De juridische betekenis en relevantie van secundaire grondstoffen in het Europees, Vlaams, Waals en Brussels afvalstoffenrecht in het verleden, heden en toekomst

Alexander
Meuwissen

De juridische betekenis en relevantie van secundaire grondstoffen in het Europees, Vlaams, Waals en Brussels afvalstoffenrecht   in   het   verleden,   heden   en   toekomst

Masterscriptie, ingediend door Alexander Meuwissen bij het eindexamen voor de graad van Master in de Rechten  - KULeuven

Promotor: Prof. Dr. K. Deketelaere

Vlaanderen gebruikte de afschaffing van de secundaire grondstoffen als opportuniteit om haar pioniersrol inzake afval- en materialenwetgeving te bevestigen en te verstevigen.

Onder invloed van de Europese Kaderrichtlijn 91/156/EG koos Vlaanderen resoluut voor een voortrekkersrol op vlak van de introductie en toepassingsmogelijkheden van “secundaire grondstoffen” en werd het afvalstoffendecreet van 1981 hieromtrent ondermeer in 1994 ingrijpend gewijzigd. De Vlaamse Overheid voorzag met de introductie van het begrip secundaire grondstof om tot een doordacht systeem te komen en stelde uitgebreide uitvoeringsbesluiten op. Met de invoering van de Kaderrichtlijn afvalstoffen 2008/98/EG beoogde de Europese Unie eveneens om het systematische hergebruik, ook wel de levenscyclusanalyse genoemd, integraal deel te laten uitmaken van de vernieuwde wetgeving en werd het begrip secundaire grondstof verruimd tot nuttige toepassing. Door deze levenscyclusvisie zal de Europese Unie een efficiënte recyclingsamenleving worden en zo een duurzame basis leggen voor economische groei.

In de Europese Kaderrichtlijn 91/156/EG is er voor het eerst sprake van het begrip secundaire grondstoffen. Deze Kaderrichtlijn voorziet in de verplichting voor lidstaten om “inspanningen te leveren tot het bevorderen van de vermindering van de geproduceerde afvalstoffen, de behandeling van de afvalstoffen met het oog op recycling en hergebruik en de terugwinning van grondstoffen en/of het winnen van energie uit afvalstoffen”. Aangezien het afvalbeleid in België valt onder de bevoegdheden van de Gewesten, zijn er in België drie parallelle en evenwaardige omzettingen van deze Kaderrichtlijn. Een opmerkelijke vaststelling is echter dat er geen eenduidige definitie van secundaire grondstoffen voorhanden is. Noch de Europese, noch regionale regelgeving voorzien in een definitie.

Een benadering van een mogelijke definitie zou kunnen zijn: Een secundaire grondstof is een stof die vooreerst een afvalstof is en op een later ogenblik deze kwalificatie van afvalstof verliest onder invloed van een behandeling of een proces. Uit deze definitie volgen twee noodzakelijke stappen, namelijk dat een bepaalde stof afval dient te zijn en dat deze afvalstof op een later ogenblik dit afvalkarakter verliest en opnieuw een grondstof wordt, zijnde een secundaire grondstof.

Om te kunnen bepalen wanneer een stof afval wordt en minstens zo belangrijk, of zelf belangrijker, om te kunnen bepalen wanneer het afval ophoudt met afval te zijn, is er behoefte aan een duidelijke definitie van een afvalstof. Afval wordt gedefinieerd als een stof waarvan de houder zich wil ontdoen of moet ontdoen overeenkomstig de wetgeving. Deze definitie is niet zeer duidelijk daar het “zich ontdoen van” een zeer subjectieve invulling kan krijgen. Wat voor het ene bedrijf waardeloos is, kan voor een ander bedrijf een grondstof uitmaken. In Nederland werd initieel zelfs geen definitie van afval opgenomen daar het dergelijke subjectieve invulling had.

In de masterproef wordt uitgebreid toegelicht welke invloed de veranderende Europese definities hebben op regionale regelgeving en hoe de secundaire grondstoffen ontstaan en concreet worden ingevuld doorheen de jaren. De uitdaging ligt erin de maatschappij voldoende te beschermen tegen afvalstoffen, maar op tegelijk voldoende ruimte te laten voor bedrijven en andere economische spelers om flexibel te kunnen omspringen met de materialen noodzakelijk bij hun productieprocessen.

Vlaanderen koos resoluut voor een voortrekkersrol in dit hele verhaal en onder invloed van de Europese Kaderrichtlijn 91/156/EG werd het afvalstoffendecreet van 1981 ingrijpend gewijzigd in 1994. De Vlaamse Overheid voorzag in de introductie van het begrip secundaire grondstof en stelde uitgebreide uitvoeringsbesluiten op om tot een doordacht systeem te komen.

Met de invoering van de Kaderrichtlijn afvalstoffen 2008/98/EG wilde de Europese Unie haar regelgeving verbeteren en verduidelijken. Het systematische hergebruik, ook wel de levenscyclusanalyse genoemd, maakte integraal deel uit van deze vernieuwde wetgeving. Door deze levenscyclusvisie zal de Europese Unie een efficiënte recyclingsamenleving worden en zo een duurzame basis leggen voor economische groei. Voorts wil Europa op termijn minder afhankelijk worden van de import van grondstoffen, dit kan alleen verwezenlijkt worden door duurzaam om te springen met de materialen en dus ook het afval waarover we beschikken.

In deze meest recente richtlijn komt het begrip secundaire grondstoffen echter niet langer voor, maar wordt het als onderdeel opgenomen in de definitie van nuttige toepassing. Vlaanderen wenste de voortrekkersrol te behouden en verving het Afvalstoffendecreet door het Materialendecreet en het daaruit volgende uitvoeringsbesluit VLAREMA.

Het begrip secundaire grondstof werd binnen dit Materialendecreet niet langer opgenomen, maar de visie achter de secundaire grondstoffen bleef bestaan en kreeg door de herbenoeming als nuttige toepassing zelfs een centrale plaats. Sinds het ontstaan van afvalstoffenrichtlijnen op Europees niveau heeft het Vlaamse Gewest meermaals haar rol als pionier kracht bijgezet. Dit laatste wordt duidelijk aangetoond wanneer de vergelijking met de andere Gewesten en Nederland onder de loep genomen wordt.

Deze masterscriptie behandelt enerzijds op een gestructureerde wijze de evolutie van het begrip secundaire grondstof doorheen de verschillende wetgevende kaders, zijnde de opeenvolgende Europese kaderrichtlijnen en haar omzettingen door de bevoegde overheden, en anderzijds wordt de aanzet die Europa probeert te geven tot het creëren van een draagvlak voor de geplande toekomstgerichte ontwikkelingen op vlak van een recyclingsamenleving besproken. Om hiertoe te komen werd een uitbreiding van de ladder van Lansink ingevoerd en werden er een aantal nieuwe begrippen zoals einde-afvalfase, materiaalkringlopen en grondstofverklaringen geïntroduceerd. Deze begrippen worden dan ook met het oog op de toekomstige benaderingen in dit werk toegelicht. Indien een afvalstof opnieuw een materiaal wordt brengt dit op zich ook verplichtingen mee zoals het naleven van de REACH en CLP-voorschriften.

Vlaanderen is erin geslaagd om de door haar ingenomen voortrekkersrol op vlak van definitie en toepassingsmogelijkheden van secundaire grondstoffen in de nieuwe Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen 2008/98/EG voortgezet te zien door de verruiming naar nuttige toepassing. Deze mastersciptie, waarbij de evolutie van het begrip secundaire grondstof  doorheen de verschillende wetgevende kaders op gestructureerde wijze behandeld wordt, geeft de ontwikkelingen op Europees en Gewestelijk vlak weer die voor Vlaanderen onmiskenbaar geleid hebben tot de invoering van het Materialendecreet en het daarbij horende uitvoeringsbesluit VLAREMA

Download scriptie (466.89 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2013