Determinanten van octrooiaanvragen in België

Kim
Van Dijck

Bedrijfskenmerken van Belgische octrooiaanvragers

Het doel van dit onderzoek is om te kijken of er specifieke kenmerken zijn die steeds terugkomen bij bedrijven die een octrooi aanvragen in België. Uit het onderzoek blijkt dat bedrijven die een (of meerdere) dochterondernemingen in het buitenland bezitten, een grotere kans vertonen om een octrooi aan te vragen. Ook bedrijven die in het Vlaamse Gewest gevestigd zijn, vertonen een hogere waarschijnlijkheid om een octrooi aan te vragen, in vergelijking met bedrijven die gevestigd zijn in het Waalse of Brussels hoofdstedelijk Gewest.

Octrooiaanvragen geven een beeld van het onderzoek en de ontwikkeling die in een bepaald land, binnen een bepaalde periode, wordt uitgevoerd. Octrooiaanvragen zijn een betrouwbare bron van informatie, omdat ze worden vrijgegeven door de overheid. Daarnaast bevat elke octrooiaanvraag informatie over wie het octrooi juist heeft aangevraagd en voor welke uitvinding men het octrooi wil verkrijgen. Het onderzoek maakt gebruik van de octrooiaanvragen die door bedrijven zijn ingediend in België, tussen 2005 en 2008. In totaal zijn er over deze vier jaren 2595 octrooiaanvragen ingediend, zowel door bedrijven als particulieren. In dit onderzoek zal er enkel gewerkt worden met de aanvragen die door bedrijven zijn ingediend, omdat de focus op bedrijfskenmerken ligt. In totaal wordt er gewerkt met de aanvragen van 109 verschillende bedrijven. Wanneer de informatie op de octrooiaanvragen wordt gekoppeld aan een database met specifieke financiële en bedrijfsinformatie, kan er onderzocht worden welk type bedrijven nu juist een octrooi aanvragen en wat de kenmerken zijn van deze bedrijven. Dit geeft dan weer een beeld over welke ondernemingen aan onderzoek en ontwikkeling doen in België en dus verantwoordelijk zijn voor de Belgische innovatie. Dit kan onze beleidsmakers helpen bij het ontwikkelen van een lange termijn beleid of fiscale voordelen om onderzoek en ontwikkeling te stimuleren. Wanneer bijvoorbeeld blijkt dat enkel grote bedrijven een octrooi aanvragen, kan er onderzocht worden waarom kleine bedrijven een lagere kans op een octrooiaanvraag vertonen. Het kan zijn dat deze kleinere bedrijven geen interesse hebben om aan O&O te doen maar het is ook mogelijk dat ze niet de mogelijkheden hebben om een octrooi aan te vragen. In dit onderzoek worden bedrijven die een octrooi hebben aangevraagd, vergeleken met bedrijven die dit niet hebben gedaan. Voor elk bedrijf dat een octrooi heeft aangevraagd tussen 2005 en 2008, wordt een gelijkaardig bedrijf gezocht dat geen octrooi heeft aangevraagd. De selectie van deze gelijkaardige bedrijven gebeurt op basis van het totaal actief en de sector waarin het bedrijf dat een octrooi aanvraagt actief is. Bij de vergelijking van de twee groepen van bedrijven staan volgende bedrijfskenmerken centraal: schuldgraad, winstgevendheid, regio, leeftijd, beursnotering, grootte, buitenlandse dochterondernemingen, buitenlandse aandeelhouders, sector, gemiddeld loon en arbeidsproductiviteit. Deze bedrijfsspecifieke kenmerken kunnen bepalend zijn voor de mogelijkheden van een onderneming om aan onderzoek en ontwikkeling te doen. Dit vormt ook het unieke aspect van dit onderzoek. In voorgaande onderzoeken lag de focus op macro-economische variabelen zoals het bevolkingsaantal of belastingspercentage in een bepaald land. Dit onderzoek focust op bedrijfskenmerken, de zogenaamde micro-economische kenmerken. De reden hiervoor is dat macro-economische kenmerken identiek zijn voor alle bedrijven die in hetzelfde land actief zijn. Zo wordt elk bedrijf dat in België actief is aan hetzelfde belastingpercentage onderworpen en moet het op dezelfde arbeidsmarkt op zoek naar personeel. Toch doet niet elke onderneming in ons land aan onderzoek en ontwikkeling. Een verschil in bedrijfsspecifieke kenmerken kan hier een mogelijke oorzaak van zijn. Uit het onderzoek blijkt dat bedrijven die een of meer dochterondernemingen hebben in het buitenland, een hogere kans vertonen op het aanvragen van een octrooi. Bedrijven dienen hun eerste octrooiaanvraag meestal in in het land waar het onderzoek heeft plaats gevonden. Bij een groep van bedrijven wordt de afdeling onderzoek en ontwikkeling meestal gelokaliseerd in het moederland en zal de eerste octrooiaanvraag dus in dit land worden ingediend. Ook de regio waar het bedrijf gevestigd is, heeft een invloed op de waarschijnlijkheid van een octrooiaanvraag. Bedrijven die gevestigd zijn in het Vlaamse Gewest vertonen een grotere kans op een octrooiaanvraag in vergelijking met bedrijven die in het Waalse of Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigd zijn. Andere bedrijfsspecifieke kenmerken zoals schuldgraad of grootte hebben weinig tot geen invloed op de waarschijnlijkheid dat een bedrijf een octrooi aanvraagt. Toch moet er rekening worden gehouden met het feit dat dit onderzoek slechts octrooiaanvragen van vier verschillende jaren gebruikt. Wanneer er met octrooiaanvragen van meerdere jaren wordt gewerkt, zouden de resultaten eventueel anders en meer representatief kunnen zijn. Het was ook niet mogelijk om alle bedrijven te identificeren die gedurende deze vier jaar een octrooi hebben aangevraagd. Ondanks deze beperking biedt dit onderzoek toch een goede indicatie van de bedrijven die aan R&D doen in België. Aangezien dit onderzoek vrij uniek is, zijn er veel verschillende mogelijkheden voor verder onderzoek. Zo kan er meer rekening worden gehouden met bedrijven die meerdere octrooien aanvragen per jaar, werken met octrooiaanvragen van bijvoorbeeld de laatste 10 jaar of verschillende landen vergelijken. Er kan ook onderzocht worden waarom bedrijven die gevestigd zijn in het Vlaamse Gewest en/of buitenlandse dochterondernemingen bezitten, een verhoogde kans op een octrooiaanvraag vertonen. Deze informatie kunnen beleidsmakers dan gebruiken bij het uitwerken van het toekomstige fiscale beleid en fiscale voordelen voor onderzoek en ontwikkeling.

Er kan dus geconcludeerd worden dat er twee belangrijke bedrijfskenmerken zijn die een invloed hebben op de waarschijnlijkheid van een octrooiaanvraag: het al dan niet hebben van dochterondernemingen in het buitenland en het gewest waar het bedrijf is gevestigd. Andere bedrijfskenmerken zoals schuldgraad, leeftijd,… hebben weinig tot geen invloed op de kans dat een bedrijf een octrooi aanvraagt. 

Bibliografie

Almus, M., & Czarnitzki, D. 2001. The effects of public R&D subsidies on firms’

Innovation activities: the case of eastern Germany, ZEW Discussion Papers: No 01-10: Centre For European Economic Research.

Antoniou, A., Guney, Y., & Paudyal, K. 2006. The determinants of debt maturity

structure: evidence from France, Germany and the UK. European Financial Management, 12(2): 161-194.

Archibugi, D. 1988. In search of a useful measure of technological innovation (to make

economists happy without discontenting technologists). Technological forecasting and social change, 34(3): 253-277.

Archibugi, D., Evangelista, R. & Simonetti, R. 1995. Concentration, firm size and

innovation: evidence from innovation costs. Technovation, 15(3): 153-163.

Archibugi, D. & Pianta, M. 1996. Measuring technological change through patents and

innovation surveys. Technovation, 16(9): 451-468.

Autant-Bernard, C. 2006. Where Do Firms Choose to Locate Their R&D? A Spatial Conditional Logit Analysis on French Data. European Planning Studies, 14(9): 1187-1208.

Becker, W. & Dietz, J. 2004. R&D cooperation and innovation activities of firms –

Evidence for the German manufacturing industry. Research Policy, 33(2): 209 – 223.

Becker, B., & Pain, N. 2003. What determines industrial R&D expenditure in the UK?

National institute of Economic and Social Research, Londen.

Bérubé, C., & Mohnen, P. 2009. Are firms that receive R&D subsidies more innovative? Est-ce que les entreprises qui reçoivent des subventions pour leur R&D sont davantage innovatrices? Canadian Journal of Economics/Revue canadienne d'économique, 42(1): 206-225.

Bond, S., Harhoff, D., & Van Reenen, J. 1999. Investment, R&D and Financial

Constraints in Britain and Germany, Institute for Fiscal Studies Working Paper: Working Paper No. W99/05: Institute for Fiscal Studies.

Bureau Van Dijk, 2013. Overview.

http://www.bvdinfo.com/Products/Company-Information/National/Bel-First…

Busom, I. 1999. An empirical evaluation of the effects of R&D subsidies, Burch Center

Working Paper Series: Working Paper No. B99-05: Burch Center.

Choi, C., Kim, S. & Park, Y. 2007. A patent-based cross impact analysis for quantitive

estimation of technological impact: the case of information and communication

technology. Technological Forecasting and Social Change, 74(8): 1296-1314.

Czarnitzki, D., & Fier, A. 2002. Do innovation subsidies crowd out private investment?

Evidence from the German service sector, ZEW - Centre for European Economic Research Discussion paper: No. 02-04: Centre for European Economic Research.

Czarnitzki, D., Hanel, P., & Rosa, J. M. 2011. Evaluating the impact of R&D tax credits on innovation: A microeconometric study on Canadian firms. Research Policy, 40(2): 217-229.

Dernis, H., Guellec, D., & Van Pottelsberghe de la Potterie, B. 2001. Using patent

Counts for cross-country comparisons of technology output. OECD, STI Review No. 27: 129-146.

Dumont, M., & Teirlinck, P. 2010. Lissabon 10 jaar later: de evolutie van de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling in België vergeleken met andere EU-landen, working paper 20-10: Federaal Planbureau.

Dumont, M. 2012. De impact van subsidies en fiscale voordelen op onderzoek en ontwikkeling van ondernemingen in België (2001-2009). Federaal Planbureau working paper 8-12.

Ernst, C., & Spengel, C. 2011. Taxation, R&D Tax Incentives and Patent Application in

Europe, ZEW - Centre for European Economic Research Discussion Paper No. 11-024: Centre for European Economic Research.

FOD Financiën. 2013a. NACE-BEL. Activiteitennomenclatuur.

http://economie.fgov.be/nl/binaries/NL-NACE-BEL%202008%20met%20toelicht…

FOD Financiën, 2013b. Octrooien.

http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/Intellectuele_Eigendom/Octrooi…

Görg H., & Strobl, E. 2007. The effect of R&D subsidies on private R&D. Economica, 74

(294): 215 – 234.

Griliches, Z. 1998. Patent Statistics as Economic Indicators: A Survey. Journal of Economic Literature, 28(4): 1661-1707.

Hussinger, K. 2008. R&D and subsidies at the firm level: an application of parametric

And semiparametric two-step selection models. Journal of Applied Econometrics, 23(6): 729-747.

Ientile, D., & Mairesse, J. 2009. A policy to boost R&D: Does the R&D tax credit work?, EIB Papers, 14(1): 144-169.

Jacobson, S., Oskarsson, C. & Philipson, J.1996. Indicators of technological activities –

comparing educational, patent and R&D statistics in the case of Sweden. Research Policy, 25(4): 573-585.

Jaumotte, F., & Pain, N. 2005a. From ideas to development: the determinants of R&D

And Patenting, Organisation for Economic Co-operation and Development,

Economics Department Working Papers: no. 457, ECO/WKP(2005)44: Organisation for Economic Co-operation and Development.

Jaumotte, F., & Pain, N. 2005b. An overview of public policies to support innovation, Organisation for Economic Co-operation and Development, Economics Department Working Papers: no. 456O, ECO/WKP(2005)43: Organisation for Economic Co-operation and Development.

Mansfield, E. 1986. Patents and innovation: an empirical study. Management Science,

32(2): 173-181.

Meeusen, W., &  Suetens, S. 2000. ‘Match-mismatch’ in de O&O‐bestedingen van

Vlaamse en Belgische bedrijven in termen van de evolutie van sectoriële

aandelen, IWT Observatorium, paper nr. 32, IWT, Brussel.

Mohnen, R. 1999. Tax incentives: issue and evidence. Cirano Scientific Series Montréal, 99s-32.

Nesta, L. & Patel, P. 2005. National patterns of technology accumulation: use of patent

statistics. In Glänzel, W., Moed, H.F., & Schmoch, U. (Eds), Handbook of Quantitive science and technology research: the use of publication and patent statistics in dusties of S&T systems: 531-551. Springer Netherlands.

OECD. 2002. Frascati Manual 2002: proposed standard practice for surveys on research

And experimental development, the measurement of scientific and technological activities. OECD Publishing.

OECD. 2004. Patents and innovation: trends and policy challenges. OECD publishing.

http://www.oecd.org/science/sci-tech/24508541.pdf

OECD. 2009. Patent Statistics Manual. OECD publishing.

http://browse.oecdbookshop.org/oecd/pdfs/free/9209021e.pdf

Ortega-Argilés, R., Potters, L., & Vivarelli, M. 2009. R&D and productivity: testing sectoral peculiarities using micro data, IPTS working paper on corporate R&D and innovation: 03/2009.

Van Tendeloo, B, & Vanstraelen, A. 2005. Earnings Management under German GAAP

Versus IFRS. European Accounting Review, 14(1): 155-180.

Walker, R. M. Jeanes, E., & Rowlands, R. 2002. Measuring innovation – applying the

literature-based innovation output indicator to public services. Public Administration, 80(1): 201-214.

Download scriptie (786.09 KB)
Universiteit of Hogeschool
Thomas More Hogeschool
Thesis jaar
2013