Waait de shareholder primacy-idee via het Hof van Cassatie definitief naar België over?

Margo
Osier

Waait de shareholder primacy-idee via het Hof van Cassatie definitief naar België over?

De hegemonie van de aandeelhouder onder vuur

Met welke partijen dient het bestuur van een vennootschap rekening te houden in zijn besluitvorming? Is het sociaal acceptabel, economisch effectief en juridisch gerechtvaardigd dat het bestuur van vennootschappen volledig bepaald wordt door het optimaliseren van de opbrengst voor de aandeelhouders? Of moet er ook rekening gehouden worden met de andere belanghebbende partijen zoals werknemers en leveranciers, de zogenaamde stakeholders?

Deze vragen zijn natuurlijk niet nieuw, maar ze werden door een aantal gebeurtenissen, crisissen en schandalen uit de laatste twee decennia, wel weer brandend actueel. 

Rond de eeuwwisseling won een Anglo-Amerikaanse aandeelhouder-gecentreerde of shareholder primacy-visie op goed bedrijfsbestuur aan momentum en aanzien. Waar toen nog werd verkondigd dat dit bestuursmodel succes boekte en de Europese modellen naar deze aanpak toe zouden groeien, werden zijn inhoud en grondslagen slechts enkele jaren later steeds meer in vraag gesteld. Een cascade aan implosies van referentievennootschappen aan beide kanten van de Atlantische Oceaan aan het begin van deze eeuw en de ondergang van grote banken als Northern Rock en Lehman Brothers brachten de tekortkomingen van het zo gepropageerde Anglo-Amerikaanse systeem immers onder de aandacht. Hierdoor verloren de investeerders hun vertrouwen en werd de aanzet gegeven tot een ingrijpende herziening van de “rules of the corporate game”.

De gebeurtenissen die het financiële systeem in de herfst van 2008 wereldwijd aan de rand van de afgrond brachten, leidden ook in Europa tot een stroomversnelling in de reflectie omtrent het bestuur en het wezenlijke doel van vennootschappen. Dit debat is tot op de dag van vandaag overal ter wereld aan de orde en nog steeds wordt er in verschillende rechtsstelsels gezocht naar een antwoord op deze netelige en dringende vragen.

De Belgische stem in het debat

Ook in België is dit debat al sinds jaren aan de gang. In ons rechtsstelsel wordt de discussie gevoerd aan de hand van de notie van het vennootschapsbelang, een sleutelconcept maar tevens ook notoire blanco-norm binnen het vennootschapsrecht. Dit concept leidt zowel tot onzekerheid als tot oeverloos debat onder rechtsgeleerden en -practici. Deze discussie wordt sterk gekenmerkt door een polarisatie tussen een enge en een ruime opvatting.

De shareholder primacy-visie en de ruimere stakeholderbenadering, die ook andere partijen met een belang bij de vennootschap in aanmerking neemt, komen overeen met de enge, resp. de ruime opvatting omtrent het vennootschapsbelang in de Belgische context.  

Welke visie overheerst er bij ons en wat is bijgevolg het standpunt van België in dit wereldwijde debat? Hoe beïnvloedt het Hof van Cassatie het antwoord op deze vragen? Dat zijn de kwesties die centraal staan in dit thesisonderzoek.

Op 28 november 2013 deed het Hof van Cassatie immers een opmerkelijke uitspraak waarin het voor het eerst een duidelijke omschrijving gaf van het vennootschapsbelang. Of met dat arrest ook daadwerkelijk een einde gemaakt wordt aan de niet-aflatende discussie ter zake, is vooralsnog onduidelijk. Voor een goede inschatting van de concrete impact die deze beslissing op het Belgische vennootschapsrecht zal hebben, moet allicht haar navolging afgewacht worden.

Desalniettemin kan toch – zij het met de nodige reserves – gesteld worden dat door deze uitspraak een model voor goede bedrijfsvoering van het zgn. enlightened shareholders-type in België werd geïntroduceerd. Deze “zachtere” shareholder primacy-aanpak, ook wel aangeduid als de “modern enge” opvatting omtrent het vennootschapsbelang, vertoont opvallende gelijkenissen met het Britse model dat daar in 2006 werd ingevoerd.

Een belangrijke parallel tussen het Belgische en het Britse model is het behoud, of eerder de uitdrukkelijke bevestiging van een aandeelhouder-gecentreerde visie. Zowel in België als in het Verenigd Koninkrijk wordt aan deze basisidee bovendien een nieuwe dimensie toegevoegd die een enlightened element in zich draagt, nl. de aandacht voor bepaalde stakeholders en hun belangen die, al dan niet openlijk, van het vennootschapsbestuur verwacht wordt.

Ondanks deze belangrijke nieuwe nuancering wordt snel duidelijk dat men in geen van beide landen al te ver afdrijft van de shareholder primacy-idee maar veeleer dicht bij de klassieke Anglo-Amerikaanse opvatting blijft. Wel valt op dat de visie op deze materie in België en in het Verenigd Koninkrijk, uitgerekend een van de meest invloedrijke spelers uit de Angelsaksische wereld, dichter naar elkaar toe groeien.

Hoewel we dus duidelijk trouw aan het shareholder primacy-denken vaststellen, althans in theorie, komen we in deze thesis tot een merkwaardige vaststelling.

Bij een denkoefening werden de drie hoofdopvattingen omtrent het vennootschapsbelang op concrete casussen toegepast. Daarbij leidde de modern enge, enlightenend omschrijving van het vennootschapsbelang (volgens het Hof van Cassatie) tot hetzelfde nettoresultaat als de toepassing van de ruime opvatting die nota bene als de evenknie van de stakeholdertheorie in België gezien kan worden. De verklaring voor dit resultaat ligt in het gegeven dat de partijen waarmee het vennootschapsbestuur volgens de modern enge en de ruime opvattingen rekening moet houden, in feite dezelfde zijn. Dit verklaart meteen ook waarom de klassiek enge definitie in de praktijk wel tot een verschillend resultaat leidt.

Deze bevinding leidt weliswaar niet tot een onomstotelijke conclusie, maar zij geeft zeker wel een nieuwe wending aan de lopende discussie.

Naar het vennootschapsbestuur van de toekomst

Het is onduidelijk hoever de invloed van deze “zachtere” shareholder primacy-visie op vennootschapsbestuur, voorgestaan door het Hof van Cassatie, op het Belgische vennootschapsrecht zal reiken. Ook het concrete effect op de positie van België in het wereldwijde debat omtrent de rol en de macht van de aandeelhouder staat vandaag niet vast. Wat wel vaststaat is het feit dat enkel duurzame en efficiënte vennootschappen in de toekomst stand zullen houden. Vennootschapsbesturen overal ter wereld zagen zich dan ook genoodzaakt om de bestaande mentaliteit reeds te veranderen en vennootschappen te creëren die duurzaam zijn en economisch, ethisch en sociaal verantwoord.  

De aanzet die het Hof van Cassatie in deze materie heeft gegeven is zeker en vast een stap in de goede richting. Nu is het enkel nog afwachten of dit arrest de nodige navolging zal krijgen in de rechtspraak en de rechtsleer en zodoende werkelijk de bakens uit zal zetten voor een meer inclusief vennootschapsbestuur.

Download scriptie (1.02 MB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Prof. dr. Alain François