"Vrijheid of Dood!" De herinnering aan de Geuzen in negentiende-eeuws België

Jolien
Dekoninck

Vrijheid of Dood!” De herinnering aan de Geuzen in negentiende-eeuws België

Na de onafhankelijkheid van 1830 voelde de nieuwe natiestaat België de nood zichzelf ten opzichte van zowel inwoners als buitenwereld te legitimeren. Toneel vormde het ideale medium, terwijl de toegeëigende vaderlandse geschiedenis de stof leverde.

In de ogen van Vlaamse letterkundigen was België een samenvoeging van twee taalkundige en culturele sferen. Door het Vlaamse element extra in de verf te zetten, onderscheidde het Belgenland zich van het “Hollandse” Nederland en Franse invloed. Beide buurlanden werden gevreesd om hun expansionisme. Als remedie tegen deze externe dreiging trachtte men de interne cohesie tussen Vlamingen en Walen, Liberalen en Katholieken te smeden. Het openbare leven in België evolueerde echter in eentalig Franse richting. Al snel gingen Vlaamse letterkundigen hun taalverwantschap en het gedeelde verleden met Nederland aanhalen als buffer tegen de verfranste hogere burgerij en clerus. De lagere clerus stond dichter bij het “gewone volk” en haar dialecten. Vele auteurs waren dan ook praktiserend katholiek, maar onderschreven de scheiding tussen Kerk en Staat. Het ultramontaanse verzet tegen de uitbouw van een Belgische toneelwereld, stuitte hen tegen de borst.

“L’union fait la force”
Auteurs die in reactie op de verfransing van het openbare leven stamverwantschap met Nederland aanhaalden, zochten verhaal in de Nederlandse Opstand (1568-1589). Hoofdrolspelers waren hierin steevast de geuzen. Het begrip “geuzen” ontstond in 1566, toen een eedverbond van Nederlandse edelen een eisenbundel met betrekking tot het Spaanse bewind aanbood aan Margaretha van Parma, de vertegenwoordigster van landsheer Filips II op Nederlands grondgebied. Haar Franse raadgever Berlaymont deed het Smeekschrift der Edelen van de hand met: “Ils ne sont que des gueux” (vert.: “Het zijn slechts bedelaars”). Onder leiding van Willem van Oranje vormden de geuzen een vloot en landelijke verzetsgroepen, die zich keerden tegen katholieke hooggeplaatsten en Spanjaarden. Over de sociaaleconomische en confessionele identiteit van de geuzen heerste tijdens de negentiende eeuw echter onduidelijkheid, wat aanleiding gaf tot verschillende identificaties en toe-eigening.

Tijdens het unionisme (1840-1860) werd het verzet van de geuzen tegen Filips II in een continuüm geplaatst. De hele vaderlandse geschiedenis was een opeenvolging van opstandigheid tegen “vreemde overheersers” en voorspoed onder “weldadige vorsten”. De climax lag in het heden, met staatkundige onafhankelijkheid. Geuzenleiders Egmont, Montigny en Oranje werden geportretteerd als voorlopers van Leopold I, terwijl Filips II en Berlaymont het verfranste bestuur voorafgingen. De geuzen als collectief vertegenwoordigden de natie: katholiek en vrijzinnig vonden elkaar in patriottisme en vrijheidszin. Deze unionistische gedachte sloot zowel aan bij de opvattingen van doctrinair-liberalen en liberaal-katholieken, als de verzoeningsgezinde geest van de toenmalige Vlaamse Beweging. Zij profileerde zich aanvankelijk als ideologisch neutrale, “derde” partij die streefde naar de officiële erkenning van beide landstalen en cultuursferen.

Ook tijdens de jaren 1860 primeerde het nationalistische verhaal van de vrijheidslievende geuzen als voorouders van de contemporaine Belgen. De setting waarin historische toneelstukken over de Nederlandse Opstand zich voltrokken, was “Vlaanderen”, “De Nederlanden” of één van de grotere steden (Antwerpen, Gent, Brussel). Met deze plaatsaanduidingen doelde men zowel op het historische grondgebied als op de actuele natiestaat. Op die manier werd continuïteit gecreëerd tussen heden en verleden en werden de lokale identiteiten van acteurs en toeschouwers verbonden in een groter geheel: men begon elkaar te (h)erkennen als landgenoot. Er slopen echter ook politieke boodschappen in de toneelstukken, die de eendracht deden wankelen.
 

Een gedeeld verleden, een verdeeld heden
Steeds vaker werd de Nederlandse Opstand, parallel met de partijvorming en eerste breuklijnen, als godsdienstig eerder dan nationalistisch conflict geïnterpreteerd. De Liberale Partij was reeds in 1849 opgericht en begon intern verdeeld te geraken tussen progressieven en doctrinairen, terwijl de Katholieke Partij in 1869 zijn definitieve vorm kreeg.

Tot 1870 bleef dit politieke steekspel verweven in de mythe van de vreemde overheersing: in liberale toneelstukken werden clerici als landverraders geportretteerd. De geuzen daarentegen waren vredelievende patriotten, die slechts aan het Beeldenstormen sloegen onder de absolutistische druk van paus en vorst. Dit was een verhulde oproep tot verzet tegen een katholiek beleid.

De toe-eigening van het geuzenverleden door de liberale strekkingen en de afkeer van de ultramontanen voor Opstand-herdenkingen leidde ertoe dat de titel “geus” vanaf 1870 synoniem werd voor “liberaal”. De historische waarde van de geuzen ging verloren; toneel en herdenkingen werden politieke machtsmanifestaties en oppositiewapens. Hoe positiever de liberalen “hun” geuzenerfenis voorstelden, hoe negatiever dit in katholieke werken het geval was. Hoewel vrijzinnig en antiklerikaal, werden de geuzen echter zelden antigodsdienstig op de planken gevoerd. Deels werd hiermee de sluier van het nationaal compromis opgehouden, maar bovenal wou de Liberale Partij zich via deze weg vrijpleiten van a-patriottisme en politieke spelletjes.

Geschiedenis en Identiteit
De evolutie die de zestiende-eeuwse geuzen op het Vlaamse toneel meemaakten, weerspiegelde niet alleen het (negentiende-eeuwse beeld op het) verleden, maar evengoed de contemporaine maatschappij en haar politieke situatie. De onduidelijkheid over de precieze identiteit van de geuzen maakte hen tot kneedbare én herkenbare personages voor de onderdanen van de nieuwe natiestaat. Het nationalistische en ideologische verhaal dat het jonge België beheerste, bepaalde de vaderlandse geschiedenis. De gelaagde identiteit van de Belgen werd niet alleen gecreëerd door persoonlijke achtergronden, maar evenzeer door het geconstrueerde verleden van het geheel dat allen verbond. Het is goed om weten dat we nog altijd kinderen zijn van dezelfde geschiedenis.

Download scriptie (1.18 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2015
Thema('s)