De waarde van The Edmonton Narrative Norms Instrument bij het opsporen van een taalstoornis bij succesief tweetalige zesjarigen

Sharona
Vanhevel
  • Stephanie
    Braet

Nood aan meertalig logopedisch testmateriaal!

“Bilingualism has been and is nearer to the normal situation than most people are willing to believe.”

De toenemende populatie meertalige kinderen is terug te vinden in de logopedische praktijk. Er is echter een zeer beperkt aanbod aan testmateriaal en aangepaste werkwijzen voor meertaligen. Er zijn reeds inspanningen geleverd, maar de meertalige diagnostiek staat nog steeds in zijn kinderschoenen. Er is dus dringend nood aan meertalig logopedisch testmateriaal. Een moeder komt aankloppen bij een logopediste. Hoe kunnen wij bepalen of een meertalig kind al dan niet een taalstoornis heeft? Helpt de ENNI ons hierbij?

De ENNI staat voor The Edmonton Narrative Norms Instrument. Het is een test die de vertelvaardigheden nagaat aan de hand van prenten. Zo kan een uitgebreid taalstaal worden verkregen. De gebruikte prentenreeksen in ons onderzoek (A3 en B3) bestaan steeds uit 13 pagina’s en 4 personages. Het kind vertelt per prent wat er gebeurt terwijl een spraakrecorder het verhaal registreert. Achteraf werden de verhalen uitgeschreven en grondig geanalyseerd. 2 parameters gaven ons een beter beeld over de prestaties van een kind. Ten eerste heb je MLCU (= Mean Length of Communication Unit). Dit is de gemiddelde zinslengte. De tweede parameter is CI (= Complexity Index). Dit zegt iets meer over het voorkomen van ondergeschikte zinnen.

We stelden een proefgroep samen van 20 tweetalige kinderen Frans-Nederlands uit het eerste leerjaar. 10 kinderen zijn taalgestoord en 10 kinderen zijn niet-taalgestoord. Taalgestoord betekent dat er taalproblemen zijn in zowel het Nederlands als het Frans. Deze kinderen volgen krijgen hiervoor logopedische therapie.

Alle tweetalige kinderen vertelden B3 in het Nederlands en A3 in het Fans.

We hebben de verhalen uit de taalgestoorde en niet-taalgestoorde groep vergeleken. Uit deze vergelijking blijkt dat de tweetaligen zonder taalstoornis een beduidend hogere score behalen bij de parameter MLCU, zowel voor het Nederlandse verhaal als voor het Franse verhaal. Dit wil zeggen dat deze kinderen een langere zinslengte hanteren dan diegene met een taalstoornis. Ook voor de parameter CI in het Frans behalen de niet-taalgestoorden een hogere score. Ze gebruiken dus meer ondergeschikte zinnen in het Frans dan diegene met een taalstoornis. Beide parameters zijn bijgevolg een indicator bij het opsporen van een taalstoornis bij meertaligen. Ze kunnen dus met andere woorden een onderscheid maken tussen kinderen zonder en met een taalstoornis.

Hierboven werd de kwantitatieve bijdrage van het onderzoek beschreven. Daarnaast zijn er ook nog enkele opvallende taalfouten die enkel voorkomen bij taalgestoorde kinderen in het Frans. Deze zijn:

  • fouten tussen een onbepaald lidwoord en een zelfstandig naamwoord​ (vb. la ballon i.p.v. le ballon)
  • weglaten van het hulpwerkwoord bij het voltooid deelwoord (vb. je écouté i.p.v. j’ai écouté)​
  • weglaten van ‘ne’ of ‘pas’ bij de ontkenning​ (vb. j’aime pas i.p.v. je n’aime pas)
  • weglaten van een deel van de vaste uitdrukking ‘il y a’ (vb. y a i.p.v. il y a)​
  • het gebruik van ‘le’ en ‘l’’ (vb. le éléphant i.p.v. l’éléphant)

We kunnen dus stellen dat de ENNI een hulpmiddel kan zijn in de logopedische praktijk gezien het een onderscheid kan maken tussen taalgestoorde kinderen en niet-taalgestoorde kinderen. Niettegenstaande is er nog steeds evolutie nodig. Het onderzoek werd namelijk verricht met een kleine proefgroep waardoor we moeilijk kunnen veralgemenen. Verder onderzoek blijft dus essentieel.

Universiteit of Hogeschool
VIVES Hogeschool
Thesis jaar
2015