Familienetwerkberaden: geeft krachtgericht werken superkrachten?

Jana
Tegethoff

Familienetwerkberaden: geeft krachtgericht werken superkrachten?

Jana Tegethoff

Afbeelding verwijderd.

Stel: uw kind wordt omwille van druggebruik door de rechtbank in een voorziening geplaatst en er wordt aan u gevraagd om uw familie en vrienden te betrekken bij het werken naar een oplossing. Wat denkt u?...

Stel: uw buurvrouw haar zoon wordt omwille van mishandeling uit huis geplaatst en alle buren worden gevraagd om deel te nemen aan veranderingen om deze jongere en het gezin te ondersteunen. Wat denkt u?...

… Samen met je netwerk werken, gewenst of ongewenst? Effectief of ineffectief?

In Vlaanderen blijft het aantal vragen in de jeugdhulpverlening nog steeds toenemen, ondanks de daling in het aandeel van kinderen en jongeren in de bevolkingspiramide. Dit is opmerkelijk! Er is nood aan werkende methodieken om kinderen en hun gezin uit een vaak vicieuze cirkel van problemen te houden. Minister Vandeurzen wenst dat er meer wordt ingezet op de krachten van de jongeren, hun ouders en mensen uit hun nabije omgeving. Maar, wat is een effectieve manier om het sociale netwerk van mensen te versterken? Er is nood aan aangepaste methodieken om de eigen krachten van gezinnen te analyseren en versterken. Eén van deze netwerkversterkende methodieken is het familienetwerkberaad.

Het familienetwerkberaad is een methodiek in de jeugdhulp die bijdraagt aan het versterken van sociale netwerken. Bij een familienetwerkberaad is er sprake van overleg tussen de cliënt, de familieleden, vrienden, anderen belangrijke personen voor het gezin en één of meer zorgverleners. Het doel is om krachtbronnen en mogelijkheden van het netwerk in kaart te brengen. Het uitgangspunt van deze methodiek is dat kinderen die nood hebben aan bescherming beter af zijn indien hun familie de verantwoordelijkheid voor het welzijn van het kind opneemt, in partnerschap met elkaar. De scriptie “Vermaatschappelijking van de zorg binnen de integrale jeugdhulp: effectiviteit van familienetwerkberaden” bestudeert deze methodiek binnen de literatuur en in de praktijk.

“Het familienetwerkberaad leidt niet tot betere uitkomsten voor het kind”. Dit was één van de conclusies van een recente meta-analyse over de effectiviteit van familienetwerkberaden. Na het uitvoeren van een literatuur onderzoek bij verschillende studies kan er echter vastgesteld worden dat er absoluut geen eenduidigheid bestaat in de literatuur over de effectiviteit van familienetwerkberaden. De resultaten van alle bestudeerde studies spreken elkaar tegen! Het voeren van effectiviteitsmetingen binnen de integrale jeugdhulp is wenselijk, maar zeer gecompliceerd. Een belangrijke bezorgdheid is dat er door effectiviteitsonderzoek risico bestaat dat het leidt tot een beperkt beeld van de hulpverlening, omdat er enkel aandacht wordt besteed aan de uitkomsten van de hulpverlening. Het is echter belangrijk dat er ook rekening gehouden wordt met de context, de aard van de cliënten en het proces van de hulpverlening. Effectiviteit kan dus best breder gezien worden. Zo kan de effectiviteit van een methodiek binnen de bijzondere jeugdzorg bepaald worden door andere factoren, zoals cliëntwaarderingen, het beëindigen van de hulpverlening of de doelrealisatie. Enkel focussen op de uitkomsten van een methodiek leidt tot de afwezigheid van het volledige beeld.

Aan de hand van een kwalitatief onderzoek met de belangrijkste contactpersonen van de jongeren en de hulpverleners, die beiden betrokken waren bij de familienetwerkberaden, werd onderzocht ‘hoe gezinnen het ervaren dat ze beroep moeten doen op hun netwerk, aan de hand van het familienetwerkberaad?’ Opvallend is dat het familienetwerkberaad niet altijd goede resultaten oplevert voor de jongeren, maar dat de meeste cliënten hierdoor wel een sterker netwerk hebben ontwikkeld. Het belang van een aanwezig en sterk netwerk is bij alle respondenten naar boven gekomen. Ondanks het feit dat het familienetwerkberaad geen garantie biedt op het slagen van de hulpverleningsdoelstellingen, ervaren de deelnemers een zeer hoge tevredenheid ten aanzien van de methodiek en merken ze veranderingen op in het gedrag van de jongere en andere deelnemende familieleden. Merkwaardig is dat de bevraagde hulpverleners aangeven dat het versterken van het netwerk van het betrokken gezin een neveneffect is van de methodiek, geen hoofddoelstelling.

“Het netwerk maakt je sterker, zorgt ervoor dat je er niet alleen voor staat en je kunt er veel meer mee bereiken.” (Respondent).

In verschillende literatuurteksten wordt het familienetwerkberaad beschreven als een methodiek waarbij enkele vaste fasen gevolgd moeten worden. Verder worden er indicaties gegeven over de verdere uitvoering van de interventie, bijvoorbeeld: de rol van de hulpverlener, de deelnemers aan het netwerk en de opvolging na het familienetwerkberaad. Binnen het uitgevoerde onderzoek is er echter nauwelijks sprake van modelgetrouwheid van de interventie. “Bij interventies binnen de bijzondere jeugdzorg zou er net geen vast model gebruikt mogen worden, aangezien elke familie anders is en andere noden heeft”, aldus een hulpverlener.

In de sociale wetenschappen worden verschillende methodieken beschreven als inefficiënt indien een bepaalde score of effect niet bereikt wordt. Dit onderzoek naar familienetwerkberaden heeft aangetoond dat de sociale realiteit zeer complex is, waardoor het niet altijd wenselijk is om te werken met algemene procedures en methodieken. Er is nood aan het combineren van objectieve resultaten van de interventie met de subjectieve beleving van de gebruikers en cliënten.

Er kan gesteld worden dat het familienetwerkberaad geen wondermiddel is dat alle problemen van de baan schuift, maar dit betekent niet dat het geen effectieve methodiek is. Desondanks er misschien niet meer begeleidingsdoelstellingen worden behaald dan bij de reguliere hulpverlening, geeft deze methodiek superkrachten. Mensen herontdekken hun netwerk en de meerwaarde hiervan, wat een onschatbare kracht is voor lang termijn. Ik opteer ervoor om deze methodiek standaard in elke jeugdhulpverlening te implementeren, zodat elk gezin kan werken aan hun superkracht en zo hun eigen leven meer in handen kan nemen!

Bibliografie

Addink, A., Boendermaker, L., van der Steege, M., & van Yperen, T. (2010). Algemeen en specifiek werkzame factoren in de jeugdzorg. Stand van de discussie. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.

Asscher, J., Creemers, H., Dijkstra, S., & Stams, J. (2014). De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdzorg: Een systematische review en meta-anaylse van de uitkomsten van studies naar de effectiviteit van familienetwerkberaden. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, Forensische Orthopedagogiek.

Barnsdale, L., & Walker, M. (2007). Examing the use and impact of family group conferencing. Edinbrugh: Social work research centre.

Bartelink, C. (2010). Signs of safety. Nederlands Jeugd instituut.

Bartelink, C. (2012). Wat werkt bij het versterken van het sociale netwerk van gezinnen? Nederlands Jeugd instituut.

Barth, R., Guo, S., & Weigensberg, E. (2009). Family group decision making: A propensity score analysis to evaluate child and family services at baseline and after 36-months. Children and youth services review, (31), 383-390.

Baumann, D., Boudreau, B., Breidenbach, R., Johnson, L. E., Lambert, M. C., & Wang, E. W. (2012). Expediting permanent placement from foster care systems: The role of family group decision-making. Children and youth services review, 34(4), 845-850.

Baumann, D., Fong, R., James, J., Rodriquez, C., Sheets, J., Tecci, M., & Wittenstrom, K. (2009). Evidence-based practice in family group decision-making for Anglo, African American and Hispanic families. Children and youth services review, 1187-1191.

Berzin, S., & Crea, T. (2009). Family involvement in child welfare decision-making: strategies and research on inclusive practices. Journal of public child welfare, (3), 305-327.

Berzin, S., Cohen, E., Thomas, K., & Dawson, W. (2008). Does family group decision making affect child welfare outcomes? Finding from a randomized control study. Child Welfare, 87 (4), 35-54.

Bijl, B., Gramberg, P., Slot, W., van Beek, F., & Wijnen-Lunenburg, P. (2008). De familie aan zet. De uitkomsten van Eigen Kracht-conferenties in de jeugdbescherming met betrekking tot veiligheid, sociale cohesie en regie. Duivendrecht: PI Research.

Billiet, J., & Waege, H. (2008). Een samenleving onderzocht: methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Antwerpen: De Boeck.

Boel-Studt, S., & Landsman, M. (2011). Fostering families' and children's rights to family connections. Child welfare, 90(4), 19-40.

Broekaert, E., Vanderplasschen, W., & Vindevogel, S. (2009). Het meten van effectiviteit en efficiëntie in de integrale jeugdhulp: droom of nachtmerrie? Handboek integrale jeugdhulp, (5), 1-15.

Burford, G., & Pennell, J. (2000). Family group decision making: Protecting children and women. Child welfare, 79(2), 131-158.

Burford, G., Merkel-Holguin, L., & Nixon, P. (2003). Learning with families: A synopsis of FGDM research and evaluation in child welfare. Protecting Children, 18(1-2), 2-11.

Crow, G., & Marsh, P. (1998). Family group conferences in child welfare. Oxford: Blackwell Science.

De Koster, K., De Man, L., De Vos, K., Kerger, D., & Roose, R. (2013). Integrale jeugdhulp vanuit een duurzaamheidsperspectief. In K. De Koster, L. De Man, K. De Vos, D. Kerger, & R. Roose, Handboek integrale jeugdhulp. Brussel: Politeia.

De Meyer, R., Janssen, J., & Veerman, J. (2004). Handleiding Beoordelingsschaal Tevredenheid en Effect (BESTE). Nijmegem: Praktikon BV.

Departement Welzijn, V. e. (z.j.). Integrale Jeugdhulp. De krachtlijnen van een nieuw decreet.

Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. (2013). De kracht van het engagement. De vermaatschappelijking van de zorg in dagelijkse praktijk. Brussel: Moens, L.

Driessens, K., & Melis, B. (2012). Een vergelijking tussen methoden van krachtgericht werken, ingezet in de Integrale Jeugdhulp. Antwerpen: Karel de Grote Hogeschool.

Duyvendak, J. (2004). Een eensgezinde, vooruitstrevende natie. Over de mythe van ‘de’ individualisering en de toekomst van de sociologie. Amsterdam: Vossiuspers UVA.

Gray, M. P. (2009). Evidence-based social work: A critical stance. Routledge.

Hermans, K. (2014). Methodiekontwikkeling, evaluatieonderzoek en de body of knowledge van het sociaal werk. Journal of Social Intervention: Theory and Practice, 23 (1), 33-52.

Koops, H., & Kwekkeboom, M. (2005). Vermaatschappelijking in de zorg. Ervaringen en verwachtingen van aanbieders en gebruikers in vijf gemeenten. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Kruijswijk, W., van der Veen, M., Brink, C., Calis, W., van der Maat, J., & Redeker, I. (2014). Aan de slag met sociale netwerken. Movisie, Vilans, Actiz.

Lambert, M. (1992). Psychotherapy outcome research: Implications for integrative and eclectic therapists. In N. J.C, & G. M.R., Handbook of psychotherapy integration, (pp. 94-129). New York: Wiley.

Leathers, J., & T.C., S. (2013). Increasing acces to evidence-based practice and knowledge and attitudes: A pilot study. Research on social work practice, 23 (6), 669-679.

Lupton, C., & Nixon, P. (1999). Empowering Practice?: A Critical Appraisal of the FGC approach. Bristol: Policy Press.

Munro, E. (2008). Effective Child Protection. London: Sage.

Munro, E. (2010). The Munro review of child protection interim report: The child's journey.

Nederlands Jeugd instituut. (2007). Cliënten-toets (C-toets).

Nederlands Jeugd instituut. (2009). Exitvragenlijst Jeugdzorg.

Nederlands Jeugd instituut. (2015, december 8). Cliëntgericht handelen. Geraadpleegd via http://www.nji.nl/Clintgericht-handelen

Onrust, S., & Romijn, G. (2013). Eigen Kracht in de keten van de jeugd-lvb. Utrecht: Trimbos.

Rauktis, M., Bishop-Fitzpatrick, L., Jung, N., & Pennell, J. (2013). Family group decision making: Measuring fidelity to practice principles in public child welfare. Children and youth services review, 287-295.

Roose, H., & Meuleman, B. (2014). Methodologie van de sociale wetenschappen: een inleiding. Gent: Academia Press.

Steens, R. (2015). Intensieve pedagogische thuisbegeleiding in beeld: een praktijkgestuurd onderzoek en de opbouw van een empowerende academische werkplaats. Leuven: KULeuven.

Sundell, K., & Vinnerljung, B. (2004). Outcomes of family group conferencing in Sweden: A 3-year follow-up. Child abuse & neglect, 28(3), 267-287. .

Van Den Heuvel, B. (2014). Over de kwetsbaarheid van 'vermaatschappelijking van de zorg'. De Gids op Maatschappelijk Gebied, 11-16.

Van Regenmortel, T. (2008). Empowerment in de zorg. Krachten en kwetsbaarheden. Welzijnsgids-methodiek, (67), 111-134.

Van Regenmortel, T. (2009). Empowerment als uitdagend kader voor sociale inclusie en moderne zorg. Journal of social intervention: Theory and Practice, 22-42.

van Weeghel, J. (2000). Persoonlijke netwerken en maatschappelijke steunsystemen. In C. Van Audenhove, S. Opdebeeck, & F. Lammertyn, De informele zorg en haar randvoorwaarden (pp. 91-31). Leuven: Acco.

Vandeurzen, J. (2014). Beleidsnota 2014-2019. Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Brussel: Kabinet van Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

Vandeurzen, J. (2015, juni). Reactie vermaatschappelijking jeugdhulp door Vlaams minster Jo Vandeurzen. . Symposium vermaatschappelijking van jeugdhulp. Brussel: Kinderrechtencommissariaat.

Vzw Sporen (2015, december 8). De afdelingen van Sporen. Geraadpleegd via http://www.sporen.be/werkvormen/index.html

Wang, E. W., Lambert, M. C., Johnson, L. E., Boudreau, B., Breidenbach, R., & Baumann, D. (2012). Expediting permanent placement from foster care systems: The role of family group decision-making. Children and Youth Services Review, 34(4), 845-850.

Yperen, T. A. (2010). 55 vragen over effectiviteit: antwoorden voor de jeugdzorg. Nederlands Jeugdinstituut.

 

Download scriptie (795.39 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Professor Koen Hermans