L'immersion linguistique en Flandre: l'enseignement des matières par l'intégration d'une langue étrangère

Wendy
Eyckmans

CLIL-onderwijs in Vlaanderen levert positieve resultaten op

Vreemde talen aanleren op latere leeftijd is lastig. Je kunt er dus maar beter vroeg mee beginnen! Zo dachten de oprichters van het CLIL-onderwijs (CLIL staat voor Content and Language Integrated Learning) er ook over, dat in Vlaanderen toegelaten is sinds 27 augustus 2013. In 25 Vlaamse middelbare scholen krijgen in totaal 1783 leerlingen niet-taalvakken in het Engels of het Frans. Een onderwijsmethode die zeer positieve resultaten oplevert volgens leerlingen, leerkrachten, directieleden en ouders. Misschien wel de ideale oplossing voor het probleem van de eentaligheid in Vlaanderen en Wallonië!

CLIL-onderwijs in Vlaanderen

In CLIL-onderwijs krijgen leerlingen maximum 20 procent van al hun lessen in een vreemde taal. In theorie zijn er drie talen toegestaan waarin de lessen gegeven mogen worden, namelijk Engels, Frans en Duits. In praktijk kiezen Vlaamse scholen alleen maar voor Engels of Frans. Duits vinden leerlingen te moeilijk. De leerlingen moeten wel de keuze hebben om deze lessen ook in het Nederlands te kunnen volgen. De inhoud van CLIL-vakken is namelijk exact dezelfde als die van de niet-CLIL-vakken, zodat alle leerlingen aan het einde van het programma dezelfde kennis bezitten. Opvallend is wel dat CLIL alleen in het middelbaar onderwijs aangeboden mag worden, dus nog niet in de lagere school. In Wallonië en de Duitstalige gemeenschap mag dit wel. In Vlaanderen spreekt men dus van ‘gedeeltelijke immersie’.

CLIL is eigenlijk ontstaan in Canada in de jaren ’60. Ondertussen bieden in heel Europa meer dan 30 landen CLIL-onderwijs aan. In Wallonië bestaat CLIL als sinds 1998, in de Duitstalige gemeenschap zelfs al sinds 1930. Uit onderzoeken naar dit soort onderwijs blijkt dat leerlingen in het CLIL-onderwijs de vreemde taal beter beheersen dan leerlingen in het gewoon onderwijs. Waarom heeft Vlaanderen dan zo lang gewacht om CLIL in het middelbaar onderwijs in te voeren? Die oorzaak moet al ver in het verleden gezocht worden. Na 1830 – tot de taalwetten van 1962- was Frans de meest dominante taal in Vlaanderen. De angst bestond dus dat door onderwijs in een vreemde taal, waaronder het Frans, deze taal belangrijker zou worden dan het Nederlands. Ook nu moeten de scholen volgens de wet ervoor zorgen dat het Nederlandstalige karakter van de school steeds behouden blijft.

Tevreden deelnemers

Via interviews bij zestien personen werd nagegaan of ouders, leerlingen, leerkrachten en directieleden tevreden waren over de resultaten van het CLIL-onderwijs. De meesten (elf van de zestien deelnemers) zeiden tijdens de interviews expliciet dat ze tevreden waren. Na ongeveer een half jaar vond maar liefst drie vierde van de deelnemers dat de leerlingen vorderingen hadden gemaakt op het gebied van taalbeheersing. Ook durven de leerlingen meer praten tijdens de les. Bovendien vormt CLIL een uitdaging, zowel voor de leerkrachten als voor de leerlingen. In het algemeen hebben CLIL-leerlingen ongeveer dezelfde resultaten als niet-CLIL-leerlingen.

Gemiddeld krijgen leerlingen in Vlaanderen 4,5 uur CLIL-vakken per week. De meeste leerlingen (vier van de vijf) kozen voor CLIL in overleg met hun ouders. Ze doen dit vooral uit interesse voor de vakken en om hun taalkennis te verbeteren. Deze taalkennis is natuurlijk een meerwaarde voor hun beroep later. Engels is een geliefde taal bij de deelnemers, aangezien het een internationale taal is en ze vaak gebruikt wordt in het hoger onderwijs. Frans wordt vooral gekozen omdat dit een voordeel biedt op de arbeidsmarkt in België. Leerlingen zijn niet echt geïnteresseerd in CLIL-lessen in het Duits, omdat ze de taal te moeilijk vinden.

Verbeterpuntjes voor de toekomst

Zaakvakken geven in een andere taal dan de moedertaal van de leerlingen is moeilijker dan op het eerste gezicht lijkt. Leerkrachten moeten vooral hun onderwijsmethodes kunnen aanpassen aan de leerlingen. Dit doen ze vooral door woordenlijsten aan te bieden die leerlingen zelf moeten aanvullen en door de leerlingen veel oefeningen te laten maken. Een vreemde taal kan immers niet alleen aangeleerd worden door theorielessen te geven! Om de lessen nog vlotter te laten verlopen, zouden leerkrachten graag beschikken over meer lesmateriaal. Nu moeten ze immers al hun lesmateriaal zelf maken omdat er simpelweg geen CLIL-lesmateriaal bestaat in België. Leerlingen en ouders zijn wel tevreden over dit aangeboden lesmateriaal. Aangezien CLIL nog niet zo lang bestaat in Vlaanderen, moet de wetgeving erover nog sterk aangepast worden. Zo wordt er volgens de leerkrachten niet genoeg aandacht besteed aan CLIL tijdens de leerkrachtenopleiding. De klassen zijn vaak te groot en het is moeilijk voor de leerkrachten om een geschikte evaluatiemethode te vinden. Vier van de zeven leerkrachten gaven geen punten op het correcte gebruik van de vreemde taal. Over evaluatie van CLIL-vakken bestaat dus nog veel discussie. Als de vreemde taal geëvalueerd wordt, schrikt dit leerlingen misschien af om voor CLIL te kiezen. Wanneer ze niet geëvalueerd wordt, doen leerlingen misschien minder hun best om de taal correct te beheersen.

Opvallend was dat twee van de vijf ondervraagde leerlingen vonden dat ze op gebied van taal meer bijleerden in de gewone taallessen dan in de CLIL-lessen. Dit kwam volgens hen doordat ze in de CLIL-lessen niet genoeg woordenschat bijleren. Een aandachtspuntje voor de leerkrachten dus!

CLIL-onderwijs zou dus een oplossing kunnen bieden voor het probleem van de eentaligheid in Vlaanderen en Wallonië. Leerlingen leren veel bij op gebied van taal en de meesten zijn er tevreden over. In de toekomst zullen deze programma’s dus misschien nog meer leerlingen aantrekken en meer bekend worden. Zeker de moeite waard!

Download scriptie (2.58 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2015
Promotor(en)
Isabelle PEETERS
Thema('s)