Het Duinendecreet: een historische wandeling doorheen de grote polemiek over het Vlaamse klein duintje

Pauline
Van Bogaert

 

“Driewerf boe-hoera voor ons Vlaams klein duintje”

Onze kust is lelijk.  Dat is geen feit, maar een mening van velen.

De verkavelingen voor villagrond, de bouw van zomerhuisjes, de aanleg van kampeerterreinen, en vooral de constructie van grijze wolkenkrabbers, hebben onze zakdoekbrede kustlijn onttoverd tot een banale betonnen eenheidsworst. Het gevolg is dat deze van oudsher geliefkoosde ontmoetingsplaats tussen land en zee enkel nog de moeite waard is met de rug naar het hinterland. “Zicht op de duinen” is immers reeds lang vervangen door “zicht op beton”. Volgende vraag dringt zich dan ook op:

“Hoe is dat nu toch in godsnaam zover kunnen komen?”

Vijf minuten politieke moed voor de duinen

“Ook het schone moet sterven”, heeft ooit een oude krokodil gezegd.

Deze gevleugelde woorden vatten mooi samen wat er met onze kustlijn en in het bijzonder met onze duinen is gebeurd. Van de 5000 ha duinen die onze kust oorspronkelijk rijk was, ontsnapte nauwelijks de helft aan de betonvloed.

Het argeloos volbouwen  en dichtslibben van de kust is van redelijk recente datum. Door de stuwende kracht van munt en markt en door het idee: “vakantie aan zee voor iedereen” werd onze beperkte kuststrook voornamelijk na 1945 getransformeerd tot een verstedelijkt en chaotisch volgebouwd gebied.  Er werd verkaveld met een enorme zucht naar eigendom:  elk lapje grond werd voor een habbekrats opgekocht en gebetonneerd tot massieve buildings. Het gevolg van deze lucratieve ontginning was dat het duingebied steeds meer de gedaante kreeg van een kleine dorre zandbak, omheind door prikkeldraad en afval. Elke seconde die vergleed, betekende het doodsvonnis van grote delen duin.

Ondanks vroegere initiatieven om de ongebreidelde bouwdrift aan de kust een halt toe te roepen, bleef de wet tot 1993 dode letter. Met een zee van vertraging zorgde de goedkeuring van het Duinendecreet in dat jaar voor een officieel wetgevend kader ter bescherming van de het reeds aangetast duingebied.  Vanaf dat ogenblik gold er een streng bouwverbod op de resterende duingebieden en werd het behoud en beheer ervan prioriteit. 

Dit duinendecreet kende echter een moeizame geboorte. Het opleggen van beperkingen inzake eigendoms-en gebruiksrecht voor het voeren van een ‘offensief natuurbeleid’ stuitte op veel verzet. De regelgeving vormde immers een bedreiging voor het voortbestaan en de uitbouw van bepaalde sectoren zoals vastgoed en toerisme. Uitgebreid lippendienst werd dan ook bewezen om de publieke opinie te overtuigen van de zin of onzin van het beschermen van de duinen. Lamlendig gekibbel en gekonkelfoes tussen de betrokkenen in en buiten de wetstraat was het gevolg.

Uiteindelijk moet dit decreet beschouwd worden als het resultaat van een lange en moeizame weg van politiek gemarchandeer, waarbij “het geven en nemen” principe van uitermate belang was om tot een voor alle partijen aanvaardbaar compromis te komen. Deze duinenregeling schreef overigens geschiedenis door daadwerkelijk voorrang te geven aan een offensief natuurbeleid waarin duin terug duin mocht zijn en niet enkel meer in dienst stond van de mens. Daarenboven gold het decreet als startsein voor een geïntegreerd kustzonebeheer, waarin een duurzame toenadering wordt gezocht tussen de diverse betrokkenen en de verschillende belangen worden afgewogen ten behoeve van het kustmilieu.

Zowel vreugdedansje als heildronk voor dit duinendecreet blijven echter ongepast. Door het juridisch getouwtrek bleven uitzonderingen op dit bouwverbod schering en inslag. Verder betekende het decreet ook een zware financiële aderlating voor de overheid: zo’n 21 miljoen euro schadevergoeding werd immers uitbetaald aan gedupeerde eigenaars. Ten slotte was reeds talrijk duingebied onherroepelijk beschadigd of verloren gegaan. Een herstelbeleid bleek voor vele gebieden niet meer mogelijk. 

Vandaag zijn de Vlaamse duinen dan ook gereduceerd tot misschien mooie, maar weliswaar losse parels, verspreide restanten  van wat eens een kostbaar parelsnoer was. 

“Polderen”

Ook de huidige regering wordt geconfronteerd met het complexe spanningsveld tussen algemeen en privaat belang inzake milieuproblematiek. De actuele discussie omtrent de wettelijke bescherming van de historische permanente poldergraslanden toont dit mooi aan. Hoewel er duidelijke verschillen bestaan m.b.t. betrokkenen en hun beweegredenen, staan net zoals in 1993 ook in dit natuurbehoudsdossier diverse belanghebbenden tegenover elkaar.

Uit onderzoek van het Instituut voor Natuur-en Bosonderzoek blijkt dat de voorbije acht jaar minstens 208 ha, of zo’n 300 voetbalvelden poldernatuur onherroepelijk verloren is gegaan. Nochtans is het beschermen van onze kustpolders niet alleen van belang vanuit natuuroogpunt. Door hun grote verscheidenheid in reliëf, zijn deze graslanden ook van onschatbare historische waarde. Door het conserveren van het honderden jaren oude micro-reliëf van deze polders kunnen wij immers de geschiedenis van dit landschap aflezen.

Een versplintering van belangen is echter ook in dit dossier merkbaar, waarbij discussies tussen de verschillende stakeholders nog steeds op het scherpst van de snede worden gevoerd. Ook hier lijkt een compromis nog niet onmiddellijk in zicht. Het scheuren van de polders gaat echter gezwind en onverstoord verder. Het kalf lijkt ondertussen al verdronken te zijn.

In memoriam

Het duinenconflict kan als betekenisvolle achtergrond dienen waartegen huidige natuurbehoudsdossiers zoals de polderkwestie kunnen worden begrepen en worden opgelost. De duinenepisode toont immers niet alleen aan dat  het gebrek aan bereidheid tot overleg en samenwerking een gevolg is van de verlammende angst tot het nemen van verantwoordelijkheid, maar ook dat een compromis vaak de enige weg is tot een duurzame politieke oplossing.

Daarnaast vestigt dit historisch compromis ook de aandacht op het gebrek aan responsabiliteit van de individuele burger die het zich persoonlijk toe-eigenen van natuurschoon nog al te vaak ziet als een absoluut recht. Grond is echter schaars en in principe van niemand.  Dat deze vaste overtuiging op lange termijn dan ook enkel leidt tot zelfvernietiging wordt vaak genegeerd.

Wij zijn van nature echter vergeetachtig. Het verhaal van het Vlaams klein duintje begint in onze bovenkamer te vervagen. Bij het wandelen in een stuivend duinlandschap ervaren wij enkel het resultaat van dit compromis.

Door het verloren duingebied echter te blijven prijzen, blijft niet alleen de herinnering aan haar schoonheid levend, maar ook de tijdloze vraag die het duinenverhaal ons stelt:

“Moet wij eerst iets verliezen, vooraleer wij de waarde ervan beseffen?”

 

 

Download scriptie (1.31 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2014
Thema('s)