Het bouwblok en quality of life: een typologie van de Antwerpse leefomgeving op basis van een sliding neighbourhood-benadering

Kasper
Cockx

DE KWALITEIT VAN JE LEVEN IN HET 21STE-EEUWSE GEGEVEN

Moet het nog gezegd worden dat de manier waarop de mens de laatste decennia met de Aarde omspringt kwalijke gevolgen heeft en dreigt te hebben voor de wereld waarin we leven? Met het groeiende wetenschappelijke onderzoek naar deze problematiek nam namelijk ook het milieubewustzijn in de maatschappij de laatste jaren toe, zodat er geen week voorbijgaat of kranten en nieuwssites berichten over groene energie, het verdwijnen van bossen, de opwarming van de aarde, protesten tegen omstreden oliepijpleidingen, enz.

Waar dat we bovenstaande zaken bij momenten zouden kunnen afdoen als een “ver-van-ons-bed”-show, is het dat helemaal niet wanneer we ons richten op de directe omgeving waarin we wonen en leven. Want ook in de onmiddellijke buurt spelen zich processen af die een negatieve impact hebben op ons dagelijks leven. Zo zorgt de toenemende verstedelijking van steden over heel de wereld voor het inpalmen van het platteland, het verdwijnen van groen en een alsmaar stijgende bevolking, wat een negatieve invloed heeft op het milieu en de levensomstandigheden in de stad. De druk die op deze manier op stedelijke gebieden wordt uitgeoefend kan m.a.w. de levenskwaliteit van de inwoners in gevaar brengen. Het beleid van veel steden spitst zich daarom de laatste jaren steeds meer toe op het beschermen en verbeteren van wat in de wetenschappelijke literatuur omschreven wordt als de “quality of life” (vaak afgekort als QoL). Want een duurzame stad gaat hand in hand met een bevolking die een kwaliteitsvol leven kan leiden.

“Quality of life” in de gemeente Antwerpen

In een studie aan de Katholieke Universiteit Leuven en de Vrije Universiteit Brussel werd de gemeente Antwerpen uitgekozen om haar QoL te bestuderen. Hierbij werd ervoor gekozen om na te gaan wat er zich afspeelt binnen het gebied, aangezien het niet realistisch is dat alle inwoners van een gemeente over dezelfde levenskwaliteit beschikken: er zijn altijd zones die goed scoren en delen die minder goed scoren. Nochtans werd in het onderzoek naar QoL tot nu toe bijna steeds uitsluitend één globale score per stad of per land berekend, zonder aandacht te besteden aan de altijd aanwezige interne verschillen.

Om deze interne verschillen in Antwerpen zo nauwkeurig mogelijk te kunnen evalueren, werd het onderzoek uitgevoerd op het ruimtelijk gedetailleerde niveau van de buurten. Op deze manier kon de QoL berekend worden op de schaal waarop een individuele stadsinwoner zijn levenskwaliteit ervaart, nl. binnen de onmiddellijke omgeving van zijn woning.

Om te beginnen was het belangrijk om een geschikte methode te vinden om het veelzijdige en complexe begrip van “quality of life” te beoordelen voor een buurt. Spreek op straat tien mensen aan en ze zullen elk een verschillend antwoord geven op de vraag wat de kwaliteit van het leven in hun buurt bepaalt. Om daarom een zo volledig mogelijk beeld van QoL te proberen schetsen werden in totaal 24 indicatoren gedefinieerd om te kijken hoe het in elke buurt gesteld is met de bebouwde en groene ruimte, in welke mate er beroep gedaan kan worden op verschillende soorten voorzieningen (cultuur, sport, onderwijs, openbaar vervoer …) en wat de socio-economische toestand van haar bewoners is.

In een volgende stap werden de buurten gegroepeerd op basis van gelijkaardige kenmerken voor de hierboven beschreven QoL-indicatoren. Hieruit kwamen negen verschillende groepen naar voren met specifieke QoL-eigenschappen. De groep die o.a. uit Linkeroever en Luchtbal bestaat beschikt over de beste kwaliteit van de fysieke omgeving (veel groen, weinig verharde oppervlakken en straten en woningen in goede staat).  De buurten van de rijkere woongebieden buiten de Antwerpse Ring komen in twee groepen terecht, waarbij de ene groep de meeste sportvoorzieningen van de gemeente Antwerpen op zijn naam mag schrijven, terwijl de andere groep heel slecht scoort op sport, winkelvoorzieningen, openbaar vervoer en recreatie.

Kijken we naar de stad Antwerpen zelf, dan stellen we vast dat ook hier duidelijk onderscheiden groepen voorkomen die gelinkt kunnen worden aan gekende delen van de stad. De etnische buurten rond het Centraal Station (waar veel joden, Aziaten en Noord-Afrikanen wonen) scoren goed qua openbaar vervoer, winkelvoorzieningen, basisscholen en jeugdinfrastructuur. Wat de dichtbevolkte volksbuurten in Stuivenberg en Borgerhout en de oude kernen van Hoboken, Deurne en Merksem betreft, gaat het hier om buurten met lagere inkomens, een slechtere wooninfrastructuur, weinig groen en een gebrekkig aanbod aan basisscholen en jeugdvoorzieningen. Het zuiden van de binnenstad met woonwijken voor de middenklasse kan eveneens geen goede kwaliteit van de fysieke omgeving voorleggen en valt enkel met zijn winkels en openbaar vervoer positief op. De buurten rond de Meir met overwegend economische en administratieve functies kunnen dan weer beroep doen op een groot aanbod aan basisscholen en jeugdinfrastructuur.

In een laatste fase van de studie werd ten slotte nagegaan of er verbanden bestaan tussen enerzijds de bekomen QoL-typering van de gemeente Antwerpen en anderzijds de demografische samenstelling en het ruimtegebruik van de buurten. Hieruit bleek dat er voor bepaalde zones opvallende tegenstellingen bestaan tussen de concentraties aan min-18-jarigen en 65-plussers en de voor deze doelgroepen bestemde voorzieningen: zo wonen in de volksbuurten van Stuivenberg en Borgerhout bv. de meeste jongeren, maar komen daar net het minste aantal basisscholen en jeugdvoorzieningen voor.      

Daarnaast werd ook vastgesteld dat buurten met een minstens even grote commerciële als woonfunctie over een uitgebreid aanbod aan bepaalde soorten voorzieningen beschikken. Naast de vele basisscholen en jeugdvoorzieningen rond de Meir werd bv. ook opgemerkt dat in het Historisch Centrum en Sint-Andries, waar relatief weinig mensen wonen, toch opvallend veel cultuurcentra, feestzalen en recreatiemogelijkheden terug te vinden zijn.

Blik naar de toekomst

De bevindingen van deze studie mogen niet gezien worden als het eindpunt, maar moeten noodzakelijkerwijze het startschot vormen voor verder onderzoek. Aangezien deze studie zich voornamelijk concentreerde op objectief meetbare verschijnselen, dient er in de toekomst meer aandacht te gaan naar de meningen en gevoelens van de inwoners zelf. Hierbij kan eventueel onderscheid gemaakt worden tussen kinderen, tieners, adolescenten, volwassenen en (zeker gezien de toenemende vergrijzing) bejaarden, maar ook tussen etnische groepen, aangezien verschillende culturen verschillende eisen kunnen stellen aan de kwaliteit van hun leven.

Het is in ieder geval essentieel dat het QoL-onderzoek steevast tot concrete maatregelen op het beleidsniveau leidt. Want in een constant veranderende wereld waarin slechts weinig marge meer rest op haar draagkracht, hebben we geen andere keuze dan kort op de bal te spelen om iedereen een aangenaam en kwaliteitsvol leven te (blijven) gunnen.