The EEAS: A Problem Of Representation?

Evi
Bastiaenssens

 

Europese instituties als elite clubjes

Stel je voor; je hebt hard gestudeerd, had uitstekende punten, behaalde één of meerdere universitaire diploma’s, je gelooft in het Europese verhaal, en nu wil je meedingen naar een job bij de een Europese instelling. Op papier lijk je de perfecte kandidaat. Er is echter iets dat je vergeet mee in overweging te nemen; je nationaliteit. Een onderzoek door een Belgische master studente, Evi Bastiaenssens (UA), heeft aangetoond dat de  Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) nog steeds kan gezien worden als een soort elite club van de oude lidstaten, wat leidt tot een onevenwichtige vertegenwoordiging onder het personeel.

Iedereen heeft wel eens het gevoel gediscrimineerd te worden. Het komt voor in allerlei soorten situaties, op alle niveaus van onze samenleving en op basis van een verscheidenheid van karakteristieken. Vooral op de arbeidsmarkt worden vaak kritische verschillen gemaakt tussen mensen. Dit is ook een probleem dat voorkomt in de Europese instellingen, waar de lidstaat waarin je geboren bent blijkbaar bepalend is of je al dan niet een kans maakt op de job. Binnen de EDEO bestaat een potentieel vertegenwoordigingsprobleem tussen enerzijds de burgers van de 15 oude lidstaten, en anderzijds zij van de 12 nieuwe lidstaten.

De EDEO dient als een ministerie van buitenlandse zaken en diplomatieke corps voor de EU, waarbij ze instaat voor de uitvoering van het Gemeenschappelijk Buitenlands & Veiligheid Beleid en andere gebieden van de externe vertegenwoordiging van de EU. Zo speelde deze instelling bijvoorbeeld recent een aanzienlijke rol in de beslissingen omtrent de diplomatieke sancties die moesten worden genomen tegen Rusland omwille van de rol die Putin speelt in de Oekraïense crisis.

Ongelijke cijfers
Het bekomen van een gelijke vertegenwoordiging begint bij een solide selectieprocedure. Het eerste wat dus onderzocht moest worden is de officiële rekruteringsregelgeving, en de hieruit voortkomende personeelssamenstelling. De selectieprocedure voor de gedetacheerde nationale diplomaten bij de EDEO en de hedendaagse personeelssamenstelling werd onderzocht door middel van een gedetailleerde studie van officiële documenten en extra informatie via persoonlijke gesprekken. Hieruit is gebleken dat slechts een klein aantal regels bestaan ​​omtrent het rekruteringsproces binnen de EDEO. Daarenboven zijn deze enkele regels gekenmerkt door vage formuleringen (bv. adequaat, zinvol, enz.) en Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton heeft er slechts een beperkte invloed op. Sommige van de huidige diplomaten zeggen zelfs dat de EDEO enkel nationale gedetacheerde diplomaten aanwerft op junior niveau, wat hun belang en invloed aanzienlijk beperkt. Volgens hen zijn de hogere posities nog steeds voorbehouden voor diplomaten uit de Europese Commissie, die voornamelijk de nationaliteit hebben van één van de oude lidstaten.

Desondanks enkele signalen die zouden wijzen op verbetering, is er vandaag een onevenwichtige formele vertegenwoordiging van de twee groepen lidstaten in de EDEO.

Meer gelijkheid qua ingesteldheid
Het kennen van de harde cijfers schetst echter niet het volledige plaatje. Dit is ook een sociologisch vraagstuk. Het gevoel hebben iets of iemand te vertegenwoordigen is in feite een heel persoonlijke zaak. Ook al bevinden mensen zich in een gelijkaardige situatie, hun interne perceptie ten opzichte van de situatie kan onderling erg verschillen. Er moesten dus twee dingen onderzocht worden.

De EU is opgericht als een overkoepelende institutie, dus de mensen die er werken worden geacht alle Europese burgers te vertegenwoordigen, ongeacht welk land ze oorspronkelijk vandaan komen. Alle gedetacheerde Europese diplomaten zouden zich “Europeaan” moeten voelen, waarbij ze deze belangen prioriteit geven. Daarom is het belangrijk ook de primaire loyaliteit van het EDEO personeel te onderzoeken, wat hun dominante innerlijke standpunt onthult: supranationaal (waarbij de EU op de eerste plaats komt) of intergouvernementeel (waarbij ze nog steeds het meeste belang hechten aan hun land van herkomst). Dit resulteert in een overzicht van welk institutioneel niveau ze oprecht vertegenwoordigen, wat uiteindelijk een antwoord biedt op de vraag of er een vertegenwoordigingsprobleem is binnen de EDEO.

Vanaf dit punt wordt het verhaal positiever, aangezien er blijkbaar een supranationale visie heerst onder het EDEO personeel. De respondenten gingen akkoord met stellingen als “Bij het uitvoeren van mijn job in de EDEO is informatie over nationale standpunten nuttig om zo rekening te kunnen houden met de belangen van alle lidstaten bij het vastleggen van een gemeenschappelijk Europees beleid” en “Europa is een autonoom niveau die op de eerste plaats ontworpen is voor het vinden van beleidsoplossingen in het belang van een gemeenschappelijke Europees goed”.

Wat de respondenten identificeerden als het grootste voordeel van werken binnen de EDEO duidt ook op een positieve houding ten opzichte van het Europese project, wat Europese loyaliteit doet vermoeden. Ze benadrukten voordelen als de mogelijkheid om te kunnen samenwerken met getalenteerde en gemotiveerde mensen met diverse achtergronden, de EU als een waardetoevoegend leerplatform op vlak van buitenlands beleid, de potentiële invloed die ze kunnen uitoefenen op Europees beleid, etc.

Een bepaalde respondent zei zelfs: ‘De EDEO opent deuren tot het hoogste niveau ter wereld, en het is voor mij een eer om Europa op dit niveau te mogen vertegenwoordigen.’

Desalniettemin leidt loyaliteit op het ene niveau niet automatisch tot het verliezen van de loyaliteit ten opzichte van het andere niveau. Beiden kunnen naast elkaar bestaan. Het blijvend bestaan van van de onafhankelijke nationaliteiten op het Europese niveau kan zelfs worden gezien als een voordeel aangezien de kracht van de EU net voortvloeit uit het feit ‘dat er 27 lidstaten zijn die allemaal afzonderlijk hetzelfde liedje zingen, maar met verschillende instrumenten’. De EU combineert wat alle individuele lidstaten gemeenschappelijk hebben, en samen kunnen ze hun stem luider laten klinken op het globale niveau.

Formele ongelijkheid maar in realiteit geen probleem?
De master thesis concludeert dat er een dubbel antwoord bestaat op de onderzoeksvraag “is er een probleem; op vlak van gelijke vertegenwoordiging van de lidstaten binnen de EDEO?” De ongelijke formele verspreiding van de lidstaten binnen de EDEO vormt niet noodzakelijk been bedreiging voor de ondervertegenwoordigde landen, aangezien het merendeel van de gedetacheerde nationale diplomaten een supranationale ingesteldheid zouden hebben. Ze vertegenwoordigen dus de gehele Europese populatie bij het uitoefenen van hun job, ongeacht hun oorspronkelijke nationaliteit.

Maar de aanhoudende kritiek vraagt echter wel om verbetering in de officiële procedures, wat hopelijk leidt tot visuele verduidelijking.

Download scriptie (862.8 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2014