In plaats van nogmaals een empirische studie uit te voeren om de fixatiepatronen van individuen met autisme te bestuderen, is er nood aan een systematisch overzicht. De ambitie van deze scriptie was daarom om op een objectieve manier alle beschikbare empirische data betreffende deze onderzoekstopic te verzamelen. Door vervolgens bepaalde statistische technieken op deze data toe te passen, kon al het bewijsmateriaal op een kwantitatieve en objectieve manier worden geëvalueerd. Dit leidde tot enkele verrassende inzichten.

Hoe zien personen met autisme (naar) jou?

Enerzijds heeft deze meta-analyse formeel kunnen bevestigen wat vele mensen al eerder is opgevallen in de dagelijkse omgang met mensen met autisme; ze kijken over het algemeen minder in de ogen van hun gesprekspartner. Ook in een experimentele context, waarin vaak gebruikt gemaakt wordt van statische afbeeldingen van gezichten en ingewikkelde apparatuur, komt dit typisch autistisch gedrag naar voren. Hoewel zo’n wetenschappelijk experiment in een afgeborsteld laboratorium op het eerste zicht dus weinig te maken heeft met de alledaagse omgang met andere mensen, blijken dergelijke studies wel degelijk een goede indicator te zijn van fenotypisch sociaal gedrag.

Anderzijds heeft deze thesis ook klaarheid kunnen scheppen in het kluwen van studies die kijkpatronen binnenin het gezicht onderzoeken. Wat blijkt? De hele kern van het gezicht, oftewel alle interne gelaatstrekken zoals de ogen, mond én neus, zijn minder saillant voor personen met autisme. In tegenstelling tot anderen hebben ze eerder de neiging om de externe gelaatstrekken - zoals de wangen, het haar, de kin of de oren - te fixeren. Sterker nog, wanneer het gezicht wordt aangeboden in een bepaalde context (bijvoorbeeld in een scène van een film), zullen ze hun blik eerder richten op het lichaam of op de achtergrond dan op het gezicht. Daarbij heeft deze studie nogmaals kunnen aantonen dat gezichten gewoonweg minder in het oog springen voor mensen met autisme.

Waarom is dit belangrijk?

Emoties vallen over het algemeen veel beter af te lezen uit iemands ogen dan iemands oren. Externe gezichtskenmerken, zoals bijvoorbeeld de wangen, zijn vaak minder informatief tijdens het interpreteren van een gezicht. De neiging van personen met autisme om hun blik te richten op net deze gezichtsregio’s kan een plausibele verklaring vormen voor het feit dat ze zo slecht zijn in het begrijpen van gezichtsuitdrukkingen. Ze missen immers cruciale informatie om iemands emotionele toestand van zijn of haar gezicht af te leiden. In combinatie met hun hypogevoeligheid voor sociale stimuli, kan dit mogelijks mee aan de grondslag liggen van enkele sociale en communicatieve kernproblemen in autisme, zoals hun verminderd vermogen tot empathie.

Deze inzichten kunnen op hun beurt aanknopingspunten vormen voor het ontwikkelen van specifieke trainingen en therapieën. Zo hebben we bijvoorbeeld indicaties gevonden dat het verstrekken van simpele instructies hun gevoeligheid voor sociale prikkels kan vergroten. Daarnaast kan evenwel een simpel algemeen bewustzijn van de subtiele autistische gedragingen de omgang met personen met autisme faciliteren. Deze studie probeerde hierin alvast een kleine aanzet te geven tot het begrijpen van de wondere wereld van mensen met autisme.

Download scriptie (1.42 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2015