Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de Vlaamse Scriptieprijs.

De impact van de politiecultuur op de carrièreontwikkeling van vrouwelijke politiefunctionarissen

Céline Tronquo
In deze masterproef wordt de hypothese gesteld dat er binnen de politionele wereld sprake is van een gender bias en dat de doorstroom van vrouwelijke politiefunctionarissen naar de hogere kaders niet evident zijn. Door middel van een literatuurstudie en scoping review wordt er dieper ingegaan op het carrièreverloop van vrouwelijke politiefunctionarissen. Hierbij wordt er meer bepaald aandacht gegeven aan de obstakels en uitdagingen waarmee vrouwelijke politiefunctionarissen geconfronteerd worden. Ook wordt er stilgestaan bij het gegeven of de mogelijke (dominante) politiecultuur -cult of masculinity- hier een rol in speelt.

Grensoverschrijdend gedrag: een probleem van werknemer of werkgever? Een onderzoek naar het beleid van grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer van de zorgsector

Margaux Masquelier
Deze scriptie handelt rond het beleid van grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer binnen de zorgsector. Nog steeds worden te veel medewerkers geconfronteerd met dergelijk gedrag. Hierbij dient het beleid binnen de instelling te worden uitgebreid. Deze scriptie geeft, weliswaar op kleine schaal, een eerste aanzet tot grote veranderingen.

Officiële feedback in politiekorpsen: Do or Don't?

Lore Walbrou Amber Schuurmans
Deze masterproef onderzoekt of bepaalde soorten feedback leiden tot een hogere motivatie met met de feedback aan de slag te gaan. Zo worden de specificiteit en de bron van de feedback onder de loep genomen in een politionele context.

Exploring the processes and dynamics of work-related demands in relation to Flemish critical care nurses’ health: a constructivist grounded theory study on mitigating strategies

Lukas Billiau
Wereldwijd wordt het verpleegkundig beroep gekenmerkt door een veeleisend takenpakket, wat kan leiden tot gezondheidsklachten en ziekteverzuim. Dit onderzoek tracht een antwoord te formuleren op de vragen hoe de Vlaamse verpleegkundigen tewerkgesteld in de kritische zorg dergelijke blootstelling aan veeleisende werkactiviteiten ervaren en bovendien, wat de sociale en psychologische processen zijn waar ze beroep op doen om de gevolgen van deze blootstelling te verzachten.

Een onderzoek naar het perspectief van zorgverleners en leidinggevenden op crustatieve zorg bij mensen met een ernstige en persisterende psychiatrische aandoening

Lena Beirnaert
Een onderzoek naar het perspectief van zorgverleners en leidinggevenden op crustatieve zorg. Een innoverend zorgmodel voor mensen met een ernstige persisterende psychiatrische aandoening.

Time is tissue

Hellen Tielemans
Binnen de acute setting van prehospitale zorgen is elke
seconde van belang. Verkeerde of laattijdige beslissingen kunnen dan ook het verschil tussen leven en dood betekenen voor de patiënt. Alle communicatie moet
dus bijdragen tot het tijdig en geïnformeerd nemen van deze beslissingen. In de praktijk blijkt dit echter niet het geval te zijn, er is ruimte voor verbetering. Deze scriptie biedt hier een mogelijk antwoord op.

Vormt psychologische contractbreuk een mediator tussen persoonlijkheid en burn-out bij Vlaamse werknemers?

Inge Truijen
Het verband tussen de drie variabelen persoonlijkheid, psychologische contractbreuk en burn-out wordt nagegaan in een longitudinaal onderzoek bij 240 Vlaamse werknemers via online vragenlijsten. We veronderstelden dat psychologische contractbreuk een mediator vormt bij het verband tussen de vijf persoonlijkheidseigenschappen van de 'big five' en burn-out.

Werkstress bij telewerkers

Thomas Geleyn
De balans tussen risico- en beschermende factoren inzake stress bij telewerkers wordt bestudeerd. Dit aan de hand van het Job Demands- Resources model.

Patiëntenparticipatie tijdens multidisciplinaire teambesprekingen in residentiële settings van de geestelijke gezondheidszorg. De persoonlijke mening van hulpverleners.

Laurein Van Peer
Exploratief cross-sectioneel onderzoek naar de persoonlijke mening van hulpverleners over patiëntenparticipatie tijdens multidisciplinaire teambesprekingen in residentiële settings van de geestelijke gezondheidszorg.

Arbeidsmarktre-integratie na burn-out: Mixed-method onderzoek naar determinanten van kwalitatieve re-integratie na burn-out

Annelies Van Royen
Vragenlijstonderzoek en interviewstudie bij ex-burn-out patiënten die opnieuw aan het werk zijn naar factoren die kwalitatieve arbeidsre-integratie bevorderen en belemmeren

Does working from home lead to improved performance of employees? The effect of maturity, concentration, and satisfaction of the need for relatedness on homeworkers’ performance

Jonas De Kerf
Deze studie onderzoekt het verband tussen de intensiteit van thuiswerken en de resultaten ervan, door te kijken naar zowel positieve als negatieve effecten die de prestaties van thuiswerkers kunnen beïnvloeden. De concentratie van de thuiswerkers, de bevrediging van de behoefte aan verbondenheid en de ervaring in hun huidige baan worden gesuggereerd als elementen die deze relatie beïnvloeden. In totaal hebben 3188 respondenten deelgenomen aan dit onderzoek met twee meetmomenten, om verschillende uitkomsten met betrekking tot de bovengenoemde variabelen te verduidelijken.

"BREAKING: Moeder van drie wordt hoofdredacteur." Vrouwelijke journalisten in de Vlaamse nieuwsmedia

Marthe Van Loy
Kwalitatief onderzoek naar de positie van vrouwelijke journalisten in de Vlaamse nationale nieuwsmedia. Want net als in vele westerse landen, zijn vrouwen ondervertegenwoordigd in de Vlaamse journalistiek. Aan de hand van vijftien diepte-interviews met vrouwelijke journalisten tussen 25 en 56 jaar is er gepeild naar genderbreuklijnen die in de literatuur aan bod komen zoals het glazen plafond en het afhaken van jonge vrouwen.

Er zit muziek in ons werk ! Muziekwerkers in de Ouderenzorg als draagvlak voor een re-actieve levenskwaliteit. Opleiding & wederzijdse ondersteuning binnen een werkgroep Muziek In Zorg.

Peter Colpaert
Muziekwerkers in de Ouderenzorg als draagvlak voor een re-actieve levenskwaliteit. Een innovatieve opleiding & wederzijdse ondersteuning binnen een werkgroep Muziek In Zorg. Positieve opwaartse spiralen creëren in de ouderenzorg van vandaag en morgen.

‘We are One’: Effects of Social Identity Leadership on Work-Related Outcomes and the Moderating Role of Leader Gender

Charlotte Edelmann
Deze scriptie richt zich op Identity Leadership (IL), gebaseerd op de Social Identity theory, en de effecten op werktevredenheid, burn-out en OCB binnen de belgische werkpopulatie. Daarnaast wordt de modererende rol van het geslacht van de leidinggevende onderzocht tussen IL en OCB.

Managing their way to the top? Een onderzoek naar de sociale dynamieken op de werkvloer bij lesbische en biseksuele leidinggevende vrouwen

Joren Buyck
Lesbische en biseksuele vrouwen zouden zich omwille van hun vrouw-zijn én hun seksuele oriëntatie in een kwetsbare positie bevinden op de werkvloer. Toch blijken ze in Vlaanderen gemiddeld meer leidinggevende functies in te nemen dan heteroseksuele vrouwen. Via diepte-interviews met 15 lesbische en 2 biseksuele leidinggevende vrouwen wordt duidelijk dat hun zichtbaarheidsmanagement een belangrijke rol speelt in hun weg naar de top.

Compassie in het onderwijs: effecten op persoonlijk welbevinden en professioneel functioneren van leerkrachten

Ludwig Peeters
Deze scriptie bracht in kaart in welke mate leerkrachten in het Vlaamse secundair onderwijs op moeilijke momenten compassie ervaren vanwege naaste collega's en directie. Er blijken belangrijke effecten te zijn op het persoonlijk welbevinden en het professioneel functioneren (bv. ziekteverzuim en burn-out).

Overcommitment, werk-familie-conflict en turnover intenties: een onderzoek naar de medierende rol van werk-familie-conflict en de modererende rol van cultuur.

Natan Hongenaert
Deze studie gaat na of werk-familie-conflict een mediërende rol speelt in de relatie tussen overcommitment en turnover intenties bij onderzoekers aan Vlaamse universiteiten. Om culturele verschillen in kaart te brengen wordt een onderscheid gemaakt tussen onderzoekers met herkomst in een overwegend individualistisch dan wel collectivistisch land. Culturele verschillen in de rapportage van werk-familie-conflict worden bekeken, en of cultuur een modererende rol speelt in de relatie tussen werk-familie-conflict en turnover intenties. Er worden hoofdeffecten teruggevonden van overcommitment en werk-familie-conflict maar geen mediatie. De twee culturele groepen verschillen in de mate waarin men werk-familie-conflict rapporteert maar de hypothese dat onderzoekers uit een overwegend collectivistische cultuur gemiddeld minder werk-familie-conflict rapporteren wordt verworpen. Daarnaast blijkt uit de resultaten dat cultuur geen modererende invloed heeft in de relatie tussen werk-familie-conflict en turnover intenties.

Afbouw in opbouw

Inke D'Hondt
Deze masterproef is op zoek gegaan naar hoe de Vlaamse entiteiten de afbouw van tijdsregistratie opbouwden en of dit invloed heeft gehad op de ervaring en omgang van werknemers. Dit vanuit het gegeven dat alle entiteiten van de Vlaamse overheid zelf verantwoordelijk zijn de opbouw van die afbouw.

Wie digitaal wil zijn, moet leiden

Natasja Van Buggenhout
Een kwalitatief gebruikersonderzoek naar de attitude en verwachtingen ten aanzien van de betekenis, karakteristieken, rol en noodzaak van leiderschap tijdens de digitale transformatie van organisaties in België. In het bijzonder is de studie een exploratie, beschrijving en profilering van digitaal leiderschap.

De invloed van een leidinggevende als rolmodel op het trapgebruik van werknemers

Sanne van Driel
In deze studie werd trapgebruik gepromoot door dit als gedragsnorm vanuit de leidinggevende van het bedrijf neer te zetten. Zowel een motivationeel bord op het keuzepunt tussen de trap en lift als een door een leidinggevende ingesproken gezondheidsvideo blijken een positieve invloed te kunnen hebbenop het trapgebruik van werknemers. Daarnaast had een motivationeel bord een groter effect op werknemers die zich sterker identificeren met het bedrijf dan op werknemers die zich zwakker geïdentificeerd met het bedrijf voelen.

Leiderschap en teamleren: Wat maakt dat leiders teamleren mogelijk maken en hoe stimuleren leiders teamleren?

Fryderyk Sevens
Wat maakt nu dat bepaalde leidinggevenden inzien dat ze afhankelijk zijn van hun teamleden en zichzelf bescheidener opstellen in plaats van de egocentrische leider te zijn? In de wetenschappelijke literatuur is al wat geweten over hoe leiders teamleren stimuleren, maar over de beweegredenen waarom ze teamleren mogelijk maken nog niet.

Artikel 60 binnen OCMW Aalst, een goedlopende trein of een bij te sleutelen parcours?!

Karolien Devos
In dit onderzoek werd artikel 60 op mesoniveau, binnen het OCMW van Aalst, onderzocht. Dit met als doel een zo duidelijk mogelijk beeld te krijgen over hoe deze tewerkstelling loopt en waar er eventueel marge is voor verbetering.

Mijn onderzoeksopzet bestond enerzijds uit een interview met de beleidsmensen, met de ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor deze sociale tewerkstelling. Anderzijds uit een focusgesprek met ervaringsdeskundigen, met mensen die of een sociale tewerkstelling positief hebben beëindigd of nog steeds aan het werk zijn als artikel 60.

Aan de hand van mijn ervaring en mijn onderzoeksopzet heb ik mijn veranderingsdoelen opgemaakt. Gezien de ervaringsdeskundigen artikel 60 als een positieve ervaring beschouwden denk ik dat men eerst en vooral moet proberen meer tewerkstelling plaatsen te creëren. Meer plaatsen geeft ook meer kansen dus meer kwetsbare mensen die men zo kan helpen naar werkervaring of zelfs naar een doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt. Hiervoor zal de begeleiding anders moeten worden aangepakt en zal ook de bijhorende subsidiëring moeten herbekeken worden. Zowel op mesoniveau binnen het OCMW te Aalst als op macroniveau en dus op Vlaams, gezien dit recent is overgeheveld van Federaal naar Vlaams.

Een tweede veranderingsdoel, wat ik zou willen gerealiseerd zien, is het verbeteren van de sfeer op de werkvloer ten opzichte van de mensen in artikel 60. Het welbevinden op het werk draagt volgens mij ook bij naar enerzijds je goed voelen in je vel maar anderzijds ook het goed presteren op het werk zelf. Voor mensen in sociale tewerkstelling denk ik dat de motivatie om op zoek te gaan naar een job na artikel 60 groter zal zijn als men een positieve ervaring heeft mogen ervaren.

Ook na begeleiding moet volgens mij beter. In het focusgesprek gaf elke deelnemer aan dat men in het spreekwoordelijke zwarte gat valt na artikel 60. Ook hier zouden we door in te zetten op betere, intensievere begeleiding, de doorstroom naar de reguliere markt kunnen bevorderen.

Ik ben dit eerst en vooral juridisch gaan bekijken, wetgeving versus toepassingen die men hanteert in het OCMW te Aalst. Daaruit bleek onder andere dat een flexibel werktraject, bijvoorbeeld deeltijds werken, wettelijk wel kan. Iets wat mogelijk zou moeten zijn voor iedereen in deze hectische maatschappij, zeker voor kwetsbare mensen die geen (groot) sociaal opvangnet hebben. Ook het loon voor de artikels 60 bepaalt men zelf als OCMW. Naar privé werkgevers toe factureert men 740 euro, openbare instanties die mensen tewerk stelt in artikel 60 betalen niets. Ook het feit dat men enkel leefloon gerechtigden in artikel 60 toelaat, is specifiek voor Aalst en zou dus ook anders kunnen. Er is dus een duidelijk verschil tussen wat er wetmatig mag en wat er in Aalst wordt toegepast. De reden hiervoor ligt meestal bij de subsidiëring die men hiervoor krijgt.

In een tweede invalshoek heb ik de psychosociale bril opgezet. Daar bleek, door de analyse van verschillende theorieën met betrekking tot het welbevinden en het hebben van een job, dat er wel effectief gevolgen kunnen zijn door het al dan niet hebben van een job. Zeker naar kwetsbare mensen toe moeten we hiermee rekening houden, zij hebben misschien bepaalde werkattitudes niet meegekregen van thuis. Doordat ze niet aan het werk zijn, worden ze uitgesloten uit de maatschappij. Men verliest zijn status en heeft niet het gevoel ergens bij te horen, ergens deel vanuit te maken. Aan het werk zijn zal hen dus empoweren, zal hun psychosociaal welzijn erop verbeteren.

Een laatste invalshoek is de hulpverlening. Doordat onze maatschappij volop in transitie is, dient de hulpverlening herbekeken te worden. Sleutelwoord bij hulpverlening is empoweren. Niet enkel doen wat wetmatig moet maar mensen helpen hun doelen te laten stellen en deze te verwezenlijken. De houding van de hulpverlener moet op voet van gelijkwaardigheid zijn en met een onvoorwaardelijke positieve houding ten opzichte van de cliënt met als doel zijn eigenwaarde te versterken.

Ik breng aan de hand van mijn onderzoeksopzet en theoretische staving vijf veranderingsstrategieën naar voor. Eerst en vooral moet artikel 60 voor iedereen kunnen en niet enkel voor mensen met een leefloon. Zo sluiten we mensen uit die ook zouden geholpen zijn door op deze manier aan het werk te kunnen. Ik denk bijvoorbeeld van een vrouw op leeftijd die van haar man is gescheiden en jaren voor de kinderen heeft gezorgd. Iemand van een iets oudere leeftijd, met een ‘black hole’ in haar CV van enkele jaren, zal niet makkelijk werk vinden.

Een tweede veranderingsstrategie is de mogelijkheid naar een flexibeler traject. Zeker nu we langer zullen moeten werken, is dit geen overbodige luxe. Zoals we ook in Finland zien, werkt zo’n systeem. Meer en meer mensen nemen ook hier ouderschapsverlof, tijdskrediet of loopbaanonderbreking om voor hun gezin of voor zichzelf te kunnen zorgen. Ook en zelfs vooral kwetsbare mensen die weinig of geen ervaring hebben en vaak niet beschikken over een sociaal opvangnet, zouden dit dus zeker moeten kunnen doen. Meer mensen zullen slagen in hun te presteren dagen in de opgegeven referteperiode en mensen gaan ook meer gemotiveerd zijn aan het werk te blijven in deze drukke geluksmaatschpapij.

Een derde strategie is de begeleiding van de mensen op de werkvloer die met mensen in artikel 60 moeten werken. Het stigmatiseren van deze groep tegen gaan door preventief de mensen op de werkvloer zelf grondig te informeren en hen te duiden wat de intentie is. Zo kunnen we taboes en vooroordelen wegwerken en eventuele pesterijen voorkomen. Een ‘workbuddy’, een gezinswetenschapper die niet alleen de mensen in sociale tewerkstelling maar ook de collega’s hierin begeleidt.

Een vierde strategie is het herbekijken van de kosten die men factureert aan privé firma’s. Zij krijgen een factuur van 740 euro per maand voor een werknemer, openbare instanties en vzw’s niet. Men hanteert dit omdat dit de kost is die het OCMW zelf zou moeten bijleggen, die men dus niet krijgt via subsidieringen. Op macroniveau zouden we dus moeten inzetten in het herbekijken van deze subsidieringen om deze gelijk te stellen. Maar ook OCMW Aalst zou zelf de beslissing kunnen nemen dit niet als grondvoorwaarde te hanteren. Zo creëren we meer tewerkstellingsplaatsen en vergroten we ook de doorstroom.

Een laatste voorstel naar verandering is de betere (na)begeleiding. Mensen in de laatste weken goed toeleiden naar het einde van hun tewerkstelling en al klaarstomen naar solliciteren op de reguliere arbeidsmarkt. Ook een betere samenwerking met onder andere VDAB is opportuun zijn. Ook hier is een rol weggelegd die perfect zou zijn voor een gezinswetenschapper.

Referentielijst:

Adriaens, C. L. (2013). Praktisch handboek voor OCMW-recht. 612 Loopbaan met zorg. (2015). Betekenis van werk. Betekenis van werk.

Tine Van Regenmortel, K. H. (2013. Het concept ‘empowerende academische werkplaats’. Een innovatieve vorm van samenwerken aan werkzame kennis. Tijdschrift voor Welzijnswerk, 36-48 Van Regenmortel, S. (2015, april). Sociaal werk moet anders in de nieuwe samenleving. Entry-media

Vlieger, S. D. (2008, Juni). Schuld en schaamte: een vergelijkende studie tussen werkenden en werklozen. Gent: Universiteit Gent.

Vries, S. D. (2010). Basismethodiek psychosociale hulpverlening. In S. D. Vries, Basismethodiek psychosociale hulpverlening (p. 425). Hoten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum.

Dringend hulp nodig? Vraag raad aan een toegankelijke en betrouwbare collega!

Hanne Verbraeken
Literatuur omtrent het leren van werknemers, biedt meer en meer bevestiging voor het feit dat hulpzoekgedrag een positieve invloed kan hebben op de prestaties van werknemers én dat het een sociaal proces is. Verschillende onderzoekers stellen echter dat nog te weinig geweten is over de relationele kenmerken die hulpzoekgedrag faciliteren. Met deze studie dragen we bij tot dit tekort. We onderzoeken immers het effect van een aantal relationele kenmerken op het hulpzoekgedrag van werknemers in hun netwerk. Uit voorgaand onderzoek blijkt dat ‘zicht hebben op kennis van’, ‘vertrouwen hebben in’ en ‘toegang hebben tot’ een mogelijke hulpbieder een positieve invloed hebben op de frequentie van het hulpzoekgedrag. Daarnaast zou het hiërarchische verschil tussen hulpzoeker en –bieder een effect hebben op de hoeveelheid hulpzoekgedrag. Daarenboven suggereert de literatuur om naast de frequentie ook de kwaliteit van de geboden hulp te monitoren. Ook op dit vraagstuk bieden we met deze studie een antwoord. We gaan na of er een positief effect is van de relationele kenmerken op de kwaliteit van de geboden hulp. De methodologie die we hierbij hanteren, is gebaseerd op de principes van de sociale netwerk analyse. We verzamelden sociale netwerk data via vragenlijsten bij 85 zorgverleners van één woonzorgcentrum. We testten de beide modellen vijf keer, op organisatie- en afdelingsniveau. Resultaten tonen aan dat collega’s inderdaad veel hulp vragen aan elkaar, maar niet zomaar bij de eerste de beste. Uit de studie blijkt immers dat de perceptie van de respondenten op ‘vertrouwen hebben in’ en ‘toegang hebben tot’ een mogelijke hulpbieder zowel de frequentie als ook de kwaliteit van het hulpzoekgedrag bevorderen. Hulp van iemand waarvan de respondent ‘weet wat hij weet’ en van iemand in een ‘hogere positie’ levert daarnaast ook meer kwaliteit op. Als werkgever investeren in werkrelaties tussen collega’s blijkt dus de moeite waard.

Wat is de noodzaak aan psychologische bijstand voor de familie na een cardio arrest reanimatie van de patiënt op de afdeling hartbewaking in het Ziekenhuis Oost-Limburg?

Stijn Peeters An Coenen
De vooruitgang van de geneeskunde zorgt ervoor dat steeds meer gereanimeerde patiënten overleven en opgenomen worden in het ziekenhuis. Terwijl de patiënt alle nodige zorgen krijgt, blijft de familie vaak in de kou staan. De vraag of zij nood hebben aan psychologische begeleiding dringt zich op.

Het effect van leiderschapsstijl op welzijn: de modererende invloed van de gendercompositie van de dyade leidinggevende-ondergeschikte.

Chiara San Giorgi
Opzet: Het doel van deze studie is de bestaande literatuur omtrent de relatie tussen leiderschap en het welzijn van de onderschikte aan te vullen. Onderzoek naar het modererend effect van het al of niet gelijk zijn van het geslacht van de leidinggevende en de ondergeschikte op de relatie tussen leiderschapsstijl en welzijn ontbreekt nagenoeg.
Methode en participanten: Gegevens van een representatieve steekproef van 3659 doctorandi verbonden aan de verschillende Vlaamse universiteiten werden verzameld aan de hand van een cross-sectionele, online vragenlijst. De CLIO werd gebruikt om transformationeel-, transactioneel-, laissez-faire- en autocratisch leiderschap in kaart te brengen. Welzijn werd in kaart gebracht aan de hand van de GHQ-12. Leeftijd, geslacht en burgerlijke staat werden opgenomen als controlevariabelen.
Resultaten: Hiërarchische logistische regressie analyse toont een marginaal significant positief verband tussen transformationeel leiderschap en welzijn en een significant positief verband tussen transactioneel leiderschap en welzijn. Laissez-faire- en autocratisch leiderschap hangen beiden negatief significant samen met het welzijn van de ondergeschikte. De interactie-effecten tussen de vier leiderschapsstijlen en de gendercompositie van de dyade leidinggevende-ondergeschikte op de relatie tussen leiderschapsstijl en welzijn zijn niet significant.
Conclusie: De resultaten suggereren dat leidinggevenden geen rekening hoeven te houden met de gendercompositie van de dyade leidinggevende-ondergeschikte wanneer ze bezorgd zijn om het welzijn van hun medewerkers. De specifieke leiderschapsstijl die ze hanteren is wel van belang.