Muggenziften of mierenneuken? De tussenletter -n in de Nederlandse spelling

Piet Creten
Persbericht

Muggenziften of mierenneuken? De tussenletter -n in de Nederlandse spelling

Muggenziften of mierenneuken?

De jongste spellingswijziging is nog steeds niet verteerd.

 

Piet Creten

 

De ‘nieuwe spelling’ is nog altijd niet ingeburgerd. Dat blijkt uit een onderzoek dat we uitvoerden bij een grote groep leerlingen en leerkrachten uit het middelbaar onderwijs.

 

De vernieuwde regels zijn intussen zo’n acht jaar oud. Bij de invoering ervan ontstond er heel wat deining in de pers over de vernieuwingen die men had doorgevoerd. Vooral de nieuwe regels voor het schrijven van een tussenletter -n in samenstellingen kregen bakken kritiek. Men voorspelde tal van moeilijkheden met die nieuwe regels. Sommige critici hadden vooral emotionele bezwaren tegen veranderende woordbeelden als pannenkoek of zielenrust, anderen haalden weldoordachte argumenten aan om erop te wijzen dat het toepassen van bepaalde spellingsregels wel eens erg moeilijk zou kunnen worden.

 

Hoewel veel argumenten hout snijden, is er weinig bekend over hoe het op dit moment werkelijk gesteld is met de spelling van samenstellingen waar men een tussenklank -e of -en hoort. Komen de bij de invoering voorspelde spelproblemen daadwerkelijk voor of valt het allemaal nogal mee?

 

Om dat na te gaan, hebben we een aantal tests opgesteld, die we afnamen bij een grote groep leerlingen en een beperkte groep leerkrachten. Met die tests peilden we naar de kennis van de regels en naar de mogelijke problemen bij de toepassing ervan. De resultaten van het onderzoek zeggen overigens in de eerste plaats iets over de spelling en veel minder over het onderwijs.

 

Een eerste belangrijke vaststelling is dat het uitgangspunt van de hoofdregel om het spellen van een tussenletter -n te laten afhangen van het meervoud van het eerste lid, weinig problematisch is voor samenstellingen waarvan het eerste lid niet eindigt op een sjwa. De leerlingen maken dus weinig fouten tegen de spelling van samenstellingen als ballenjongen, stoelendans of boekenworm. Ze passen de hoofdregel toe als ze weten dat ze op spelling getest worden en ze hebben daar ook weinig moeite mee. Aangezien de grote meerderheid van de samenstellingen met een tussenklank -e(n) voor de spelling de hoofdregel volgt, zal het in de praktijk dus nogal meevallen met het aantal spelfouten bij dergelijke samenstellingen.

 

Daar staat echter tegenover dat een groot deel van de bij de invoering voorspelde problemen ook werkelijk optreedt. Die spelproblemen hebben drie oorzaken: de regel is niet bekend en wordt dus niet toegepast, de regel is niet toepasbaar of woorden hebben een inconsequente spelling. In het eerste geval ligt het probleem bij de spellers, in het tweede en derde geval bij de spelling.

 

Drie groepen samenstellingen worden fout gespeld omdat de regels voor het spellen ervan niet genoeg bekend zijn. Een eerste spelregel die zelden wordt toegepast, is die voor het schrijven van de zogenaamde dier-plantsamenstellingen. Volgens de Woordenlijst mag je geen tussen-n schrijven in samenstellingen waarvan het eerste deel een diernaam is en het tweede deel een plantnaam (paardebloem, apenootje).

 

Daarnaast weten heel wat leerlingen niet dat de hoofdregel wel van toepassing is bij samenstellingen met als eerste lid een woord met een meervoud op -en en -s als dat eerste lid een vrouwelijke persoonsnaam is die een nevenvorm is van een mannelijke persoonsnaam, zoals in studentenzwangerschap of assistentenrokje.

 

Bij samenstellingen met een werkwoord als eerste deel lijkt het vooral te gaan om een toepassingsprobleem. Veel mensen schrijven, tegen de regels in, een tussen-n in samenstellingen als spinnewiel of brekebeen. Dat is wellicht te wijten aan het feit dat men makkelijk een infinitief-n kan toevoegen aan het werkwoordelijke eerste lid.

 

Er zijn vier belangrijke problemen met spellingsregels die niet op een foutloze manier toe te passen zijn. Dat betekent dus dat zelfs iemand met een perfecte kennis van de regels vaak niet tot de juiste spelling komt.

 

In de eerste plaats geldt dat voor de spelregel die voorschrijft geen -n te schrijven in samenstellingen waarvan het eerste lid op een sjwa eindigt en niet uitsluitend een meervoud heeft op -en. Onder andere ladekast en hordeloper krijgen volgens die regel geen tussen-n. Het probleem is dat men ervan uitgaat dat iedereen het eens is over de mogelijke meervouden van die woorden. In de praktijk blijkt dat niet het geval te zijn. Uit de resultaten van veel proefpersonen blijkt dat ze de meervouden lades en hordes wellicht niet kennen. Wie samenstellingen met die woorden correct wil spellen, dient te weten of ze al dan niet met een dubbel meervoud in de Woordenlijst zijn vermeld.

 

Ook de uitzonderingsregel dat een samenstelling geen tussen-n krijgt als het eerste lid enig is in zijn soort (type zonnebril), is niet toepasbaar. Het bleek voor onze proefpersonen onmogelijk uit te maken wanneer het eerste lid wel en wanneer het niet enig is in zijn soort. Er bestaat geen enkel criterium om samenstellingen die onder de uitzonderingsregel vallen te onderscheiden van andere samenstellingen. Opnieuw is het zo dat mensen van mening kunnen verschillen, in dit geval over de vraag of iets al dan niet enig is in zijn soort.

 

Een ander probleem vormen de adjectivische samenstellingen met een versterkend eerste lid, zoals beresterk. Dergelijke samenstellingen krijgen volgens de Woordenlijst geen tussen-n. Onze proefpersonen bleken in veel gevallen een andere mening te hebben dan de Woordenlijst over de vraag of het eerste lid van dergelijke samenstellingen versterkend is of niet. Het probleem bestaat erin dat men een uitzonderingsregel heeft gemaakt die steunt op een betekeniscriterium, waarover moedertaalsprekers blijkbaar een verschillende mening kunnen hebben. Wat voor de ene al uitsluitend een versterkend eerste lid is (heel erg sterk), is voor de ander zowel versterkend als vergelijkend of zelfs alleen vergelijkend (zo sterk als een beer). Ook deze uitzonderingsregel is dus onwerkbaar.

 

Een vierde regel die niet toepasbaar is, is de uitzonderingsregel dat versteende samenstellingen geen tussen-n krijgen (type pezewever, kinnebak). De Woordenlijst biedt geen enkele aanwijzing over wat er met een ‘versteende samenstelling’ bedoeld wordt en het is ook zeer de vraag of er een definitie denkbaar is die de versteende van de niet versteende samenstellingen kan onderscheiden. Ook hier weer gaat het om een subjectief criterium.

 

Een derde en laatste groep probleemgevallen zijn de inconsequente spellingen. Doordat de spelling van bepaalde woorden (om diverse redenen) ingaat tegen de beregeling hebben veel mensen er moeite mee. Dat geldt bijvoorbeeld voor de samenstellingen paardenvijg, paddestoel en belastingsaangiftenformulier.

 

Onze proefpersonen hadden over het algemeen grote problemen met de vernieuwde regels. Alleen de leraars Nederlands bleken er goed mee te kunnen omspringen. De leerlingen deden het een heel stuk minder goed en de leerkrachten van andere vakken waren heel vaak zelfs niet op de hoogte van de regels, hoewel ze in principe verplicht zijn de officiële spelling te kennen en toe te passen. Als je ziet hoeveel spelproblemen inherent zijn aan de spelling zelf, kan je hen dat nauwelijks kwalijk nemen. Onze leerkrachten hebben ongetwijfeld interessantere dingen te doen dan zich te verdiepen in moeilijke en nauwelijks toepasbare spelregels.

 

De Woordenlijst wordt om te tien jaar onderworpen aan een herwerking. In 2005 gebeurt dat voor de eerste keer. Dat lijkt het ideale moment om een aantal problemen grondig aan te pakken, ware het niet dat nu al vaststaat dat men aan de regels niets zal veranderen.  Veel van de hierboven besproken problemen zijn onmogelijk op te lossen zonder de spellingsregels onder handen te nemen.

 

Zo lang er aan de beregeling niets verandert, zullen er serieuze problemen blijven met de spellingsregels. Aangezien de laatste spellingswijziging nog erg recent is, is het zeer de vraag of een nieuwe verandering de komende jaren haalbaar is. Een verandering is daarenboven alleen zinvol als ze een groot deel van de hier gesignaleerde problemen kan oplossen en dat is wellicht alleen mogelijk als het gaat om een radicale omschakeling. Zo lang men daartoe niet bereid is, kan men wellicht het beste van de regels afblijven om zo de spellingsrust niet nodeloos te verstoren.

 

Dit artikel is gebaseerd op de licentiaatsverhandeling “Muggenziften of mierenneuken? De tussenletter –n in de Nederlandse spelling.” (K.U. Leuven, 2003) die Piet Creten o.l.v. prof. dr. W. Smedts heeft geschreven.

Een doffe /e/, zoals in ‘de’.

Universiteit of Hogeschool
Taal- en Letterkunde, Germaanse talen
Publicatiejaar
2003
Share this on: