Zelfzorg bij artsen.

Saartje
Jooris
  • Saartje
    Jooris

Wie zorgt er voor de dokter?

Hoe voelt u zich, wanneer uw huisarts even niet bereikbaar is? Meestal gebeurt dit net op het moment dat u hem nodig heeft. Velen onder ons bevonden zich ooit al in deze situatie en hoewel er steeds een vervangende arts bereikbaar is, geeft dit toch dikwijls een beetje een verveeld gevoel.

Stel u even voor dat uw arts ziek zou worden; niets al te ernstigs – gewoon een griep met koorts. Een situatie waarin u er zelf de voorkeur aan zou geven thuis te blijven van uw werk. Zo ook uw arts: wegens ziekte werkt hij niet. Jammer genoeg bent u ook ziek en heeft u een arts nodig – uw arts, want bij ‘een vreemde’ wilt u liever niet gaan. Uw eigen dokter kent u. U vertrouwt hem. Enerzijds begrijpt u wel dat uw dokter ziek is, maar toch vindt u het ook moeilijk dat u er niet terecht kunt.

Als u héél eerlijk bent, had u misschien liever gehad dat uw dokter er wel was geweest, ondanks diens ziek-zijn – dat hij, ondanks de koorts, verder was blijven werken; dat hij even op zijn tanden zou bijten en het uit zou zweten. Dan had hij u toch kunnen helpen en zou u nog de zorgen krijgen die u nodig heeft. En de dokter? Die kent er genoeg van om voor zichzelf te zorgen: die trekt zijn plan wel – ziek of niet. U stelt er zich geen vragen bij.

In de praktijk komt dit laatste wel vaker voor. Dikwijls weet u, als patiënt, zelfs niet dat uw arts ziek is. U merkt niets aan uw arts. Toch is er een risico dat de zorg die uw arts u verleent, op dat moment van een mindere kwaliteit kan zijn dan wanneer hij zich goed voelt. In feite is dit zelfs logisch: als u koorts heeft en een kop vol snot, werkt u ook niet op uw best!

Waarom kiest een dokter er in zo’n omstandigheden voor toch verder te werken? En hoe is het gesteld met het welzijn van onze artsen? Huisarts-in-opleiding Saartje Jooris (Universiteit Gent) heeft de voorbije twee jaar onderzoek gevoerd naar het welzijn van artsen. Tweehonderd artsen – ongeacht hun specialisatie – namen deel aan haar enquête.

Uit de bevraging blijkt dat het 61,9% van de artsen goed gaat op zowel geestelijk als fysiek vlak. Goed nieuws dus. Toch betekenen deze cijfers ook dat tweevijfde van de artsen zich niet goed voelt. Eén op vijf artsen kampt met overmatig alcoholgebruik, één op vier heeft een chronisch slaaptekort en één op drie durft regelmatig een maaltijd over te slaan. “Verontrustende cijfers,” zegt Jooris, “zeker als je in rekening brengt dat dit gaat om een groep artsen die aangeeft zich over het algemeen wél goed te voelen.”

In het onderzoek van Jooris geven dokters aan dat vooral hun drukke agenda’s hen hinderen goed voor zichzelf te zorgen. “Artsen weten over het algemeen goed hoe ze het eigen welzijn kunnen bevorderen,” aldus Jooris, “maar de vele patiëntencontacten, bergen administratie en avondlijke bijscholingen slorpen hun tijd al snel op.” Artsen zeggen niet makkelijk “nee” – niet tegen collega’s en zeker niet tegen patiënten. Dit betekent dat een patiënt die in de late namiddag belt en dezelfde dag gezien wenst te worden, dikwijls in de latere avonduren nog een afspraak krijgt. Vaak gaat dit ten koste van privétijd met gezin of familie. Nochtans is het juist deze privétijd, waar artsen energie uit halen om bevlogen te blijven en met plezier hun job te blijven uitoefenen.

Momenteel is het echter zo dat artsen ervoor kiezen door te blijven werken, vaak ten koste van zichzelf. Wanneer dit gebeurt, is er een groter risico op burn-out bij de arts in kwestie. Ook op de fysieke gezondheid kan deze ongezonde levensstijl een invloed hebben. Bovendien zien we een gelijkaardige tendens wanneer het om lichamelijke problemen gaat: men probeert zoveel mogelijk te blijven doorwerken, opdat patiënten niet in de kou zouden blijven staan.

Tenslotte zijn er nog de wachtdiensten. Jooris vertelt: “Driekwart van de huisartsen geeft toe nood te hebben aan recupe na een nachtwacht. Toch werken zij allen door, de volgende dag: want waar kunnen hun patiënten anders terecht?”

Reorganisatie wachtsysteem

Uit de enquête van Jooris komt naar voren dat het welzijn van artsen kan bevorderd worden door te leren neen zeggen. Tegelijk geven artsen aan dat ze dit pas zullen doen, wanneer er garanties zijn dat patiënten niet de dupe zullen zijn, wanneer men als arts even niet bereikbaar is. Momenteel is het nog zo, dat deze opvang voorzien wordt door collega’s die zelf reeds een overvolle agenda hebben. Dit biedt geen volwaardig alternatief: niet voor artsen noch voor patiënten.

Een reorganisatie van het wachtsysteem zou een oplossing kunnen vormen. Jooris pleit voor de invoering van een 24-uurs-wachtdienst voor huisartsen (welke reeds in een aantal regio’s bestaat, nvdr.), zodat ook overdag een arts van wacht bereikbbaar is. Indien een huisarts dan om een of andere reden even niet bereikbaar is, hebben patiënten steeds iemand bij wie ze wél terecht kunnen.

Bovendien stelt Jooris voor dat deze wachtdienst bij voorkeur bemand wordt door artsen zónder eigen praktijk. “Artsen met een eigen praktijk hebben het al druk genoeg. Wanneer men daarbij ook patiënten van collega’s moet opvangen, komt er op den duur geen einde meer aan hun werkdag. Dit is geen oplossing.”

Hoe Jooris het dan wel ziet? “De huisartsenposten in vele gemeenten zíjn er al. Laat deze ook overdag bemannen door huisartsen. Op die manier kan de zieke huisarts of de huisarts die behoefte heeft aan een vrije middag zonder schuldgevoel de praktijk sluiten. Het zal de gezondheid van de arts in kwestie ten goede komen én de kwaliteit van zorg die hij u vervolgens verleent.”

 

 

Download scriptie (1.21 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2015
Promotor(en)
Prof. Dr. D. Avonts, huisarts; Universiteit Gent
Thema('s)