Een hedendaags, criminologische analyse van Foucaults functionalistische theorie van de gevangenis

Maartje
De Schutter

 

Vandaag de dag is het gevangeniswezen, en meer algemeen de wijze van bestraffing in de laat-moderne, kapitalistische samenleving, een veelbesproken onderwerp. Niet alleen wordt het falen van de gevangenis ten opzichte van haar strafrechtelijke doelstellingen gaandeweg steeds meer erkend, opvattingen over hoe de gevangenis er wel zou moeten uitzien, worden steeds vaker het voorwerp van een breed publiek debat, waarbij de nadruk meestal ligt op langer en zwaarder sanctioneren.

Vooraleer men overgaat tot het conceptualiseren van een alternatief gevangenisbeleid (of eventueel een strafbeleid zonder de mogelijkheden van detentie) is het echter belangrijk dat men het huidige gevangeniswezen en de krachten die er spelen analyseert en bestudeert. De bestraffingssociologie leert ons immers dat concrete strafsystemen steeds een complexe maatschappelijke functie hebben die de doelstelling van criminaliteitsbestrijding overstijgt. Men kan de gevangenis, en bij uitbreiding een alternatief strafbeleid, met andere woorden niet conceptualiseren zonder deze te plaatsen in haar breder maatschappelijk kader.

Michel Foucault, een zeer originele en provocerende denker, heeft met betrekking tot dit onderwerp een heel belangrijke bijdrage geleverd met zijn lijvige boek ‘Surveiller et punir’ uit 1975. In dit werk tracht Foucault de toenmalige situatie van de gevangenis te duiden door de historische condities bloot te leggen die deze instelling tot stand hebben gebracht. Hierbij is het voornamelijk zijn bedoeling om de courante, hervormingsgezinde geschiedschrijvingen van de gevangenis te problematiseren en te destabiliseren.

Zo gelooft Michel Foucault niet dat het concept van de detentie ontstaan is als een zuiver en ideaaltypisch principe waar iedereen zich in kon vinden en dat slechts later gecorrumpeerd is geworden. Integendeel, hij stelt dat de detentie onmiddellijk vergezeld ging van een aantal kritieken en hervormingsvoorstellen die tot op heden nog steeds worden herhaald bij de periodieke crisissituaties in het gevangeniswezen. In de praktijk stelt Foucault echter een onvermogen en/of een onwil vast om aan deze kritieken en hervormingsvoorstellen daadwerkelijk tegemoet te komen.

In ‘Discipline, toezicht en straf. De geboorte van de gevangenis’ tracht Michel Foucault voornamelijk te achterhalen waarom men niet in staat en/of bereid is om op deze ogenschijnlijk falende instelling passend te reageren. Michel Foucault ontwikkelt hierbij een functionalistische visie op het gevangeniswezen en zoekt zijn verklaring in de latente bijdrage die de gevangenis levert aan het in stand houden van de sociale structuur van de moderne, kapitalistische samenleving. Deze latente bijdrage (of ‘functie’) van de gevangenis ziet Foucault voornamelijk in het feit dat de gevangenis, en meer algemeen het strafbeleid, niet bestemd is om de overtredingen te bestrijden, maar veeleer om de diverse illegale activiteiten van de lagere sociale klassen economisch bruikbaar en politiek minder gevaarlijk te maken.

De gevangenis vormt met andere woorden, naast ondermeer de politie en de menswetenschappen, een essentiële schakel in een globaal netwerk van discipline en toezicht. Dit alles maakt volgens Foucault deel uit van de overheersingsstrategie van de dominante klassen. Michel Foucault besluit dan ook dat we het strafrecht (met de politie als hulpmiddel en de gevangenis als strafinstrument) niet moeten beschouwen als een systeem dat bedoeld is om alle illegale praktijken te vervolgen en daarbij de delinquentie als onverteerbare rest achterlaat. Het falen van de gevangenis, en bij uitbreiding het falende strafrechtelijke beleid, vormt een structureel kenmerk van de strafmechanismen in de moderne maatschappij. Bijgevolg is de inertie van de gevangenisinstelling volgens Foucault niet nieuw, noch is zij het effect van een verstarring of een geleidelijke verschuiving van de macht.

Uiteraard zag Michel Foucault dit niet als voor eens en voor altijd bereikte resultaten. Zo haalde hij op het einde van zijn werk immers twee essentiële ontwikkelingen aan: enerzijds het ontstaan van criminaliteitsvormen op nationale en internationale schaal en anderzijds een uitbreiding van de disciplinerende netwerken. Deze ontwikkelingen waren volgens hem in staat het gebruik van de gevangenis te beperken en het interne functioneren van de staat te veranderen. Het echte probleem in onze huidige samenleving is volgens Michel Foucault dan ook niet zozeer het ontbreken van een alternatief voor de gevangenis, maar het stijgende aantal normaliserende en disciplinerende instellingen en dispositieven.

Deze functionalistische theorie van de gevangenis wordt echter niet door iedereen zomaar aanvaard. Vooral Foucaults stellingen met betrekking tot het disciplinaire karakter van de moderne samenleving worden vaak betwist. In wezen hebben critici zijn relaas betwist met betrekking tot waar en wanneer bepaalde strafrechtelijke veranderingen zich voordeden, alsook de mate en de oriëntatie van deze veranderingen. Ook het negeren van aspecten van bestraffing die geen uiting zijn van machtsgeilheid en van controle over subjecten, alsmede het naar voren schuiven van geheime functies als antwoord op het zogenaamde falen van de gevangenis, worden Foucault ten laste gelegd. Deze kritieken hangen natuurlijk allemaal in belangrijke mate met elkaar samen.

Ondanks deze kritieken heeft Foucaults werk toch een enorme impact gehad op de sociale geschiedschrijving van de bestraffing, en vervolgens op de politieke agenda in de meeste Westerse landen vanaf de jaren zeventig. Tegelijkertijd heeft het ook een aanzienlijk aantal mensen in de praktijk van het strafrecht en de sociale-controle diensten beïnvloed. Foucaults theorie van de gevangenis bood immers een nieuw en zeer werkbaar perspectief, waarbij de gevangenis werd opgevat als een sociaal en politiek fenomeen, onherroepelijk gekleurd door de belangen en strategieën van de machtsgroepen in de samenleving. Vele wetenschappers zijn dan ook verder gegaan op dit Foucaultiaanse pad, ondermeer om het huidige karakter van de samenleving en de verschillende vormen van criminaliteitscontrole en bestraffing beter te duiden.

Desondanks gaan er tegenwoordig stemmen op om in de toekomst de bestraffingssociologie verder te ontwikkelen zonder Foucault. Enerzijds gebeurt dit uit de angst dat deze wetenschap zich slechts zou vastpinnen op het sociale-controle perspectief, anderzijds omdat bepaalde wetenschappers oordelen dat Foucaults inzichten en concepten in onze huidige samenleving achterhaald zijn. Men kan zich echter afvragen of het wel gerechtvaardigd is om het Foucaultiaanse, kritische perspectief nu reeds af te schrijven, vooraleer het ten volle tot ontwikkeling is kunnen komen en zich heeft kunnen vestigen in de criminologie. Temeer daar Foucault met zijn theorie op een aantal evoluties in de samenleving geanticipeerd had.

Men kan dan ook op overtuigende wijze aantonen dat Foucault vandaag nog zeer relevant voor de criminologie is, en kan zijn, ondermeer om vanuit zijn gedachtegoed het huidige strafbeleid mee vorm te geven. Deze conceptuele bruikbaarheid moet echter wel bewust worden afgewogen, aangezien de recente transformaties in de samenleving Foucaults inzichten uit de jaren zeventig niet onberoerd hebben gelaten. Dit betekent dat we Foucaults concepten en ideeën moeten aanpassen aan het huidige tijdskader. Hierbij mogen we echter niet blind zijn voor de vernieuwende concepten die huidige, kritische denkers ons aanbieden. We moeten dan ook proberen om enerzijds de Foucaultiaanse inzichten te vernieuwen en anderzijds de nieuwe, kritische concepten meer Foucaultiaans te maken. Bovendien kan men ook niet nalaten om hierbij bepaalde kritieken vanuit feministische en postkoloniale theorieën, die Foucault op een nogal onverschillige wijze naast zich heeft neergelegd, aan te kaarten.

Desondanks kan men oordelen dat Foucault, als persoon, ongeacht het tijdskader, altijd een zekere relevantie in zich draagt. Michel Foucaults teksten doen immers meer dan kennis bijbrengen, zij helpen ons ook om ons intellectueel te oriënteren, om ons bij te staan in onze eigen ontwikkeling, zonder normaliserende invloeden, en om te voorkomen dat ons denken zich vastzet in vaste categorieën en welomlijnde analyses. Kortom, Foucaults persoon en denkwijze biedt ons een interessante intellectuele invalshoek in een tijd waarin moeilijke debatten worden gereduceerd tot populaire verkiezingsitems.

Download scriptie (534.18 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2006