De laatste god in Martin Heidegers Beitrage zur Philosophie (vom Ereignis). Een filosofische bijdrage aan de theologie

Kristien Justaert
Persbericht

De laatste god in Martin Heidegers Beitrage zur Philosophie (vom Ereignis). Een filosofische bijdrage aan de theologie

God en het Denken

Over ‘de laatste god’ van Martin Heidegger

 

 

Dagbladen staan bol van de verslaggeving over terroristische acties die gebeuren in naam van een god. God wordt gebruikt in de verkiezingscampagne van George W. Bush, maar ook in de toespraak van de moslimextremist die ‘Allah is de grootste’ uitroept terwijl hij het afgesneden hoofd van een gijzelaar in zijn hand houdt. En allebei zijn ze ‘heilig’ van hun eigen waarheid overtuigd.

Het lijkt duidelijk dat we ons, om dit probleem enigszins te begrijpen, intensief moeten buigen over de betekenis van die waarheid en die god. Want blijkbaar heeft de hele waarheidsproblematiek ethische implicaties. Ons idee over wat waarheid is, bepaalt ook ons handelen. In welke waarheid geloof ik? Is waarheid wel een kwestie van geloof?

In abstracto komen we dus tot een denken over geloof.  Om religieus fundamentalisme te kunnen begrijpen en te voorkomen, moeten we afstappen van de idee dat geloof iets irrationeels is, iets dat zich ver buiten het domein van de rede bevindt. Er is een nood aan een denken over god, er is een nood aan een herdefiniëring van de verhouding tussen filosofie en theologie.

 

Niets nieuws onder de zon

 

Al eeuwenlang houden geleerden zich bezig met de vraag naar de plaats van de theologie onder de wetenschappen. De positie van de godgeleerdheid als koningin der wetenschappen, als kroon op alle andere wetenschappen en vooral op de filosofie, wordt tegenwoordig stevig in vraag gesteld. Meer nog, sinds Kierkegaard is de gedachte ontstaan dat geloof een sprong vereist die rationeel niet te verantwoorden is. Geloof is een individuele aangelegenheid geworden. Als mijn buurman een ander geloof belijdt, dan moet ik dat respecteren. We leven toch in een land met vrije meningsuiting?

Dit artikel wil een pleidooi zijn voor de hereniging van God met het denken. Wat er op het spel staat in de verhouding tussen theologie en filosofie, is de mogelijke betekenis van het denken (de filosofie) voor de theologie.

Om te beginnen moeten we ons dus wenden tot de vraag: wat is denken? Elke beroepsdenker heeft ooit wel eens het gevoel gehad dat hij of zij zich moest verantwoorden voor het uitoefenen van zulk een tijdverdrijf als het ‘denken’. In tijden waarin alles een nut moet hebben, is het niet altijd evident om een schijnbaar niet-lucratieve bezigheid als het ‘denken’ naar waarde te schatten. Waartoe denken wij dan? Het antwoord is simpel: omdat we de waarheid willen kennen. Wat wij menen dat de waarheid is, geeft zin aan ons leven en bepaalt ons handelen. Denken kan tegenwoordig ook geen ‘bezigheid’ meer zijn voor enkele vermeende erudieten die met hun intellect ‘de beïnvloedbare massa’ proberen te overstijgen. De Duitse filosofe en politicologe Hannah Arendt (1906-1975) bestreed ten stelligste de opvatting dat enkel academisch geschoolde filosofen op een fatsoenlijke manier kunnen denken. De morele implicaties van het denken zijn volgens haar veel te groot om deze taak over te laten aan enkelingen. Maar natuurlijk kunnen we ons in deze denkoefening wel laten begeleiden door mensen die ons hierin voorgegaan zijn.

 

Heidegger (1889-1976)

 

Tijdens de woelige jaren 30 in Duitsland schreef Martin Heidegger een merkwaardig boek met de schijnbaar neutrale titel Beiträge zur Philosophie (vom Ereignis). Na zijn beruchte rectoraat aan de universiteit van Freiburg in 1933 trok Heidegger zich volledig terug uit het openbare leven. Hij wilde denken, alleen, in zijn berghut te Todtnauberg. Het resultaat van deze denkoefening is een werk geworden in een bijna poëtische taal, met moeilijke zinswendingen en nieuwe begrippen, maar niettemin met een zeer ‘strenge’ inhoud.

En wat nog merkwaardiger is: er komt een god in voor. Zijn hele leven heeft Martin Heidegger op een bepaalde manier stelling genomen tegenover god en de theologie. Hij werd onder een katholieke kerktoren geboren en zijn studies werden betaald door de Katholieke Kerk. De jonge Heidegger leefde een tijdje als novice onder de Jezuïeten. Maar daar hield hij het al snel voor bekeken. Bepaalde inzichten uit de filosofie noopten hem ertoe ‘het systeem van het katholicisme’ – zoals hij dat zelf zei - vaarwel te zeggen. Heidegger bekeerde zich tot het protestantisme. Nóg later in zijn levensloop werd het hele christendom in zijn ogen problematisch, althans in filosofisch opzicht.

 

“Waarom dan een god?”

 

De laatste god in de Beiträge kadert in Heideggers levensproject: de vraag naar de ‘zin van het zijn’. Het beantwoorden van die vraag vereist een denker die voorbij de concrete zijnden kan denken. Enkel dan is echte meta-fysica mogelijk (voorbij de fysisch waarneembare wereld). Het bijzondere aan Heideggers ‘zijn’ is dat we er een zekere structuur in kunnen ontdekken: Heidegger spreekt van het ‘zijnsgebeuren’ als tijd-speel-ruimte. Het komt erop neer dat deze tijd-speel-ruimte de metafysische plaats is waar het ‘zijn’ tot zijn waarheid kan komen. Waarheid is dus geen zaak van concrete inhouden, maar van een abstract, meta-fysisch denken. Het is ook op deze ‘plaats’ dat de laatste god zijn opwachting maakt. De laatste god is een meta-fysisch concept en geen theologisch begrip. Toch kan dit goddelijke – juist omdat Heidegger over een god spreekt - wel met theologie in verband gebracht worden.

Wat Heidegger bedoelt, is dat precies de meta-fysica de waarheid van een god en daarmee de waarheid van een godsdienst, waar maakt. Dit ‘filosofisch goddelijke’ is geen supergod die we kunnen vereren en aanbidden. De laatste god bevindt zich op een ander niveau dan de goden waarin wij geloven, zoals bijvoorbeeld de God van het christendom. De laatste god heerst op het niveau van het denken, op de plaats waar we zijn wanneer we denken en dat is de tijd-speel-ruimte. Maar hebben we zo’n concept als de laatste god wel nodig?

Dit is hetzelfde als vragen of dénken voor de theologie wel nodig is. Als theologie zich wil positioneren als een wetenschap, moet ze over haar eigen uitgangspunten nadenken. Wat maakt een theologische waarheid waar? Op welke grond is een theologie gebouwd? Het denken over de mogelijkheidsvoorwaarden van de waarheid kan met andere woorden een kritische basis bieden voor het spreken over een god.

 

Het metafysische anker

 

Met zijn laatste god pleit Heidegger voor een ankerpunt voor de theologie in het denken. De laatste god is geen aankondiging van een nieuwe religie. In de laatste god hoef je niet te geloven. Nee, de laatste god wordt gedacht. Het is een instrument van kritiek dat buiten elke religie staat, maar dat wel de mogelijkheid biedt om over religie na te denken. Wie die grond ontkent, wie weigert de vraag naar zijn eigen waarheid te stellen, loopt het gevaar in een fundamentalisme te vervallen.

 

Kristien Justaert

M. Heidegger, Beiträge zur Philosophie (vom Ereignis), GA 65, Frankfurt a.M., 1989, p. 508: “Warum aber der Gott?”.

Universiteit of Hogeschool
Godgeleerdheid
Publicatiejaar
2004
Share this on: